Besluit van 26 maart 1996 houdende regels inzake de veiligheid van verpakkingen onder druk (Warenwetbesluit drukverpakkingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 18 juli 1995, nr. DGVgz/VVP/P 951612, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;

Gelet op Richtlijn nr. 94/1/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 januari 1994, houdende technische aanpassing van richtlijn 75/324/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende aërosols (PbEG L 23), op de artikelen 1, vierde lid, 4, eerste lid, 6, onder d, 8, onder d, 11, 12, 13 en 14 van de Warenwet, op artikel II, eerste lid, van de Wijzigingswet 1988 Warenwet, alsmede op de artikelen 34, derde lid, 36, tweede lid, 37, 39, tweede, derde en vierde lid, en 60, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen;

Gezien het advies van de Adviescommissie Warenwet van 30 maart 1995, no. 14854/(32)5;

De Raad van State gehoord (advies van 17 januari 1996, nr. W13.95.0470);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 maart 1996, nr. DGVgz/VVP/P 96182, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

  • 1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. houder: een verpakking van metaal, glas of kunststof, die ervoor bestemd is om deel uit te maken van een aërosol;

    b. aërosol: een eenheid bestaande uit een éénmaal te gebruiken houder, die een samengeperst, vloeibaar gemaakt of onder druk opgelost gas bevat, al dan niet tezamen met een vloeistof, pasta of poeder, en die is voorzien van een uitlaatinrichting met behulp waarvan de inhoud naar buiten kan treden in de vorm van vaste of vloeibare, in een gas zwevende deeltjes, dan wel als schuim, vloeistof, pasta of poeder;

    c. totale capaciteit: het volume van een open houder die tot aan de rand van de opening is gevuld, uitgedrukt in milliliters;

    d. ontvlambare bestanddelen: stoffen of preparaten die krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten moeten worden ingedeeld in de categorieën zeer licht ontvlambaar, licht ontvlambaar en ontvlambaar;

    e. koolzuur: het kooldioxide (E290) zoals omschreven in het Conserveermiddelenbesluit (Warenwet);

    f. richtlijn: Richtlijn nr. 75/324/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 mei 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende aërosols (PbEG L 147).

  • 2. Dit besluit is niet van toepassing op aërosols met een totale capaciteit van de houder van minder dan 50 ml.

§ 2. Aërosols

Artikel 2

  • 1. Het is verboden houders of aërosols te verhandelen die niet voldoen aan de veiligheidseisen bij dit besluit gesteld.

  • 2. Het is verboden aërosols te verhandelen anders dan met inachtneming van de voorschriften bij dit besluit gesteld met betrekking tot het bezigen van vermeldingen of aanduidingen.

  • 3. Het is verboden koolzuur houdende drinkwaar te verhandelen anders dan in een verpakking die voldoet aan de veiligheidseisen bij of krachtens dit besluit gesteld.

Artikel 3

Een houder of een aërosol is zodanig samengesteld dat bij redelijkerwijs te verwachten gebruik en opslag onder normale omstandigheden, geen gevaar voor scheuren, uiteenspringen, beschadiging of spontane opening bestaat. Een houder of een aërosol voldoet hiertoe aan de desbetreffende voorschriften zoals deze neergelegd zijn in de bijlage bij de richtlijn.

Artikel 4

  • 1. Op een aërosol, verpakking daarvan of op een daarop bevestigd etiket wordt duidelijk zichtbaar, gemakkelijk leesbaar, onuitwisbaar en in de Nederlandse taal, vermeld:

    a. de naam en het adres danwel het gedeponeerde merk van diegene die binnen het gebied waarop het verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is die aërosol vervaardigt, aan een ander ter beschikking stelt of in dat gebied invoert, dan wel van diegene die in zijn hoedanigheid van binnen bovenbedoeld gebied gevestigd verkoper een ander een aërosol heeft laten vervaardigen;

    b. het volume van de vloeibare fase uitgedrukt in milliliter, vergezeld van een symbool van overeenstemming met de richtlijn, namelijk een aanduiding houdende een omgekeerde epsilon «3»;

    c. gegevens in code aan de hand waarvan de vulpartij kan worden geïdentificeerd;

    d. gevaarsaanduidingen dan wel veiligheidsaanbevelingen ter vermijding van de belangrijkste aan het gebruik en de opslag van de aërosol verbonden gevaren.

  • 2. Voor de in het eerste lid, onder d, bedoelde aanduidingen en aanbevelingen wordt gebruik gemaakt van de bijlage bij de richtlijn.

  • 3. In afwijking van het eerste lid mogen de in dat lid bedoelde vermeldingen en aanduidingen zijn aangebracht op een aan de aërosol gehecht label, indien de houder van de aërosol een totale capaciteit heeft van 150 ml of minder.

  • 4. Indien de persoon, bedoeld in het eerste lid, onder a, kan aantonen dat een aërosol, hoewel het ontvlambare bestanddelen bevat, in normale of redelijkerwijs voorzienbare gebruiksomstandigheden geen gevaar voor ontbranding oplevert, mag hij in plaats van de in het eerste lid, onder d, genoemde aanduidingen, het percentage ontvlambare bestanddelen vermelden als volgt: «Bevat «x» gewichtsprocent ontvlambare bestanddelen».

  • 5. Ten aanzien van het in het vierde lid gestelde wordt gebruik gemaakt van passende onderzoeken of proeven, zoals deze zijn neergelegd in de bijlage bij de richtlijn.

  • 6. Een afschrift van de in het vierde lid bedoelde onderzoeksgegevens wordt ter beschikking gehouden van de Hoofdinspecteur voor de Gezondheidsbescherming.

Artikel 5

Indien een aërosol bestemd is om te worden gebruikt in een laboratorium en tevens de nominale inhoud niet meer bedraagt dan één liter, mogen de in artikel 4, eerste en vierde lid, bedoelde aanduidingen in plaats van in de Nederlandse taal worden gesteld in de Franse, Duitse of Engelse.

Artikel 6

Op een aërosol, verpakking daarvan of op een daarop bevestigd etiket of op labels gehecht aan aërosols, worden vermeldingen en aanduidingen die verward kunnen worden met teken «3» (omgekeerde epsilon) zoals in artikel 4, eerste lid, onder b, bedoeld, niet gebezigd.

Artikel 7

Als methoden van onderzoek welke bij uitsluiting beslissend zijn voor de vaststelling of met betrekking tot houders of aërosols is voldaan aan artikel 3, worden aangewezen de onderzoeksmethoden, opgenomen in de bijlage bij de richtlijn.

§ 3. Frisdrankflessen

Artikel 8

  • 1. Een verpakking die een koolzuur houdende drinkwaar als bedoeld in het Warenwetbesluit Frisdranken bevat dan wel daarvoor is bestemd, moet:

    a. zodanig zijn voor wat betreft aard en samenstelling en andere eigenschappen van materiaal, vorm, afmetingen, gewicht, volume en barstdruk,

    b. indien zij waar als bedoeld in de aanhef bevat, voor wat betreft kopruimte en inwendige druk op zodanige wijze worden afgevuld,

    c. in een zodanige staat verkeren, dat bij normaal gebruik geen gevaar voor uiteenspringen bestaat.

  • 2. Onze Minister kan ten aanzien van het eerste lid nadere regelen stellen.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 9

Het Aërosolenbesluit (Warenwet) wordt ingetrokken.

Artikel 10

1. In het >Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten1 wordt in artikel 2, derde lid, en artikel 7, tweede lid, de zinsnede «het Aërosolenbesluit (Warenwet) (Stb. 1978, 116)» vervangen door «het Warenwetbesluit drukverpakkingen».

2. In de nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten wordt in artikel 13, tweede lid, onder a, de zinsnede «het Aërosolenbesluit (Warenwet) (Stb. 1980, 256)» vervangen door «het Warenwetbesluit drukverpakkingen».

Artikel 11

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 4, vijfde lid dat in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 2. Bestrijdingsmiddelen in de vorm van aërosols, die vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit voor het eerst zijn verhandeld, mogen nog tot 24 maanden na die inwerkingtreding worden verhandeld.

  • 3. Een wijziging van de bijlage bij de richtlijn, voor de toepassing van de artikelen 3, 4, tweede en vijfde lid, en 7, maakt Onze Minister bekend in de Staatscourant; hij vermeldt daarbij met ingang van welke datum de wijziging moet worden toegepast.

Artikel 12

Dit besluit wordt aangehaald als: Warenwetbesluit drukverpakkingen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 26 maart 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Uitgegeven de negende mei 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

De Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft op 6 januari 1994 de richtlijn 94/1/EG vastgesteld die een eerste aanpassing inhoudt van de richtlijn nr. 75/324/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 mei 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende aërosols (PbEG L 23). Gelet op het verstrijken van de implementatietermijn van de richtlijn werd gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op grond van artikel 15 van de Warenwet een voorlopige regeling te treffen (Warenwetregeling ontvlambaarheid aërosolen). Een herziening van het Aërosolenbesluit was op dat moment, gezien deze korte termijn, niet mogelijk. Met dit besluit wordt een definitieve implementatie uitgevoerd, alsmede een herstructurering van bestaande regelgeving naar aanleiding van de herziening van de Warenwet.

2. Herziene Warenwet

De totstandkoming van de geheel herziene Warenwet in 1988 vormde de aanleiding om tot een herziening van bestaande uitvoeringsbesluiten op basis van de «oude» Warenwet te komen. Weliswaar blijven bedoelde uitvoeringsbesluiten door het in beginsel in tijd ongelimiteerde overgangsrecht van kracht, maar nopen bepaalde bepalingen van de herziene Warenwet tot aanpassing van de bestaande uitvoeringsbesluiten.

Deze bepalingen betreffen onder meer de zich rechtstreeks tot de justitiabelen richtende verboden en de relatie van deze verbodsbepalingen met op de Warenwet gebaseerde uitvoeringsbesluiten, het in beginsel niet langer meer voor de handel bestemd dienen te zijn van waren en het loslaten van de strikte koppeling tussen de waar en de voor deze waar in uitvoeringsbesluiten voorgeschreven aanduidingen en vermeldingen waardoor thans ook reclame onder de werking van de wet valt.

Voorts kent de herziene Warenwet een nieuwe verbodsbepalingsconstructie inzake de in uitvoeringsbesluiten neergelegde eisen waaraan waren dienen te voldoen: het verbod van bijvoorbeeld het verhandelen van waren die niet voldoen aan bedoelde eisen, dient nu in het uitvoeringsbesluit zelf te worden opgenomen. Voorheen was een dergelijk verbod neergelegd in een op de Warenwet gebaseerde gemeentelijke verordening.

Door middel van het genoemde overgangsrecht behorende bij de herziene Warenwet, grijpen voornoemde nieuwe elementen in beginsel in op de werking van reeds bestaande uitvoeringsbesluiten. Een en ander komt de inzichtelijkheid van de besluiten onder andere ten aanzien van hun huidige reikwijdte, die in sommige gevallen is gewijzigd ten gevolge van het overgangsrecht, niet ten goede. Een herstructurering van dergelijke besluiten door ze op te laten gaan in uitvoeringsbesluiten op basis van de herziene Warenwet, is derhalve om redenen ondermeer de herkenbaarheid en duidelijkheid van wettelijke regelingen, wenselijk. Tevens kunnen deze besluiten in het kader van een dergelijke herstructurering worden getoetst op dereguleringsaspecten en worden doorgelicht op europeesrechtelijke ontwikkelingen.

3. Actieprogramma Warenwet

In het aan de Adviescommissie Warenwet namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegde Actieprogramma Nieuwe Warenwet nr. DGVgz/VVP/682885 van december 1988, wordt aangegeven hoe en met welke prioriteiten de herziene Warenwet zal worden gehanteerd met betrekking tot het totstandbrengen van uitvoeringsbesluiten.

De zojuist beschreven relatie van de herziene Warenwet tot bestaande uitvoeringsbesluiten en de hiermee samenhangende wenselijkheid om tot herinrichting van bestaande uitvoeringsbesluiten te komen, heeft in het Actieprogramma geleid tot het noemen van een aantal bestaande besluiten welke voor een dergelijke herinrichting in aanmerking komen, waaronder het Aërosolenbesluit (Warenwet) en het Frisdranken- en siropenbesluit (Warenwet). In dit verband zij tevens opgemerkt dat in het Actieprogramma prioriteit wordt toegekend aan de totstandbrenging van horizontaal werkende uitvoeringsbesluiten, d.w.z. besluiten die betrekking hebben op één gemeenschappelijk aspect van meerdere produktgroepen in plaats van zich te beperken tot de regeling (van meerdere aspecten) van één specifieke produktgroep (verticale werking).

4. Reikwijdte besluit

Het besluit heeft betrekking op de risico's die mogelijk verbonden zijn aan het gebruik van aërosols en verpakkingen van koolzuurhoudende dranken. In dit verband kan onder meer gedacht worden aan het voldoende drukbestendig zijn van verpakkingen opdat zij niet uiteenspringen. Voorts dient de gebruiker gewaarschuwd te worden voor eventuele gevaren voortvloeiend uit de vulling van een drukverpakking, met name ontvlambare bestanddelen. Overige waarschuwingen volgen uit het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten en de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten op grond van de Wet milieugevaarlijke stoffen en voor bestrijdingsmiddelen in aërosolverpakkingen uit de Regeling samenstelling, indeling, verpakking en etikettering bestrijdingsmiddelen op grond van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962. Dit betekent dus dat bestrijdingsmiddelen in aërosolverpakking zowel aan de eisen van het onderhavige besluit als aan de eisen gesteld in de Regeling samenstelling, indeling, verpakking en etikettering bestrijdingsmiddelen van de Bestrijdingsmiddelenwet dienen te voldoen. Enerzijds gaat het dus om eisen ten aanzien van de bijzondere verpakkingsvorm, anderzijds om eisen ten aanzien van de intrinsieke eigenschappen van de inhoud van een aërosol.

5. Advies van de Adviescommissie Warenwet

Het advies van de Adviescommissie Warenwet was enerzijds principieel van aard en anderzijds inhoudelijk. Met de inhoudelijke opmerkingen is in de betreffende artikelen rekening gehouden. Het principiële commentaar richtte zich met name op het bij elkaar voegen van een tweetal zaken, die tot nu toe in verschillende Warenwetbesluiten waren geregeld, namelijk het Aërosolenbesluit en een onderdeel van het Frisdranken- en siropenbesluit. De commissie was van mening dat een samenvoeging geen goede keus is, daar het hier om twee geheel verschillende soorten verpakkingen gaat. Deze visie wordt niet gedeeld. Het gaat immers in dit besluit nadrukkelijk om produktveiligheidseisen aan verpakkingen onder druk. Zo zijn bijvoorbeeld de produktveiligheidseisen van slagroomspuitbussen ook niet in een apart besluit geregeld, maar gelden hiervoor de eisen ten aanzien van aërosols. Voor de duidelijkheid is het besluit echter wel gesplitst in paragrafen, waarvan één handelende over aërosols en één handelende over frisdrankflessen.

6. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat de definities van aërosol en houder als zijnde de functionele verpakking van een aërosol. Een onderscheid dat noodzakelijk is, gezien het feit dat de meeste technische beproevingen aan een houder plaatsvinden.

In de omschrijving van het begrip richtlijn is een dynamische verwijzing opgenomen naar toekomstige aanpassingen van de bijlage bij de richtlijn. Dat wil zeggen dat een technische aanpassing van de bijlage automatisch van kracht wordt in het kader van dit besluit. Om kenbaarheidsredenen wordt in artikel 11 bepaald dat wijzigingen van de bijlage van de richtlijn worden bekendgemaakt in de Staatscourant met een inwerkingstredingsdatum.

Tevens wordt in dit artikel de reikwijdte van het besluit aangegeven.

Artikel 2

Dit artikel omvat de verbodsbepalingen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in veiligheids- en etiketteringseisen. Eisen ten aanzien van de veiligheid gelden zowel voor aërosols als voor houders. Eisen ten aanzien van de etikettering gelden voor aërosols zoals deze uiteindelijk op de markt zullen komen.

Artikel 3

In dit artikel worden met een algemene bepaling eisen gesteld aan de veiligheid van het produkt. Ten einde aan deze eisen te kunnen voldoen wordt verwezen naar voorschriften in de bijlagen bij de richtlijn. Deze voorschriften waren voordien opgenomen in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, van Landbouw en Visserij en de Staatssecretaris van Economische Zaken ter uitvoering van artikel 5 van het Aërosolenbesluit (Warenwet) (20 april 1978/nr. 194884) (Stcrt. 88).

Artikel 4

Artikel 4 geeft aan welke aanduidingen op de aërosol, een daarop bevestigd etiket en op de verpakking moeten zijn weergegeven. Ook hier wordt voor specifieke aanduidingen verwezen naar de bijlage bij de richtlijn. In § 2.3 van die bijlage zijn de aangepaste etiketteringsvoorschriften opgenomen voor aërosols die ontvlambare bestanddelen bevatten. Door de aanpassing van de indelingscriteria komen meer aërosols voor etikettering met betrekking tot brandgevaarlijke aspecten in aanmerking. Echter indien de procudent of importeur op basis van proeven of passende onderzoeken kan aantonen dat een aërosol, hoewel deze ontvlambare bestanddelen bevat, geen gevaar voor ontbranding oplevert, mag in plaats van de in het eerste lid, onder d, genoemde aanduidingen, volstaan worden met het getalsmatig vermelden van het percentage ontvlambare bestanddelen. Het vierde lid van artikel 4 voorzien in deze mogelijkheid. De bedoelde passende onderzoeken of proeven zijn te vinden in de bijlage bij de richtlijn. Met «Volume van de vloeibare fase» (eerste lid, onder b) is bedoeld met nettovolume.

Artikel 5

In dit artikel wordt, voor gebruik van aërosolen in een specifieke omgeving (laboratorium), gesteld dat in afwijking van artikel 4, eerste en vierde lid, de aanduidingen in een andere taal dan de Nederlandse aangebracht mogen worden. Op deze wijze wordt de manier van aanduiden meer in overeenstemming gebracht met het geregelde terzake bij gevaarlijke stoffen en preparaten op grond van de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten van de Wet milieugevaarlijke stoffen.

Artikel 7

In artikel 7 worden de onderzoeksmethoden aangewezen welke gebruikt dienen te worden om te onderzoeken of een aërosol aan de in artikel 3 bedoelde veiligheidseisen voldoet. Ook hier wordt verwezen naar de bijlage van de richtlijn. Voordien waren deze onderzoeksmethoden in de Beschikking onderzoekingsmethoden aërosolen neergelegd.

Artikel 8

In dit artikel worden de veiligheidseisen gesteld ten aanzien van de verpakking van frisdrankflessen, die feitelijk ook drukverpakkingen zijn. Deze bepalingen vervangen de bepaling in artikel 18 van het Frisdranken- en siropenbesluit (Warenwet). In het eerste lid staat de eis dat verpakkingen van frisdrank-flessen zodanig samengesteld zijn en op een zodanige manier zijn afgevuld voor wat betreft kopruimte en inwendige druk, dat bij normaal gebruik geen gevaar voor uiteenspringen bestaat.

Ingevolge het tweede lid kan de minister nadere regelen stellen ten aanzien van de technische eisen waaraan een frisdrank-fles dient te voldoen opdat voornoemd gevaar niet bestaat. Bij het vaststellen van deze eisen zal de minister de Adviescommissie Warenwet raadplegen. Deze eisen worden neergelegd in de Warenwetregeling Sterkte-eisen frisdrankflessen, ter vervanging van de huidige regeling, het Besluit Sterkte-eisen frisdrankflessen (Warenwet).

Artikel 11

In dit artikel is een uitverkooptermijn van 24 maanden opgenomen voor bestrijdingsmiddelen in de vorm van aërosols. In het Aërosolenbesluit werd ten aanzien van de etikettering van bestrijdingsmiddelen in de vorm van aërosols aangegeven dat een en ander bij de uitvoering van de Bestrijdingsmiddelenwet gerealiseerd zou worden. In de Bestrijdingsmiddelenwet zijn echter geen etiketteringsvoorschriften voor dit soort toepassingen opgenomen. Deze onvolkomenheid is bij deze rechtgezet.

Voorts wordt in dit artikel bepaald dat, bij het uitblijven van een publikatie van de Europese Commissie van de passende onderzoeksmethoden die gebruikt moeten worden om aan te tonen dat een aërosol, hoewel het ontvlambare bestanddelen bevat, in normale of redelijkerwijs voorzienbare gebruiksomstandigheden geen gevaar voor ontbranding oplevert, de inwerkingtreding van artikel 4, vijfde lid, bij koninklijk besluit wordt vastgesteld.

7. Transponeringstabel

Richtlijn 75/324/EEGAërosolenbesluitWarenwetbesluit
  drukverpakkingen
art. 1 art. 1, tweede lid
art. 2art. 1, onderdeel aart. 1, eerste lid, onderdeel b
art. 3art. 6, eerste lid, onderdeel bart. 4, eerste lid, onderdeel b
art. 8, eerste lid, onderdeel aart. 6, eerste lid, onderdeel aart. 4, eerste lid, onderdeel a
art. 8, eerste lid, onderdeel bart. 6, eerste lid, onderdeel bart. 4, eerste lid, onderdeel b
art. 8, eerste lid, onderdeel cart. 6, eerste lid, onderdeel cart. 4, eerste lid, onderdeel c
art. 8, eerste lid, onderdeel dart. 6, tweede lid, derde lid, vierde lidart. 4, eerste lid, onderdeel d
  art. 4, tweede lid
art. 8, eerste lid, onderdeel eart. 6, eerste lid, onderdeel bart. 4, eerste lid, onderdeel b
art. 8, tweede lidart. 6, zevende lidart. 4, eerste lid
art. 9art. 7art. 6

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra


XNoot
1

Stb. 1987, 516, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 april 1994, Stb.287.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 juni 1996, nr. 109.

Naar boven