Wet van 20 maart 1996 tot wijziging van de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps en de Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960 (reparatie samenloopregelingen pensioenen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enkele wijzigingen in de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps en de Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960 aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De >Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8 wordt de zinsnede «worden bij algemene maatregel van bestuur regelen vastgesteld betreffende een daarmede overeenkomende wijziging van de aanpassingstoeslag» vervangen door: worden met ingang van de datum van wijziging van bedoelde pensioenen bij ministeriële regeling regelen vastgesteld betreffende een daarmee overeenkomende wijziging van de aanpassingstoeslag.

B

Artikel 9, onderdeel c, wordt vervangen door:

c. algemeen ouderdomspensioen: een bruto ouderdomspensioen als bedoeld in de Algemene Ouderdomswet met inbegrip van de daarbij behorende vakantie-uitkering voorzover deze niet behoren tot de overlijdensuitkering krachtens die wet.

C

Na artikel 9 wordt een nieuw artikel 9a ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

Voor de toepassing van deze wet wordt onder het algemeen ouderdomspensioen van een rechthebbende die de 65-jarige leeftijd reeds heeft bereikt mede begrepen het algemeen ouderdomspensioen waarop zijn echtgenoot recht heeft, tenzij het echtpaar duurzaam gescheiden leeft.

D

In artikel 10, onderdeel c, worden de woorden «ouderdomspensioen» vervangen door: «algemeen ouderdomspensioen» en wordt de zinsnede «bij of krachtens artikel 35 van de Algemene Ouderdomswet» vervangen door: op grond van de Algemene Ouderdomswet.

E

Het opschrift van het tweede hoofdstuk komt te luiden:

Samenloop van pensioen met algemeen ouderdomspensioen.

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

A. In het eerste lid wordt het woord «ouderdomspensioen» vervangen door: algemeen ouderdomspensioen.

B. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De beperking wordt gesteld op een bedrag gelijk aan het bedrag van het algemeen ouderdomspensioen dat geacht kan worden betrekking te hebben op het tijdvak, gedurende hetwelk wordt geacht te zijn vervuld diensttijd, waarnaar een pensioen wordt geacht te zijn berekend, met dien verstande, dat:

    a. indien een gehuwde vrouw die niet duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot aanspraak heeft op een eigen pensioen, wordt uitgegaan van het algemeen ouderdomspensioen voor een ongehuwde, dan wel van het algemeen ouderdomspensioen voor een gehuwde als dit laatste pensioen minder bedraagt;

    b. indien het algemeen ouderdomspensioen is toegekend aan een ongehuwde die een kind heeft jonger dan 18 jaar, dat niet als eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind tot het huishouden van een ander behoort en voor wie op grond van de Kinderbijslagwet kinderbijslag is ontvangen, wordt uitgegaan van een algemeen ouderdomspensioen van een ongehuwde pensioengerechtigde;

    c. de overlijdensuitkering die op grond van de Algemene Ouderdomswet is uitbetaald, buiten beschouwing wordt gelaten.

F

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd.

A. In het eerste, tweede en derde lid, wordt het woord «ouderdomspensioen» vervangen door: algemeen ouderdomspensioen.

B. Na het vierde lid wordt een nieuw vijfde lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Op aanvraag van degene die aantoont dat aanspraak bestaat op een of meer pensioenen of andere pensioenen toekomende aan de echtgenoot wordt dit artikel overeenkomstig toegepast, zulks met ingang van de dag waarop bedoelde omstandigheid is opgetreden, doch niet eerder dan een jaar voor de eerste dag van de maand waarin de desbetreffende aanvraag werd ingediend. De aanvraag moet worden gericht tot de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen.

G

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd.

A. In het eerste en vijfde lid wordt het woord «ouderdomspensioen» vervangen door: algemeen ouderdomspensioen.

B. Na het vijfde lid wordt een nieuw zesde lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Het eerste tot en met het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing indien uit hoofde van aanspraak op algemeen ouderdomspensioen een vermindering plaatsvindt van een andere pensioenuitkering toekomend aan de echtgenoot van degene voor wie aanspraak bestaat of geacht wordt te bestaan op pensioen.

H

Artikel 21, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Indien een betrokkene een algemeen ouderdomspensioen, een algemeen weduwenpensioen of een algemeen wezenpensioen gaat genieten, of indien in het bedrag daarvan een wijziging wordt aangebracht op grond van persoonlijke omstandigheden van hemzelf, zijn echtgenoot of zijn kinderen, dan wel het genot van een algemeen weduwenpensioen of een algemeen wezenpensioen eindigt, is hij gehouden hiervan onverwijld kennis te geven aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

I

In artikel 22 wordt het woord «ouderdomspensioen» vervangen door: algemeen ouderdomspensioen.

J

In artikel 23 wordt het woord «ouderdomspensioen» vervangen door: algemeen ouderdomspensioen.

K

In artikel 24, eerste en derde lid, wordt het woord «ouderdomspensioen» vervangen door: algemeen ouderdomspensioen.

L

Artikel 26a komt te luiden:

Artikel 26a

  • 1. Indien terzake van het genot van een eigen pensioen, toegekend met toepassing van artikel 8, eerste lid, sub IV of V van het pensioenreglement, een weduwenpensioen of een wezenonderstand premie wordt geheven krachtens de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet, wordt aan de rechthebbende daarvoor een vergoeding verleend.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding wordt voor de periode 1 januari 1986 tot 1 januari 1990 vastgesteld op het bedrag van de premie die ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet wordt geheven over de som van het eigen pensioen, weduwenpensioen of wezenonderstand en de vergoeding.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde vergoeding bedraagt vanaf 1 januari 1990, 13,636% van het betaalbaar bedrag van het pensioen (Onder betaalbaar bedrag wordt verstaan het bruto pensioen dat niet verminderd is met de belastingvrije som). Bij elke wijziging van het inhoudingspercentage dient het vergoedingspercentage steeds te worden aangepast door middel van vermenigvuldiging met een breuk waarvan de teller het nieuwe inhoudingspercentage is en de noemer 15,55 is.

  • 4. Indien terzake van het genot van een eigen pensioen, niet toegekend met toepassing van artikel 8, eerste lid, sub IV of V van het pensioenreglement, premie wordt geheven krachtens de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet is het bepaalde in het vorige lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de vergoeding wordt vastgesteld op 69,6% van de bedoelde premie.

  • 5. De vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van personen, aan wie vrijstelling van premie-betaling ingevolge de Algemene Ouderdomswet of ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet is verleend.

ARTIKEL II

De Samenloopregeling Indonesische pensioenen 19602 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. «algemeen ouderdomspensioen»: een bruto ouderdomspensioen als bedoeld in de Algemene Ouderdomswet met inbegrip van de daarbij behorende vakantie-uitkering voorzover deze niet behoren tot de overlijdensuitkering krachtens die wet.

B

Na artikel 1 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Voor de toepassing van deze wet wordt onder het algemeen ouderdomspensioen van een gewezen overheidsdienaar die de 65-jarige leeftijd reeds heeft bereikt mede begrepen het algemeen ouderdomspensioen waarop zijn echtgenoot recht heeft, tenzij het echtpaar duurzaam gescheiden leeft.

C

In artikel 2, vijfde lid, wordt de zinsnede «bij of krachtens artikel 35 van de Algemene Ouderdomswet» vervangen door: op grond van de Algemene Ouderdomswet.

D

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. Indien een tijdvak waarop het algemeen ouderdomspensioen moet worden geacht betrekking te hebben geheel of gedeeltelijk samenvalt met een tijdvak gedurende hetwelk wordt geacht te zijn vervuld diensttijd, waarnaar een of meer aan betrokkene toekomende pensioenen worden geacht te zijn berekend, wordt over iedere maand gedurende welke betrokkene aanspraak heeft op algemeen ouderdomspensioen en op een of meer pensioenen de uitbetaling van het pensioen of de pensioenen beperkt. Een weduwenpensioen wordt niet beperkt over de maand waarin het overlijden heeft plaatsgevonden van de gewezen overheidsdienaar aan wiens overlijden het recht op weduwenpensioen wordt ontleend indien deze in het genot was van enige pensioenuitkering waarop een beperking werd toegepast en die niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenoot.

  • 2. Indien een gehuwde vrouw die niet duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot aanspraak heeft op eigen pensioen, wordt met ingang van de maand waarin zij de leeftijd van 65 jaren bereikt voor de toepassing van deze wet de diensttijd waarnaar dat pensioen moet worden geacht te zijn berekend slechts in aanmerking genomen, voorzover deze niet samenvalt met diensttijd waarnaar een aan de echtgenoot toekomend pensioen of toekomende andere uit hoofde van aanspraak op algemeen ouderdomspensioen verminderde pensioenuitkering moet worden geacht te zijn berekend.

  • 3. Het voorgaande lid vindt slechts toepassing op aanvraag van degene die aantoont dat aan de echtgenoot een pensioen of enig andere pensioenuitkering is toegekend die uit hoofde van zijn aanspraak op algemeen ouderdomspensioen wordt verminderd, waarbij de vermindering van de beperking ingaat op de dag waarop de bedoelde omstandigheid is opgetreden, doch uiterlijk een jaar voor de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend.

E

Aan het eind van artikel 4, eerste lid, wordt de punt vervangen door een komma en wordt de zinsnede toegevoegd: dan wel het algemeen ouderdomspensioen van een gehuwde als dit pensioen minder bedraagt.

F

Aan artikel 4a, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. Het recht op een algemeen ouderdomspensioen dat bestond op de dag waarop de rechthebbende is overleden, wordt geacht voort te duren tot en met de laatste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvond.

G

Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Ten aanzien van de vaststelling van het tijdvak gedurende hetwelk wordt geacht te zijn vervuld diensttijd ter zake waarvan een andere pensioenuitkering als bedoeld in het eerste lid is toegekend, is het bepaalde in artikel 2 van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat indien de andere pensioenuitkering een naar diensttijd berekend weduwenpensioen is, deze diensttijd wordt geacht te zijn berekend als voor degene aan wiens overlijden het recht op pensioen wordt ontleend. Indien voorts de andere pensioenuitkering niet of niet uitsluitend is berekend naar diensttijd, wordt deze geacht te zijn berekend naar een diensttijd die zich verhoudt tot 40 jaren, zoals het bedrag van die pensioenuitkering zich verhoudt tot het bedrag van die uitkering, indien het zou zijn berekend naar een diensttijd van 40 jaren.

2. Toegevoegd worden twee leden, luidende:

  • 6. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing indien uit hoofde van aanspraak op algemeen ouderdomspensioen een vermindering plaatsvindt van enig pensioen of enige pensioenuitkering van de echtgenoot van de gewezen overheidsdienaar.

  • 7. Behoudens artikel 3, tweede lid, zijn het eerste tot en met het vierde lid van overeenkomstige toepassing indien uit hoofde van aanspraak op algemeen ouderdomspensioen een vermindering plaatsvindt van enige pensioenuitkering als bedoeld in het eerste lid van de echtgenoot van de gewezen overheidsdienaar.

H

In artikel 6, eerste lid, wordt het woord «ouderdomspensioen» vervangen door: algemeen ouderdomspensioen.

I

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

De zinsnede «met ingang van de datum waarop de wijziging van bedoelde pensioenen ingaat», vervalt.

J

Artikel 22a, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Indien een rechthebbende op pensioen, weduwenpensioen of wezenonderstand een algemeen pensioen gaat genieten dan wel het genot van een algemeen pensioen of tijdelijke uitkering eindigt, of indien in het bedrag van het algemeen pensioen een wijziging wordt aangebracht op grond van persoonlijke omstandigheden van hemzelf, zijn echtgenoot of zijn kinderen, is hij gehouden hiervan onverwijld kennis te geven aan het lichaam dat het pensioen, het weduwenpensioen of de wezenonderstand uitkeert.

K

Artikel 23 komt te luiden:

Artikel 23

Indien een algemeen ouderdomspensioen, een algemeen weduwenpensioen of een algemeen wezenpensioen wordt toegekend of herzien over een tijdvak waarover reeds een pensioen, een weduwenpensioen of een wezenonderstand werd uitbetaald, kan de Sociale Verzekeringsbank hetgeen teveel werd genoten ten behoeve van het lichaam dat laatstgenoemde uitkeringen heeft betaald, inhouden op het desbetreffende algemeen pensioen voor zover dat betrekking heeft op evengenoemd tijdvak.

L

In artikel 25, zesde lid, wordt het woord «ouderdomspensioen» vervangen door: algemeen ouderdomspensioen.

M

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

A. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

Met inachtneming van de bepalingen van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet zoals die luidden op de tijdstippen genoemd in dit artikel wordt ter uitvoering van deze wet:

B. Onderdeel a van het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor het eerste woord van onderdeel a wordt ingevoegd: tot de datum van 1 april 1985.

2. Onder verlettering van de onderdelen b en c tot c en d, wordt een nieuw onderdeel b ingevoegd, luidende:

b. Vanaf 1 april 1985 voor de groepen, genoemd in artikel 9 van de Algemene Ouderdomswet, het in de beperking te betrekken bedrag van het algemeen ouderdomspensioen gesteld op het volle algemeen ouderdomspensioen en vanaf de datum van 1 januari 1987 respectievelijk 1 april 1988 voor de groep, genoemd in artikel 9a, respectievelijk artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene Ouderdomswet, het in de beperking te betrekken bedrag van het algemeen ouderdomspensioen gesteld op het volle algemeen ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, met dien verstande, dat het algemeen ouderdomspensioen dat krachtens artikel 18 van de Algemene Ouderdomswet is uitbetaald buiten beschouwing wordt gelaten.

N

Artikel 27 komt te luiden:

Artikel 27

  • 1. Indien terzake van het genot van een wegens afkeuring voor de dienst in Indonesië toegekend pensioen, een weduwenpensioen of een wezenonderstand, premie wordt geheven krachtens de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet, wordt aan de rechthebbende daarvoor een vergoeding verleend.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding wordt voor de periode 1 januari 1986 tot 1 januari 1990 vastgesteld op het bedrag van de premie die ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet wordt geheven over de som van het eigen pensioen, weduwenpensioen of wezenonderstand en de vergoeding.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde vergoeding bedraagt vanaf 1 januari 1990, 13,636% van het betaalbaar bedrag van het pensioen. Bij elke wijziging van het inhoudingspercentage dient het vergoedingspercentage steeds te worden aangepast door middel van vermenigvuldiging met een breuk waarvan de teller het nieuwe inhoudingspercentage is en de noemer 15,55 is.

  • 4. Voor zover terzake van het genot van een aan een gewezen overheidsdienaar toekomend, niet wegens afkeuring voor de dienst in Indonesië toegekend pensioen, premie wordt geheven krachtens de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet is het bepaalde in het vorige lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat de vergoeding wordt vastgesteld op 69,6% van de bedoelde premie.

  • 5. De vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van personen aan wie vrijstelling van premie-betaling ingevolge de Algemene Ouderdomswet of ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet is verleend.

O

Artikel 31 vervalt.

ARTIKEL III SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

  • 1. Artikel I, onderdeel C, en artikel II, onderdeel B, zijn niet van toepassing op diegenen die op grond van de overgangsbepalingen van de Wet van 6 november 1986, houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 563), het recht behouden op het algemeen ouderdomspensioen voor een ongehuwde.

  • 2. De Wet van 25 april 1985, houdende aanpassing van de overheidspensioenregelingen aan de invoering van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de Algemene Ouderdomswet, wordt ingetrokken.

  • 3. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst met dien verstande dat:

    a. artikel I, onderdeel B, en artikel II, onderdeel A, terugwerken tot en met 1 januari 1985, waarbij over de periode 1 januari 1985 tot 1 april 1988 als algemeen ouderdomspensioen tevens wordt aangemerkt het bruto ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9a van de Algemene Ouderdomswet zoals van toepassing over genoemde periode;

    b. artikel I, onderdelen C en E, voor zover betrekking hebbend op artikel 11, tweede lid, Wet Apb, onderdeel F, voor zover betrekking hebbend op artikel 14, vijfde lid, van vorenbedoelde wet, en onderdeel G, voor zover betrekking hebbend op artikel 15, zesde lid, van vorenbedoelde wet, en artikel II, onderdelen B, D, F en G, terugwerken tot en met 1 januari 1985;

    c. artikel I, onderdeel L, voor zover betrekking hebbend op artikel 26a, tweede lid, Wet Apb, en artikel II, onderdeel N, voor zover betrekking hebbend op artikel 27, tweede lid, SIP, terugwerken tot en met 1 januari 1986;

    d. artikel I, onderdeel L, voor zover betrekking hebbend op artikel 26a, derde lid, Wet Apb, en artikel II, onderdeel N, voor zover betrekking hebbend op artikel 27 derde lid, SIP, terugwerken tot en met 1 januari 1990;

  • 4. Voor de toepassing van deze wet wordt mede als echtgenoot aangemerkt degene die voor de toepassing van de Algemene Ouderdomswet als echtgenoot wordt aangemerkt, tenzij betrokkene vóór de inwerkingtreding van deze wet voor de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps en de Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960 niet als echtgenoot wordt aangemerkt.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 20 maart 1996

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de zestiende april 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1965, 550, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 november 1987, Stb. 533.

XNoot
2

Stb. 1963, 212, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 november 1987, Stb. 533.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/96, 24 415.

Handelingen II 1995/96, blz. 4205.

Kamerstukken I 1995/96, 24 415 (206, 206a).

Handelingen I 1995/96, blz. 1229.

Naar boven