Besluit van 19 maart 1996 tot wijziging van het Huisvestingsbesluit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 20 december 1995, nr. MJZ 95031673, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 13 van de Huisvestingswet;

De Raad van State gehoord (advies van 6 februari 1996, nr. W08.95.0703);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 11 maart 1996, nr. MJZ 96015251, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Huisvestingsbesluit1 wordt gewijzigd als volgt:

A

De artikelen 2 tot en met 5 vervallen.

B

In artikel 6, aanhef, onder a, wordt «artikel 5, eerste lid,» vervangen door: artikel 13c, eerste lid, van de wet.

C

De artikelen 16 en 17 vervallen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 19 maart 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D. K. J. Tommel

Uitgegeven de tweede april 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Het vervallen van de toezichtsbepalingen in het Huisvestingsbesluit (art. 3, tweede tot en met vierde lid, 4, tweede tot en met vierde lid, en 5, tweede lid) vloeit voort uit de Gemeentewet. Het betreft hier de toezichtsbepalingen die het vaststellen van criteria voor de verlening van een huisvestingsvergunning mogelijk maken na voorafgaande toestemming van gedeputeerde staten.

Artikel 259 van de Gemeentewet schrijft namelijk voor dat gemeentelijke besluiten alleen aan voorafgaand toezicht kunnen worden onderworpen als dit bij de wet of krachtens de wet in bij provinciale verordening bepaalde gevallen is bepaald. Verder bepaalt artikel 290, tweede lid, van de Gemeentewet dat besluiten die algemeen verbindende voorschriften bevatten waarvan de inhoud in strijd is met die wet binnen twee jaar na de inwerkingtreding van die wet (1 januari 1996) daarmee in overeenstemming dienen te worden gebracht of dienen te worden ingetrokken. Om de toezichtsbepalingen te kunnen behouden zijn deze van het Huisvestingsbesluit naar de Huisvestingswet (artikelen 13a tot en met 13c) overgeheveld (Wet van 14 december 1995 tot wijziging van de Huisvestingswet (provinciale toets toewijzingscriteria voor woonruimte veilig stellen), (Stb. 620)).

Ook de criteria die van belang zijn voor het maken van onderscheid tussen woningzoekenden die al of niet een economische of maatschappelijke binding hebben bij het verlenen van een huisvestingsvergunning (artikel 3, eerste lid, 4, eerste lid, en 5, eerste lid) en de daarbij behorende definitie bepalingen (art. 2) zijn overgeheveld naar de Huisvestingswet. Dit is gebeurd omdat het vaststellen van bepaalde criteria na toestemming van gedeputeerde staten onlosmakelijk verbonden is aan de algemene formuleringen die in het eerste lid van genoemde artikelen zijn opgenomen.

De artikelen 16 en 17 zijn komen te vervallen. Deze artikelen waren uitgewerkt en bovendien bevatte artikel 17 verwijzingen naar de bij deze wijziging ingetrokken artikelen.

In de inwerkingtredingsbepaling (artikel II) is geregeld dat dit besluit in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Nu de Wet van 14 december 1995 tot wijziging van de Huisvestingswet (provinciale toets toewijzingscriteria voor woonruimte veilig stellen) met ingang van 1 januari 1996 in werking is getreden, zal ook het onderhavige besluit, met inachtneming van artikel 81 van de wet, zo snel mogelijk in werking treden.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D. K. J. Tommel


XNoot
1

Stb. 1993, 155.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 mei 1996, nr. 92.

Naar boven