Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 1996, 19 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 1996, 19 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 28 augustus 1995, nr. RV 202349, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op:
– richtlijn 92/61/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen (PbEG 30 juni 1992, L 225);
– richtlijn 93/92/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 oktober 1993 betreffende de installatie van de verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op twee- of driewielige motorvoertuigen (PbEG 14 december 1993, L 311);
– richtlijn 93/93/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 oktober 1993 betreffende de massa's en afmetingen van twee- of driewielige motorvoertuigen (PbEG 14 december 1993, L 311);
– richtlijn 93/94/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 oktober 1993 betreffende de plaats voor de montage van de achterste kentekenplaat van twee- of driewielige motorrijtuigen (PbEG 14 december 1993, L 311);
– de Wegenverkeerswet 1994;
De Raad van State gehoord (advies van 13 november 1995 nr. W09.95.0475);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 13 december 1995, nr. RV 209113, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In het >Voertuigreglement1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A. Artikel 1.5, derde lid, wordt vervangen door:
3. Het eerste lid voor zover dit betrekking heeft op voertuigen welke niet vallen onder richtlijn 92/61/EEG (PbEG 30 juni 1992, L 225) en het tweede lid is niet van toepassing op groot licht, dimlicht en mistlichten aan de voorzijde.
B. Artikel 3.4.6 wordt vervangen door:
1. Motorfietsen die in gebruik worden genomen na 31 oktober 1995, moeten voor wat betreft afmetingen en massa's voldoen aan het bepaalde in richtlijn 93/93/EEG (PbEG 14 december 1993, L 311).
2. Motorfietsen zonder zijspanwagen die in gebruik zijn genomen voor 1 november 1995, mogen niet breder zijn dan 1,00 m.
3. Motorfietsen met zijspanwagen die in gebruik zijn genomen voor 1 november 1995, mogen niet breder zijn dan 2,55 m.
C. Na artikel 3.4.6 wordt een nieuw artikel 3.4.9 ingevoegd, dat luidt:
D. Artikel 3.4.39 wordt vervangen door:
1. Motorfietsen die in gebruik worden genomen na 31 oktober 1995, moeten voor wat betreft de plaats voor de montage van de achterste kentekenplaat voldoen aan het bepaalde in richtlijn 93/94/EEG (PbEG 14 december 1993, L 311).
2. Motorfietsen die in gebruik zijn genomen voor 1 november 1995, moeten aan de achterzijde zijn voorzien van een mogelijkheid tot bevestiging van een kentekenplaat.
E. Artikel 3.4.40 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het eerste tot en met vierde lid tot tweede tot en met vijfde lid wordt een nieuw eerste lid toegevoegd, dat luidt:
1. Motorfietsen die in gebruik worden genomen na 31 oktober 1995, moeten voor wat betreft de installatie van verlichting en lichtsignalen voldoen aan het bepaalde in richtlijn 93/92/EEG (PbEG 14 december 1993, L 311).
2. In het tweede lid (nieuw) wordt tussen «31 december 1994» en «, moeten zijn voorzien» ingevoegd: doch voor 1 november 1995.
F. Artikel 3.4.41 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder aanduiding van de huidige tekst tot tweede lid, wordt een eerste lid toegevoegd, dat luidt:
1. Motorfietsen die in gebruik worden genomen na 31 oktober 1995, moeten zijn voorzien van:
a. grote lichten en dimlichten, die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 5, 8, 20, 31, 57 of 72 dan wel aan het bepaalde in richtlijn 76/761/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262);
b. stadslichten die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 50 dan wel aan het bepaalde in richtlijn 76/758/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262);
c. richtingaanwijzers die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 6 of 50 dan wel aan het bepaalde in richtlijn 76/759/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262);
d. achterlichten die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 50 dan wel aan het bepaalde in richtlijn 76/758/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262);
e. remlichten die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 50 dan wel aan het bepaalde in richtlijn 76/758/EEG;
f. een installatie ter verlichting van de aan de achterzijde van het voertuig aangebrachte kentekenplaat, die voldoet aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 50 dan wel aan het bepaalde in richtlijn 76/760/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262);
g. niet-driehoekige rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig, die voldoen aan het bepaalde in richtlijn 76/757/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262).
2. In het tweede lid (nieuw) wordt tussen «31 december 1994» en «, moeten zijn voorzien van» ingevoegd: doch voor 1 november 1995.
G. In artikel 3.4.42 wordt tussen «een motorfiets» en «, moeten zijn voorzien van» ingevoegd: die in gebruik wordt genomen na 31 december 1994 doch voor 1 november 1995.
H. Artikel 3.4.46 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid wordt een nieuw eerste lid toegevoegd, dat luidt:
1. Motorfietsen die in gebruik worden genomen na 31 oktober 1995, mogen zijn voorzien van:
a. mistlichten aan de voorzijde van het voertuig, die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 19 dan wel aan het bepaalde in richtlijn 76/762/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262);
b. mistlichten aan de achterzijde van het voertuig, die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 38 dan wel aan het bepaalde in richtlijn 76/538/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262);
c. waarschuwingsknipperlichten die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 6 of 50 dan wel aan het bepaalde in richtlijn 76/559/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262);
d. ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van het voertuig, die voldoen aan het bepaalde in richtlijn 76/757/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262).
2. In het tweede lid (nieuw) wordt tussen «31 december 1994» en «, mogen zijn voorzien van» ingevoegd: doch voor 1 november 1995.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «Motorfietsen» vervangen door:
De in het tweede lid bedoelde motorfietsen.
I. In het eerste lid van artikel 3.4.47 wordt tussen «een motorfiets» en «, mogen zijn voorzien van» toegevoegd: die in gebruik wordt genomen na 31 december 1994 doch voor 1 november 1995.
J. In artikel 3.4.51 wordt «artikel 3.4.40, vierde lid» vervangen door: 3.4.40, vijfde lid.
K. In het tweede lid van artikel 3.5.1 wordt tussen «3500 kg» en «zijn de in afdeling 3» toegevoegd: die in gebruik zijn genomen voor 1 november 1995,.
L. Artikel 3.5.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder aanduiding van de huidige tekst tot tweede lid, wordt een eerste lid toegevoegd, dat luidt:
1. Driewielige motorrijtuigen die in gebruik worden genomen na 31 oktober 1995, moeten voor wat betreft afmetingen en massa's voldoen aan het bepaalde in richtlijn 93/93/EEG (PbEG 14 december 1993, L 311).
2. In het tweede lid (nieuw) wordt tussen «driewielige motorrijtuigen» en «mogen» ingevoegd: die in gebruik zijn genomen voor 1 november 1995,.
M. In artikel 3.5.7 wordt tussen «driewielige motorrijtuigen» en «tot het hart van het stuur» ingevoegd: die in gebruik zijn genomen voor 1 november 1995.
N. In het eerste en tweede lid van artikel 3.5.9 wordt telkens tussen «driewielige motorrijtuigen» en «mag niet meer bedragen» ingevoegd: die in gebruik zijn genomen voor 1 november 1995,.
O. Artikel 3.5.10 komt als volgt te luiden:
1. In het eerste lid wordt tussen «samenstellen van driewielig motorrijtuig» en «en aanhangwagen» ingevoegd: dat in gebruik is genomen voor 1 november 1995.
2. In het tweede lid wordt tussen «driewielig motorrijtuig» en «mag niet meer bedragen» ingevoegd: dat in gebruik is genomen voor 1 november 1995.
P. In artikel 3.5.11 wordt tussen «driewielige motorrijtuigen» en «mag niet minder bedragen» ingevoegd: die in gebruik zijn genomen voor 1 november 1995,.
Q. Artikel 3.5.39 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder aanduiding van de huidige tekst tot tweede lid, wordt een eerste lid toegevoegd, dat luidt:
1. Driewielige motorrijtuigen die in gebruik worden genomen na 31 oktober 1995, moeten voor wat betreft de plaats voor de montage van de achterste kentekenplaat voldoen aan het bepaalde in richtlijn 93/94/EEG (PbEG 14 december 1993, L 311).
2. In het tweede lid (nieuw) wordt tussen «driewielige motorrijtuigen» en «moeten aan de achterzijde» ingevoegd: die in gebruik zijn genomen voor 1 november 1995,.
R. Artikel 3.5.40 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het eerste tot en met derde lid tot tweede tot en met vierde lid wordt een nieuw eerste lid toegevoegd, dat luidt:
1. Driewielige motorrijtuigen die in gebruik worden genomen na 31 oktober 1995, moeten voor wat betreft de installatie van verlichting en lichtsignalen voldoen aan het bepaalde in richtlijn 93/92/EEG (PbEG 14 december 1993, L 311).
2. In het derde lid (nieuw) wordt «eerste» vervangen door: tweede.
S. Artikel 3.5.41 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het eerste tot en met derde lid tot tweede tot en met vierde lid wordt een nieuw eerste lid toegevoegd, dat luidt:
1. Driewielige motorrijtuigen die in gebruik worden genomen na 31 oktober 1995, moeten zijn voorzien van:
a. grote lichten die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 1, 5, 8, 20, 31 of 57 dan wel aan het bepaalde in richtlijn 76/761/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262);
b. dimlichten die voldoen aan het bepaalde in ECE-reglement nr. 1, 5, 8, 20, 31 of 57 dan wel aan het bepaalde in richtlijn 76/761/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262);
c. stadslichten die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 7 dan wel aan het bepaalde in richtlijn 76/758/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262);
d. richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten, die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 6 dan wel aan het bepaalde in richtlijn 76/759/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262);
e. achterlichten die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 7 dan wel aan het bepaalde in richtlijn 76/758/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262);
f. remlichten die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 7 dan wel aan het bepaalde in richtlijn 76/758/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262);
g. een installatie ter verlichting van de aan de achterzijde van het voertuig aangebrachte kentekenplaat, die voldoet aan het bepaalde in richtlijn 76/760/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262) dan wel ECE-Reglement nr. 4;
h. niet-driehoekige rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig, die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 3 dan wel aan het bepaalde in richtlijn 76/757/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262).
2. In het tweede lid (nieuw) wordt tussen «31 december 1994» en «moeten zijn voorzien» ingevoegd: doch voor 1 november 1995,.
3. Het derde en vierde lid (nieuw) worden vervangen door:
3. Driewielige motorrijtuigen met een breedte van niet meer dan 1,50 m mogen in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, onderdelen a, b, c, e, f en h, zijn voorzien van:
a. één groot licht;
b. één dimlicht;
c. één stadslicht.
d. één achterlicht;
e. één remlicht;
f. één niet-driehoekige rode retroreflector.
T. Artikel 3.5.44 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. Tussen «artikel 3.5.41» en «bedoelde lichten» wordt ingevoegd:
, tweede en derde lid,;
b. «weg» wordt vervangen door: wegdek.
2. In het tweede lid wordt tussen «artikel 3.5.41» en «bedoelde lichten» ingevoegd: , tweede en derde lid,.
3. In het derde lid wordt tussen «De» en «grote lichten» ingevoegd: in artikel 3.5.41, tweede lid, bedoelde.
4. In het vijfde lid wordt «artikel 3.5.41, tweede en derde lid» vervangen door: artikel 3.5.41, derde lid.
U. Artikel 3.5.46 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid wordt een nieuw eerste lid toegevoegd, dat luidt:
1. Driewielige motorrijtuigen die in gebruik worden genomen na 31 oktober 1995, mogen zijn voorzien van:
a. één of twee mistlichten aan de voorzijde van het voertuig, die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 19;
b. één of twee mistlichten aan de achterzijde van het voertuig, die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 38;
c. één of twee achteruitrijlichten die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 23;
d. een niet-driehoekige ambergele retroreflector aan de zijkant van het voertuig, die voldoet aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 3.
2. In het tweede lid (nieuw) wordt tussen «31 december 1994» en «, mogen zijn voorzien van» ingevoegd: doch voor 1 november 1995.
3. In het derde lid (nieuw) wordt tussen «Driewielige motorrijtuigen» en «mogen zijn voorzien van» ingevoegd: als bedoeld in het tweede lid,.
V. In het eerste lid van artikel 3.5.49 wordt «0,35 m» vervangen door: 0,25 m.
W. In artikel 3.5.51 wordt «artikel 3.5.40, derde lid» vervangen door: 3.5.40, vierde lid.
X. Artikel 3.6.6 wordt vervangen door:
Y. Toegevoegd wordt artikel 3.6.39, dat luidt:
Z. Artikel 3.6.40 wordt vervangen door:
AA. Artikel 3.6.41 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. In onderdeel a wordt «een dimlicht dat voldoet» vervangen door: dimlichten die voldoen;
b. In onderdeel b wordt «een achterlicht dat voldoet» vervangen door: achterlichten die voldoen;
c. In onderdeel e wordt tussen «voorzien van» en «trappers» ingevoegd: niet-intrekbare.
2. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Bromfietsen op drie of vier wielen moeten zijn voorzien van:
a. dimlichten die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 56 of 76;
b. stadslichten die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 50;
c. richtingaanwijzers die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 6 of nr. 50, indien het voertuig is voorzien van een gesloten carrosserie;
d. achterlichten die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 50;
e. remlichten die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 50;
f. niet-driehoekige rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 3;
g. vier ambergele retroreflectoren aan de trappers die voldoen aan de door Onze Minister vastgestelde eisen, voor zover de bromfiets is voorzien van trappers.
3. Het derde lid wordt vervangen door:
3. In afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, en het tweede lid, onderdelen a en d, mogen bromfietsen met een motorvermogen van ten hoogste 0,5 kW en een door de constructie bepaalde maximum snelheid van ten hoogste 25 km/h zijn voorzien van dimlichten of achterlichten die voldoen aan ISO-norm 6742/1.
4. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid toegevoegd, dat luidt:
4. Het tweede lid, onderdeel e, geldt niet voor bromfietsen met een motorvermogen van ten hoogste 0,5 kW en een door de constructie bepaalde maximum snelheid van ten hoogste 25 km/h.
BB. Artikel 3.6.44 vervalt.
CC. Artikel 3.6.45 vervalt.
DD. Artikel 3.6.46 wordt vervangen door:
1. Bromfietsen op twee wielen mogen zijn voorzien van:
a. grote lichten;
b. richtingaanwijzers die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 6 of nr. 50;
c. stadslichten die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 50;
d. remlichten die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 50;
e. een niet-driehoekige witte retroreflector aan de voorzijde van het voertuig die voldoet aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 3;
f. achterkentekenplaatverlichting die voldoet aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 50.
2. Bromfietsen op drie of vier wielen mogen zijn voorzien van:
a. grote lichten;
b. richtingaanwijzers die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 6 of nr. 50, indien het voertuig niet is voorzien van een gesloten carrosserie;
c. achterkentekenplaatverlichting die voldoet aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 50;
d. ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van het voertuig die voldoen aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 3.
EE. Artikel 3.6.49 vervalt.
FF. Artikel 5.4.6 wordt vervangen door:
GG. Artikel 5.4.51 wordt vervangen door:
1. Motorfietsen moeten zijn voorzien van:
a. een of twee grote lichten;
b. een of twee dimlichten;
c. twee richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee richtingaanwijzers aan de achterzijde van de motorfiets indien de motorfiets in gebruik is genomen na 31 december 1996;
d. een of twee stadslichten indien het voertuig na 31 oktober 1997 in gebruik is genomen;
e. een achterlicht indien het voertuig in gebruik is genomen na 26 november 1975, dan wel een of twee achterlichten indien het voertuig in gebruik is genomen voor 27 november 1975;
f. een of twee remlichten indien het voertuig in gebruik is genomen na 26 november 1975;
g. een installatie ter verlichting van de aan de achterzijde van het voertuig aangebrachte kentekenplaat;
h. een of twee niet-driehoekige rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig.
2. Onverminderd het eerste lid, onderdeel c, mag, indien de motorfiets is voorzien van een zijspanwagen en in gebruik is genomen na 31 oktober 1997, de aan de motorfiets aangebrachte richtingaanwijzer aan de zijde van de zijspanwagen niet functioneren.
HH. Artikel 5.4.52 wordt vervangen door:
Zijspanwagens, verbonden aan een motorfiets, moeten zijn voorzien van:
a. een richtingaanwijzer aan de voorzijde en een richtingaanwijzer aan de achterzijde indien de motorfiets in gebruik is genomen na 31 oktober 1997;
b. een achterlicht;
c. een stadslicht indien de motorfiets in gebruik is genomen na 31 oktober 1997;
d. een remlicht indien de motorfiets in gebruik is genomen na 31 oktober 1997;
e. een niet-driehoekige rode retroreflector aan de achterzijde van het voertuig.
II. Artikel 5.4.53 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. De grote lichten, dimlichten en stadslichten mogen niet anders dan wit of geel stralen.
2. In het derde lid wordt «Het achterlicht mag» vervangen door: De achterlichten mogen.
3. In het vierde lid wordt «Het remlicht mag» vervangen door: De remlichten mogen.
JJ. In artikel 5.4.55 wordt aan het vierde lid toegevoegd:
De op een motorfiets zonder zijspanwagen gemonteerde lichten en retroreflecterende voorzieningen met dezelfde functie moeten symmetrisch links en rechts van het midden van het voertuig zijn bevestigd.
KK. Artikel 5.4.57 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt-komma door een komma, aan de onderdelen a, e, g, h, i en j telkens toegevoegd: indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 november 1997;
2. In het derde lid wordt tussen «Motorfietsen» en «mogen zijn voorzien van» ingevoegd: die in gebruik zijn genomen voor 1 november 1997,.
LL. Artikel 5.4.58 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. Aan de onderdelen a, c, d en f wordt, onder vervanging van de punt-komma door een komma, telkens toegevoegd: indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 november 1997;
b. In onderdeel b wordt tussen «richtingaanwijzers» en «en waarschuwingsknipperlichten» ingevoegd: indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 november 1997;
2. In het tweede lid wordt tussen «Zijspanwagens» en «mogen zijn voorzien van» ingevoegd: , verbonden aan een motorfiets die in gebruik is genomen voor 1 november 1997,.
MM. Aan artikel 5.4.64 wordt, onder aanduiding van de huidige tekst tot eerste lid, toegevoegd een tweede lid, dat luidt:
2. Motorfietsen mogen, met uitzondering van de richtingaanwijzers, niet zijn voorzien van knipperende verlichting.
NN. In artikel 5.5.0, tweede lid, wordt tussen «3500 kg» en «zijn de in afdeling 3» ingevoegd: die in gebruik zijn genomen voor 1 november 1997,.
OO. Artikel 5.5.6 komt te luiden:
1. Driewielige motorrijtuigen die in gebruik zijn genomen na 31 oktober 1997 mogen:
a. niet langer zijn dan 4,00 m;
b. niet breder zijn dan 2,00 m;
c. niet hoger zijn dan 2,50 m.
2. Driewielige motorrijtuigen die in gebruik zijn genomen voor 1 november 1997 mogen:
a. niet langer zijn dan 12,00 m;
b. niet breder zijn dan 2,55 m;
c. niet hoger zijn dan 4,00 m.
PP. Artikel 5.5.51 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt «of vier».
2. Het derde en vierde lid worden vervangen door:
3. Driewielige motorrijtuigen met een breedte van niet meer dan 1,30 m mogen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onderdelen a, b, c, f, g en i, zijn voorzien van:
a. één groot licht;
b. één dimlicht;
c. één stadslicht;
d. één achterlicht;
e. één remlicht;
f. één niet-driehoekige rode retroreflector.
QQ. Artikel 5.5.57 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. In onderdeel a wordt «twee» vervangen door: een of twee;
b. Aan onderdeel c wordt na «2,00 m» toegevoegd: en in gebruik is genomen voor 1 november 1997;
c. Aan de onderdelen f, h, i, j en k wordt, onder vervanging van de punt-komma door een komma telkens toegevoegd: indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 november 1997.
2. In het derde lid wordt tussen «Driewielige motorrijtuigen» en «mogen zijn voorzien van» ingevoegd: die in gebruik zijn genomen voor 1 november 1997,.
RR. In artikel 5.5.61, tweede lid, wordt tussen «grote lichten,» en «richtlichten» ingevoegd: achterlichten,.
SS. Aan artikel 5.5.64 wordt, onder aanduiding van de huidige tekst tot eerste lid, toegevoegd een tweede lid, dat luidt:
2. Driewielige motorrijtuigen mogen, met uitzondering van de richtingaanwijzers, niet zijn voorzien van knipperende verlichting.
TT. Artikel 5.6.6 wordt vervangen door:
UU. Artikel 5.6.51 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. In onderdeel a wordt «een dimlicht» vervangen door: een of twee dimlichten;
b. In onderdeel b wordt «een achterlicht» vervangen door: een of twee achterlichten.
2. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Bromfietsen op drie of vier wielen moeten zijn voorzien van:
a. een of twee dimlichten indien de breedte van het voertuig 1,30 m of minder bedraagt en twee dimlichten indien de breedte van het voertuig meer dan 1,30 m bedraagt;
b. een of twee stadslichten indien de breedte van het voertuig 1,30 m of minder bedraagt en twee stadslichten indien de breedte van het voertuig meer dan 1,30 m bedraagt;
c. twee richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee richtingaanwijzers aan de achterzijde indien het voertuig is voorzien van een gesloten carrosserie;
d. een of twee achterlichten indien de breedte van het voertuig 1,30 m of minder bedraagt en twee achterlichten indien de breedte van het voertuig meer dan 1,30 m bedraagt;
e. een of twee remlichten indien de breedte van het voertuig 1,30 m of minder bedraagt en twee remlichten indien de breedte van het voertuig meer dan 1,30 m bedraagt;
f. een of twee niet-driehoekige rode achterretroreflectoren indien de breedte van het voertuig 1,30 m of minder bedraagt en twee niet driehoekige rode achterretroreflectoren indien de breedte van het voertuig meer dan 1,30 m bedraagt;
g. vier ambergele retroreflectoren aan de trappers voor zover de bromfiets is voorzien van niet-intrekbare trappers.
VV. In artikel 5.6.55 wordt aan het vierde lid toegevoegd:
Lichten en retroreflecterende voorzieningen met dezelfde functie moeten symmetrisch links en rechts van het midden van het voertuig zijn bevestigd.
WW. Artikel 5.6.57 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. Bromfietsen op twee wielen mogen zijn voorzien van:
a. een of twee grote lichten;
b. een of twee stadslichten;
c. twee richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee richtingaanwijzers aan de achterzijde en waarschuwingsknipperlichten;
d. een of twee remlichten;
e. ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van het voertuig;
f. vier ambergele retroreflectoren aan de trappers voor zover de bromfiets is voorzien van niet-intrekbare trappers;
g. een installatie ter verlichting aan de achterzijde van het voertuig aangebrachte kentekenplaat;
h. een naar voren gerichte witte retroreflector.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een nieuw tweede lid toegevoegd, dat luidt:
2. Bromfietsen op drie of vier wielen mogen zijn voorzien van:
a. een of twee grote lichten indien de breedte van het voertuig 1,30 m of minder bedraagt en twee grote lichten indien de breedte van het voertuig meer dan 1,30 m bedraagt;
b. twee richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee richtingaanwijzers aan de achterzijde en waarschuwingsknipperlichten indien het voertuig niet is voorzien van een gesloten carrosserie;
c. een installatie ter verlichting aan de achterzijde van het voertuig aangebrachte kentekenplaat;
d. ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van het voertuig;
e. een naar voren gerichte witte retroreflector.
XX. Aan artikel 5.6.64 wordt, onder aanduiding van de huidige tekst tot eerste lid, toegevoegd een tweede lid, dat luidt:
2. Bromfietsen mogen, met uitzondering van de richtingaanwijzers, niet zijn voorzien van knipperende verlichting.
YY. Artikel 5.18.14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «De breedte van personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen» vervangen door: De breedte van driewielige motorrijtuigen, die in gebruik zijn genomen voor 1 november 1997, personenauto's en bedrijfsauto's.
2. Na het vierde lid wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt:
5. Lading van driewielige motorrijtuigen die na 31 oktober 1997 in gebruik zijn genomen, mag niet meer dan 0,20 m buiten elke zijkant van het voertuig uitsteken.
ZZ. Artikel 5.18.26 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «0,75 m» vervangen door: 1,00 m.
2. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Bromfietsen op meer dan twee wielen mogen met inbegrip van de lading niet breder zijn dan 2,00 m.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink
Uitgegeven de elfde januari 1996
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Het voorliggende besluit strekt tot implementatie in het Voertuigreglement van een drietal EG-richtlijnen. Deze richtlijnen zijn tot stand gekomen in het kader van richtlijn 92/61/EEG van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen. Deze kaderrichtlijn geeft met name voorschriften voor de procedure van de typegoedkeuring. In het kader van deze richtlijn zijn omstreeks 24 bijzondere richtlijnen voorzien die de technische eisen bevatten waaraan de voertuigen of onderdelen moeten voldoen om voor een typegoedkeuring in aanmerking te komen. Zes bijzondere richtlijnen zijn reeds geïmplementeerd in het Voertuigreglement. Thans worden daaraan toegevoegd de richtlijnen 93/92/EEG betreffende de installatie van de verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen, 93/93/EEG betreffende massa's en afmetingen en 93/94/EEG betreffende de plaats voor de montage van de achterste kentekenplaat.
Deze richtlijnen kennen twee termijnen met betrekking tot de implementatie. Bepalingen die nodig zijn om aan de richtlijnen te voldoen moeten uiterlijk op 1 mei 1995 zijn vastgesteld. Voorts moeten deze bepalingen vanaf 1 november 1995 worden toegepast. Aan de eerste termijn is tijdig voldaan door opneming van de drie richtlijnen in de Regeling mededeling typegoedkeuring twee- en driewielige motorrijtuigen, waarin ook de datum van 1 november 1995 is opgenomen (regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 21 januari 1994, nr. R 167443, Stcrt. 28).
Publicatie van de nieuwe voorschriften voor de in de richtlijnen voorziene overgangstermijn heeft een vertraging opgelopen. Reden hiervan is enerzijds de complexe materie, en het feit dat richtlijn 93/93/EEG moeilijk aansluit op de in het voertuigreglement gevolgde indeling, anderzijds is de vertraging mede het gevolg van het feit dat de invoering van de nieuwe wegenverkeerswetgeving per 1 januari 1995 omvangrijke werkzaamheden met zich mee bracht.
Het betrokken bedrijfsleven heeft zich op de nieuwe voorschriften kunnen instellen door in de eerste plaats eerdergenoemde bekendmaking in de Staatscourant en in de tweede plaats door een bekendmaking van de Rijksdienst voor het Wegverkeer van 21 juni 1995 waarin werd geattendeerd op het verplichtende karakter van deze richtlijnen per 1 november 1995 ter verkrijging van een nieuwe typegoedkeuring.
De wijziging van het derde lid van artikel 1.5 ten aanzien van de verwijzing naar het eerste lid is noodzakelijk aangezien het bepaalde daarin niet van toepassing is op voertuigen welke vallen onder de werking van richtlijn 92/61/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen (PbEG 1992, L 225).
Als gevolg van implementatie van richtlijn 93/93/EEG inzake afmetingen en massa's, is een nieuw lid toegevoegd aan artikel 3.4.6 dat stelt dat motorfietsen die in gebruik worden genomen na 31 oktober 1995 voor wat betreft de afmetingen en massa's moeten voldoen aan deze richtlijn. De in het tweede en derde lid opgenomen eisen gelden nog slechts voor motorfietsen die in gebruik worden genomen voor 1 november 1995.
Voortvloeiend uit richtlijn 93/93/EEG, is artikel 3.4.9 toegevoegd dat een bepaling bevat inzake de toegestane maximum massa van een motorfiets. Een dergelijke bepaling is reeds opgenomen voor de categorie personenauto's in artikel 3.2.9, derde lid.
Ingevolge richtlijn 93/94/EEG (PbEG 14 december 1993, L 311) is een lid toegevoegd aangezien motorfietsen die in gebruik worden genomen na 31 oktober 1995, voor wat betreft de plaats voor de montage van de achterste kentekenplaat aan de eisen in deze richtlijn opgenomen moeten voldoen.
De onderhavige wijzigingen houden verband met het feit dat motorfietsen die na 31 oktober 1995 in gebruik worden genomen, voor wat betreft de installatie van verlichting en lichtsignalen moeten voldoen aan het bepaalde in richtlijn 93/92/EEG (PbEG 14 december 1993, L 311).
Voor een toelichting moge worden verwezen naar de toelichting op artikel I, onder E.
Artikel 3.4.42 is zodanig aangepast dat de daarin opgenomen eisen alleen nog gelden voor zijspanwagens, verbonden aan motorfietsen die in gebruik worden genomen na 31 december 1994 doch voor 1 november 1995. Voor de eisen voor motorfietsen met zijspanwagen die na 31 oktober 1995 in gebruik worden genomen, is artikel 3.4.40, eerste lid van toepassing aangezien richtlijn 93/92/EEG tevens betrekking heeft op motorfietsen en zijspanwagens.
Het eerste lid bevat de facultatieve verlichting voor motorfietsen in gebruik genomen na 31 oktober 1995. In het tweede lid worden de zogenaamde historische eisen terzake genoemd indien een motorfiets na 31 december 1994 doch voor 1 november 1995 in gebruik wordt genomen.
Voor een toelichting hierop moge worden verwezen naar de toelichting op artikel I, onder H.
De onderhavige wijziging houdt verband met de vernummering van artikel 3.4.40, vierde lid, tot vijfde lid van genoemd artikel.
Het tweede lid moet worden beperkt tot driewielige motorrijtuigen die in gebruik worden genomen voor 1 november 1995. Als gevolg van richtlijn 93/93/EEG mag de ledige massa voor deze categorie namelijk niet meer bedragen dan 1000 kg en het laadvermogen mag maximaal 1500 kg zijn.
Voor een toelichting op dit artikel moge worden verwezen naar de toelichting op artikel I, onder B.
Artikel I, onder M tot en met P
De artikelen 3.5.7, 3.5.9, 3.5.10 en 3.5.11
Vanwege de in artikel 3.5.6, eerste lid, opgenomen eis dat driewielige motorrijtuigen die in gebruik worden genomen na 31 oktober 1995 moeten voldoen aan het bepaalde in richtlijn 93/93/EEG, zijn de artikelen 3.5.7, 3.5.9, 3.5.10 en 3.5.11 zogenaamde historische eisen geworden.
Het bepaalde in deze artikelen is alleen van toepassing voor driewielige motorrijtuigen die in gebruik worden genomen voor 1 november 1995.
Voor een toelichting op dit artikel moge worden verwezen naar de toelichting op artikel I, onder D.
De wijzigingen in artikel 3.5.40 vloeien voort uit EEG-richtlijn 93/92/EEG. Driewielige motorrijtuigen die in gebruik worden genomen na 31 oktober 1995, moeten voor wat betreft de installatie van verlichting en lichtsignalen voldoen aan het bepaalde in deze richtlijn.
Aan artikel 3.5.41 is een lid toegevoegd waarin zijn opgenomen bepalingen inzake de verplichte verlichting voor driewielige motorrijtuigen die in gebruik worden genomen na 31 oktober 1995.
In het derde lid zijn opgenomen de eisen voor driewielige motorrijtuigen met een breedte van niet meer dan 1,50 m en die na 31 december 1994 doch voor 1 november 1995 in gebruik worden genomen. Het criterium «uitgerust met één voorwiel» dan wel «uitgerust met één achterwiel» is komen te vervallen aangezien richtlijn 93/92/EEG deze beperkingen niet kent.
Voorts is de wijziging van de breedte in 1,50 m een correctie van de foutief opgenomen breedte van 1,00 m.
Aanpassing van artikel 3.5.44 is een gevolg van de wijziging van artikel 3.5.41, voor welke toelichting moge worden verwezen naar de toelichting op artikel I, onderdeel S.
Het toegevoegde nieuwe lid bevat de facultatieve verlichting voor driewielige motorrijtuigen in gebruik genomen na 31 oktober 1995.
In het tweede lid is een datum opgenomen zodat het ten aanzien van de facultatieve verlichting bepaalde alleen nog geldt voor driewielige motorrijtuigen die in gebruik worden genomen na 31 december 1994 doch voor 1 november 1995.
Het in artikel 3.5.49, eerste lid, opgenomen plaatsingsvoorschrift is aangepast aan het feit dat voor driewielige motorrijtuigen die na 31 oktober 1995 in gebruik worden genomen in het geval van mistlichten aan de voorzijde en parkeerlichten de afstand tot het wegdek niet lager mag zijn dan 0,25 m.
De onderhavige wijziging houdt verband met de vernummering van artikel 3.5.40, derde lid, tot vierde lid van genoemd artikel.
Voor bromfietsen geldt de algemene eis dat ze voor wat betreft afmetingen en massa's moeten voldoen aan het bepaalde in richtlijn 93/93/EEG.
Bromfietsen zijn niet kentekenplichtig zodat bezwaarlijk kan worden gewerkt met een datum van ingebruikneming, vanaf welke datum de richtlijn zou gelden.
In de praktijk zal dit geen problemen opleveren aangezien voor wat betreft de massa-bepalingen bij tweewielige bromfietsen de voorschriften van de fabrikant bepalend zijn, in Nederland slechts enkele driewielige bromfietsen zijn en niet wordt verwacht dat er vóór 1 november 1995 nieuwe typegoedkeuringsaanvragen komen en de enkele «voiturettes» waarvoor nu een keuring wordt aangevraagd al voldoen aan deze richtlijn.
Als gevolg van richtlijn 93/94/EEG betreffende de plaats voor de montage van de achterste kentekenplaat, is de bepaling opgenomen dat bromfietsen voor dit aspect aan deze richtlijn moeten voldoen. Het betreft hier een geheel nieuwe eis.
De verwijzing in artikel 3.6.40 naar ECE-Reglement nr. 74 is vervangen door verwijzing naar richtlijn 93/92/EEG (PbEG 14 december 1993, L 311).
Bromfietsen moeten voor wat betreft de installatie van verlichting en lichtsignalen voldoen aan het bepaalde in deze richtlijn.
De richtlijn is echter nog niet onverkort van toepassing. Aan het bepaalde in bijlage II, punt 1.3 betreffende de remlichten van tweewielige bromfietsen wordt, waartoe de richtlijn ook de mogelijkheid biedt, nog geen uitvoer gegeven.
Artikel 3.6.41 is onder meer aangepast aan het feit dat met het in werking treden van richtlijn 93/92/EEG ook voor vierwielige bromfietsen verplichte verlichtingseisen gelden.
In artikel 3.6.40 wordt voor wat betreft de installatie van verlichting en lichtsignalen verwezen naar richtlijn 93/92/EEG. Als gevolg van deze verwijzing zijn de artikelen 3.6.44 en 3.6.45 overbodig geworden en kunnen ze vervallen.
Op grond van richtlijn 93/92/EEG is het verboden dat bromfietsen zijn voorzien van extra witte retroreflecterende voorzieningen aan de voorzijde, extra rode aan de achterzijde en extra ambergele aan de zijkanten van het voertuig. Het tweede lid van artikel 3.6.46 stond deze extra retroreflecterende voorzieningen toe mits deze geen nadelige invloed hadden op de effectiviteit van de verplichte lichten en retroreflecterende voorzieningen. Aangezien de richtlijn dit niet toestaat, is het tweede lid van artikel 3.6.46 geschrapt. Voorts moge voor een toelichting op dit artikel worden verwezen naar de toelichting op artikel I, onder Y.
De in artikel 3.6.49 opgenomen plaatsingsvoorschriften zijn overbodig geworden nu in artikel 3.6.40 voor alle bromfietsen wordt verwezen naar richtlijn 93/92/EEG.
Als gevolg van implementatie van richtlijn 93/93/EEG, is artikel 5.4.6 geheel herzien.
De toegestane afmetingen van motorfietsen zijn afgestemd op de richtlijn. Gelet op de daarin vermelde ruime dimensies worden voor reeds in gebruik zijnde motorfietsen geen problemen verwacht nu als gevolg van deze wijziging alle motorfietsen aan de richtlijn moeten voldoen.
Artikel 5.4.51 is aangepast aan richtlijn 93/92/EEG. Aan de verplichte verlichting is het stadslicht toegevoegd dat is vereist voor motorfietsen die in gebruik worden genomen na 31 oktober 1997. In het tweede lid is een bepaling opgenomen opdat, in het geval van een motorfiets met zijspanwagen niet teveel richtingaanwijzers zullen branden.
Voortvloeiend uit richtlijn 93/92/EEG, is de verplichte verlichting van zijspanwagens aangepast.
In het eerste lid zijn de stadslichten toegevoegd, waarvoor moge worden verwezen naar de toelichting op artikel I, onder GG.
In het vierde lid is een plaatsingsvoorschrift toegevoegd voor de op een motorfiets zonder zijspanwagen gemonteerde lichten en retroreflecterende voorzieningen. Indien deze dezelfde functie hebben, moeten zij symmetrisch links en rechts van het midden van het voertuig zijn bevestigd.
Ten aanzien van sommige in dit artikel opgenomen facultatieve lichten is een datum toegevoegd. Dit is gebeurd bij die verlichting welke vanaf 1 november 1995 verboden is.
Voor een toelichting op dit artikel moge worden verwezen naar de toelichting op artikel I, onder KK.
Het in dit lid opgenomen voorschrift vloeit voort uit richtlijn 93/92/EEG.
Voor een toelichting op dit artikel moge worden verwezen naar de toelichting op artikel I, onder K.
De in dit artikel opgenomen wijzigingen zijn afgestemd op en een gevolg van de in artikel 3.5.1 opgenomen richtlijn 93/93/EEG betreffende de afmetingen en massa's van driewielige motorrijtuigen.
Voor een toelichting op dit artikel moge worden verwezen naar de toelichting op artikel I, onder S.
Het in artikel 5.5.57 bepaalde ten aanzien van de facultatieve verlichting is aangepast aan het feit dat driewielige motorrijtuigen die in gebruik worden genomen na 31 oktober 1995 voor wat betreft de installatie van verlichting en lichtsignalen moeten voldoen aan richtlijn 92/93/EEG. Voor een toelichting hierop moge worden verwezen naar de toelichting op artikel I, onder R.
De toevoeging «achterlichten» in artikel 5.5.61 en het vervallen van de zinsnede «het mistlicht of» in artikel 5.5.62 vloeit voort uit richtlijn 92/93/EEG.
Voor een toelichting op dit artikel moge worden verwezen naar de toelichting op artikel I, onder MM.
Artikel 5.6.6 bevat geheel nieuwe bepalingen met betrekking tot de afmetingen van bromfietsen. Aangezien de afmetingen, welke afkomstig zijn uit richtlijn 93/93/EEG, ruimer zijn dan die welke golden in het Voertuigreglement en het bij bromfietsen niet mogelijk is te werken met een datum van ingebruikneming daar deze categorie niet is gekentekend, is gekozen voor deze opzet. Voor elke bromfiets gelden met andere woorden dezelfde lengte-, breedte- en hoogtebepalingen.
De wijzigingen in dit artikel vloeien voort uit richtlijn 93/92/EEG. Voor een toelichting hierop moge worden verwezen naar de toelichting op artikel I, onder Z en AA.
Het tweede lid, onderdeel d, is vervallen aangezien het bepaalde hierin bij de toelatingseisen verboden is, hetgeen is bepaald in richtlijn 93/92/EEG.
Bij typegoedkeuringen verleend op basis van de eisen van vóór deze wijziging, zullen witte retroreflectoren nog wel aanwezig zijn. Bij de facultatieve verlichting is deze witte retroreflector dan ook opgenomen.
Voor een toelichting op deze artikelen moge worden verwezen naar de toelichting op artikel I, onder UU.
Voor een toelichting op dit artikel moge worden verwezen naar de toelichting op artikel I, onder MM.
Driewielige motorrijtuigen mogen, indien zij in gebruik worden genomen na 31 oktober 1995, niet breder zijn dan 2,00 m.
Ter voorkoming van de situatie dat een driewielig motorrijtuig bij gebruik op de weg, artikel 5.18.14, breder zou mogen zijn dan de toegestane 2.00 m, is in voornoemd artikel bepaald dat een breedte van 2.20 m alleen is toegestaan indien het driewielig motorrijtuig in gebruik is genomen voor 1 november 1997.
De in dit artikel opgenomen wijzigingen vloeien voort uit de in de toelatingseisen en permanente eisen aangebrachte wijzigingen.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 13 februari 1996, nr. 31.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1996-19.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.