Besluit van 19 december 1995 tot wijziging van de Regeling Toezicht Luchtvaart (implementatie EG-verordening inzake JAA-regelingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 15 mei 1995, nr. JBZ/L 95.003249, Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst;

Gelet op de artikelen 7, eerste lid, en 76, eerste lid, onderdeel a, van de Luchtvaartwet;

Gelet op de verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (PbEG L 373);

De Raad van State gehoord, advies van 28 augustus 1995, nr. W09.95.0257;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 13 december 1995, nr. JBZ/L95.008451, Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De >Regeling Toezicht Luchtvaart1 wordt gewijzigd als volgt.

A

In artikel 1, tweede lid, wordt de punt aan het einde van onderdeel w vervangen door een punt-komma en worden nieuwe onderdelen x tot en met ab toegevoegd, luidende:

x. lid-staat: staat, lid van de Europese Gemeenschappen;

ij. verordening (EEG) 3922/91: verordening (EEG) van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (PbEG L 373);

z. JAA: Joint Aviation Authorities;

aa. JAR: Joint Aviation Requirements;

ab. JAR-145: regeling inzake erkenning van onderhoudsbedrijven, opgesteld door de JAA.

B

In artikel 72, eerste lid, wordt «voldoet aan de van toepassing zijnde Nederlandse luchtwaardigheidseisen» vervangen door: voldoet aan de in Nederland van toepassing zijnde luchtwaardigheidseisen.

C

Artikel 74 komt te luiden:

  • 1. Bij de beoordeling van de luchtwaardigheid worden luchtvaartuigen onderscheiden naar type en serie. Als type-luchtvaartuig wordt een luchtvaartuig met inachtneming van het tweede, derde en vierde lid onderzocht, indien een dergelijk luchtvaartuig in Nederland niet eerder werd onderzocht; als serie-luchtvaartuig, indien zulks wel het geval is.

    Een luchtvaartuig wordt eveneens als serie-luchtvaartuig onderzocht, indien de afwijkingen met een reeds onderzocht type zodanig zijn, dat naar het oordeel van de directeur-generaal niet van een nieuw ontwerp of van een op hoofdpunten gewijzigd ontwerp sprake is.

  • 2. Een luchtvaartuig, waarvoor een onderzoek als type-luchtvaartuig voor 1 januari 1992 is aangevraagd, wordt onderzocht overeenkomstig de tot dat tijdstip geldende bepalingen van of krachtens dit besluit, tenzij op basis van een onderzoek op grond van de in Bijlage II van de verordening (EEG) 3922/91 vermelde JAR-codes en de geldende JAA-procedures een type-certificaat is of wordt afgegeven.

  • 3. Een luchtvaartuig, waarvoor een onderzoek als type-luchtvaartuig na 31 december 1991 wordt aangevraagd, wordt onderzocht overeenkomstig de in Bijlage II van de verordening (EEG) 3922/91 vermelde JAR-codes en de geldende JAA-procedures.

  • 4. Een luchtvaartuig, waarvoor een onderzoek als type-luchtvaartuig na 31 december 1991 wordt aangevraagd en waarvoor geen JAR-codes en JAA-procedures van toepassing zijn, wordt onderzocht overeenkomstig de bepalingen van of krachtens dit besluit.

  • 5. Bij ministeriële regeling kan Onze Minister regels geven ter uitvoering van het tweede, derde en vierde lid alsmede voor de afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid in te dienen gegevens.

D

In artikel 76, tweede lid, onder b, wordt na «dat een» ingevoegd: reparatie als bedoeld in JAR-145 respectievelijk.

E

In artikel 88, zesde lid, wordt na «of» ingevoegd: de reparatie als bedoeld in JAR-145 respectievelijk.

F

Na artikel 88 wordt een nieuw artikel 88a ingevoegd, luidende:

Artikel 88a

  • 1. Onderhoud, revisie en herstelling van vliegtuigen en luchtschepen, waarmee vluchten onder een vergunning tot vluchtuitvoering worden uitgevoerd, geschiedt overeenkomstig JAR-145 en de daarbij behorende procedures. Het eerste, derde, en vijfde lid van artikel 88 zijn niet van toepassing.

  • 2. Tenzij door Onze Minister eerder van kracht verklaard treedt een wijziging van JAR-145 voor de toepassing van het eerste lid in werking met ingang van de dag waarop overeenkomstig artikel 11 van verordening (EEG) 3922/91 de betrokken wijziging is aangebracht.

G

Artikel 89, eerste lid, tweede volzin, komt te luiden:

Op de uitvoering van de wijzigingen is artikel 88, derde lid, onder a en b, en vijfde lid respectievelijk artikel 88a van overeenkomstige toepassing.

H

In artikel 92, eerste lid, wordt na «als bedoeld» ingevoegd: in JAR-145 respectievelijk.

I

Aan artikel 93 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Een erkenning kan worden verleend op grond van JAR-145. De houder van zulk een erkenning is gerechtigd binnen hetgeen krachtens de erkenning is toegestaan ook werkzaamheden te verrichten aan luchtvaartuigen, waarmee vluchten worden uitgevoerd, die niet onder een vergunning tot vluchtuitvoering vallen, alsmede aan onderdelen van die luchtvaartuigen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 19 december 1995

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de elfde januari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Bij Verordening (EEG) nr. 3922/91 van 16 december 1991 (PbEG L 373) heeft de Raad van de Europese Gemeenschappen regels vastgesteld inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart. Het gaat hierbij om incorporatie in het gemeenschapsrecht van door de Joint Aviation Authorities (JAA) opgestelde Joint Aviation Requirements (JAR's) met betrekking tot technische en operationele onderwerpen, alsmede de daarbij behorende procedures. De betreffende JAR's zijn in een bijlage bij de verordening opgenomen. Ook bepaalt de verordening (art. 4), dat nieuwe JAR's, die onder de werking van de verordening vallen, eveneens in het gemeenschapsrecht geïncorporeerd worden.

Een aantal JAR's noopt tot enkele aanpassingen van de Regeling Toezicht Luchtvaart (RTL). Het betreft in hoofdzaak JAR-25 inzake luchtwaardigheid van grote straalvliegtuigen (large turbine-powered aeroplanes) en JAR-145 inzake erkenning van onderhoudsbedrijven. Bijgaand besluit strekt daartoe.

De verordening 3922/91 is op 1 januari 1992 in werking getreden. De vertraging van de implementatie van de verordening 3922/91 in de RTL is gelegen in de omstandigheid, dat pas op een laat tijdstip bekend werd wanneer JAR-145 – gefaseerd tussen 30 september 1994 en 31 december 1994 – in werking zou treden.

De kern van de aanpassing van de RTL vormt een tweetal onderdelen van het besluit, te weten de wijziging van artikel 74 en het nieuwe artikel 88a.

Artikel 74 in zijn gewijzigde vorm houdt in, dat luchtvaartuigen, waarvoor een onderzoek tot type-certificatie na 31 december 1991 wordt aangevraagd, worden onderzocht overeenkomstig de van toepassing zijnde JAR-codes (JAR's 1, 22, 25, AWO, E, P, APU, TSO, VLA, 145) en de geldende JAA-procedures.

Voor luchtvaartuigen, waarvoor een onderzoek tot type-certificatie voor deze datum is aangevraagd, blijven de bestaande bepalingen van de RTL in principe onverkort van toepassing. Ditzelfde geldt voor luchtvaartuigen, waarvoor een onderzoek tot type-certificatie weliswaar na 31 december 1991 wordt aangevraagd, maar waar nog geen JAR-codes en JAA-procedures voor beschikbaar zijn.

Wat artikel 88a betreft, gaat het om de toepassing van JAR-145 en de daarbij behorende procedures. JAR-145 geeft regels inzake onderhoud aan vliegtuigen en luchtschepen, die gebruikt worden voor vluchten onder een vergunning tot vluchtuitvoering. Verder verklaart artikel 88a die onderdelen van artikel 88, die afwijken van JAR-145, niet van toepassing op genoemde luchtvaartuigen.

JAR-145 en de daarbij behorende procedures schrijven voor, dat vliegtuigen en luchtschepen, die gebruikt worden voor vluchten onder een vergunning tot vluchtuitvoering, uiterlijk vanaf 1 januari 1994 onderhouden moeten worden door JAR-145 erkende onderhoudsorganisaties. Tevens schrijven de procedures voor, dat uiterlijk vanaf genoemde datum elke JAA-luchtvaartautoriteit een JAR-145 erkenning, die door een andere JAA-luchtvaartautoriteit wordt afgegeven, erkent indien gehandeld is volgens de JAA-procedures.

Met de inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit ontstaan twee soorten onderhoudsbedrijven:

– JAR-145 bedrijven, die binnen de grenzen van hun erkenning onderhoudswerkzaamheden mogen uitvoeren aan vliegtuigen en luchtschepen ook indien deze luchtvaartuigen vluchten niet onder een vergunning tot vluchtuitvoering uitvoeren; en

– bedrijven, die zijn erkend op grond van de nationale wetgeving (Regeling Erkenning Bedrijven) en die binnen de grenzen van hun erkenning alleen onderhoudswerkzaamheden mogen uitvoeren aan luchtvaartuigen, voor zover die buiten het werkingsgebied van JAR-145 vallen. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld sportvliegtuigen voor eigen gebruik, zweefvliegtuigen, e.d.

Het is het voornemen van de JAA om te zijner tijd alle onderhoud onder de JAR-145 te brengen. Wanneer dat is gerealiseerd, zal ook het onderscheid in onderhoudsbedrijven (wel of niet JAR-145 erkend) vervallen.

Met betrekking tot artikel 88a, tweede lid, zij nog het volgende opgemerkt. In het kader van de JAA hebben de deelnemende luchtvaartautoriteiten op zich genomen de tot stand gekomen JAR's en wijzigingen daarop toe te passen. Aangezien enige tijd verloopt tussen de totstandkoming van in casu een wijziging op JAR-145 en het tijdstip, waarop de EU-commissie die wijziging in het EU-recht heeft geïmplementeerd, dienen voor die tussenliggende periode de nodige voorzieningen getroffen te worden. Het tweede lid van artikel 88a voorziet daarin.

Tenslotte zij er nog op gewezen, dat met betrekking tot de JAR's de betrokken ministeriële regelingen vervangen dan wel op een aantal punten aangepast zullen worden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink


XNoot
1

Stb. 1978, 99, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 juni 1994, Stb. 493.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven