Besluit van 16 april 1996, houdende aanwijzing van de zaken, bedoeld in artikel VI, tweede lid, van de Wet van 26 februari 1996 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en andere wetten in verband met de opheffing van de functie van verkeersschout (Stb. 155), en aanpassing van lagere regelgeving aan die wet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 5 januari 1996, Directie Wetgeving, nr. 532577/95/6;

Gelet op artikel VI, tweede lid, van de Wet van 26 februari 1996 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en andere wetten in verband met de opheffing van de functie van verkeersschout (Stb. 155);

De Raad van State gehoord (advies van 26 februari 1996; no. W03.96.0013);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 10 april 1996, Directie Wetgeving, nr. 549036/96/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De in artikel VI, tweede lid, van de Wet van 26 februari 1996 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en andere wetten in verband met de opheffing van de functie van verkeersschout (Stb. 155) bedoelde zaken zijn zaken die uitsluitend betreffen feiten die bij of krachtens de Wegenverkeerswet, de Wegenverkeerswet 1994, de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, artikel 80 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 – voor zover het in gemeentelijke verordeningen strafbaar gesteld gebruik door motorrijtuigen van een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 betreft –, de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993, artikel 92 van de Wet Personenvervoer, of de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften zijn strafbaar gesteld, en andere zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

Artikel 2

>Reglement I1 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1, eerste lid, onder b, ten 3°, vervalt «en de verkeersschouten».

B

In artikel 6, eerste lid, wordt «, de substituut-officieren van justitie en de verkeersschouten» vervangen door: en de substituut-officieren van justitie.

Artikel 3

Reglement II2 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervalt «en de verkeersschouten».

B

In artikel 9 vervalt «, de verkeersschouten».

C

In artikel 16 vervalt «, de verkeersschouten».

D

In artikel 24 vervalt «en de verkeersschouten».

Artikel 4

Het Besluit opleiding verkeersschouten wordt ingetrokken.

Artikel 5

In artikel 5, tweede lid, van de bijlage bij het besluit van de Minister van Justitie van 23 mei 1990 (Stcrt. 107) vervalt onderdeel h, onder verlettering van de onderdelen i en j tot: h en i.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 26 februari 1996 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en andere wetten in verband met de opheffing van de functie van verkeersschout (Stb. 155) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst

histnoot

Amsterdam, 16 april 1996

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de vijfentwintigste april 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Deze algemene maatregel van bestuur hangt samen met de Wet van 26 februari 1996 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en andere wetten in verband met de opheffing van de functie van verkeersschout (Stb. 155) (hierna: de Wet) en dient twee doelen. Ten eerste worden, in artikel 1, de in artikel VI, tweede lid, van de Wet bedoelde zaken aangewezen, dat wil zeggen de zaken waartoe de bevoegdheid van de voormalige verkeersschouten beperkt zal zijn. Ten tweede (artikelen 2 tot en met 5) dient deze algemene maatregel van bestuur tot aanpassing aan de Wet van lagere regelgeving. De artikelen 1 en 4 zullen hieronder nader worden toegelicht. De overige artikelen spreken voor zich.

2. Artikelsgewijs

Artikel 1

In artikel VI, tweede lid, van de Wet is bepaald dat de overeenkomstig het eerste lid van dat artikel benoemde substituut-officieren van justitie, in afwijking van artikel 4 in samenhang met de artikelen 3, eerste lid, en 59c van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), uitsluitend bevoegd zijn in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen zaken. Die zaken worden in artikel 1 aangewezen.

In de memorie van toelichting bij het tot de Wet leidende wetsvoorstel 24 055 (Kamerstukken II, 1994/95, 24 055, nr. 3) is uiteengezet, dat de bevoegdheid van de voormalige verkeersschouten, die van rechtswege tot substituut-officier van justitie worden benoemd, zich zal uitstrekken tot de zaken, bedoeld in artikel 59g RO, met een uitbreiding in de geest van het – ingetrokken – voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie met betrekking tot de bevoegdheid van de verkeersschout (Kamerstukken II 1987/88, 20 300).

Die uitbreiding krijgt gestalte in artikel 1 van het onderhavige besluit, dat is geënt op artikel 59g RO, waarin de bevoegdheid van de verkeersschouten was omschreven. In de eerste plaats wordt de bevoegdheid uitgebreid met verkeersmisdrijven, doordat de beperking van artikel 59g, eerste lid, RO tot overtredingen niet is overgenomen. In de tweede plaats wordt de bevoegdheid aangevuld met verkeersdelicten, strafbaar gesteld in andere dan de in artikel 59g, eerste lid, RO genoemde wetten.

Concreet betekent dit dat de voormalige verkeersschouten, behalve met betrekking tot feiten (nu met inbegrip van misdrijven) strafbaar gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet, de Wegenverkeerswet 1994, de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen of de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, nu ook de bevoegdheden van een officier van justitie kunnen uitoefenen met betrekking tot feiten (met inbegrip van misdrijven) strafbaar gesteld bij of krachtens artikel 80 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 – voor zover het in gemeentelijke verordeningen strafbaar gesteld gebruik door motorrijtuigen van een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 betreft –, de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 of artikel 92 van de Wet Personenvervoer. De bevoegdheden in andere zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, zoals de behandeling van bezwaar en beroep, blijven ongewijzigd.

Artikel 4

De intrekking van het Besluit opleiding verkeersschouten brengt automatisch het vervallen van het daarop gebaseerde Opleidings- en examenreglement verkeersschouten mee.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1911, 147, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 september 1994, Stb. 697.

XNoot
2

Stb. 1960, 83, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 september 1994, Stb. 697.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 14 mei 1996, nr. 92.

Naar boven