Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 1996, 167 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 1996, 167 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 10 oktober 1995, nr. WD95/875 M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, directie Wetgeving Douane, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken;
Gelet op de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1955, 161), artikel 69 van de Invoeringswet Wegenverkeerswet 1994, de artikelen 2, 2a, 2b, 4 en 17 van de In- en uitvoerwet, artikel 67 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de artikelen 8, vijfde lid, 9, tweede lid, onderdeel b, en 20, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de omzetbelasting 1968, de artikelen 14 en 29 van de Kernenergiewet, artikel 1 van de Statistiekwet 1950, artikel 17 van de Brandweerwet 1985, artikel 13, derde lid, van de Wet wapens en munitie, de artikelen 2, 3 en 85 van de Wet op de accijns, de artikelen 5, 14, 33 en 37 van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten, artikel 14 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 en de artikelen 2 en 3 van de Sanctiewet 1977;
Gezien het advies van de Commissie Regelingen In- en uitvoerwet, door de Sociaal-Economische Raad ingesteld op grond van de Wet op de Bedrijfsorganisatie;
De Raad van State gehoord (advies van 22 december 1995, nr. W06.95.0589);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 26 februari 1996, nr. WD.95/1128 U, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, directie Wetgeving Douane, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 121 van het >Wegenverkeersreglement1 vervalt.
Het In- en uitvoerbesluit industriële goederen 19632 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 5a, eerste lid, wordt «een bij die invoer betrokken ambtenaar der invoerrechten en accijnzen» vervangen door: de bij die invoer betrokken ambtenaar van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane,.
B. In artikel 9, onderdeel a, wordt «een daarbij betrokken ambtenaar der invoerrechten en accijnzen» vervangen door: de daarbij betrokken ambtenaar van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane.
In artikel 7, onderdeel a, van het Uitvoerbesluit strategische goederen 19633 wordt «een daarbij betrokken ambtenaar der invoerrechten en accijnzen» vervangen door: de daarbij betrokken ambtenaar van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane.
Artikel 1a, eerste lid, onderdeel a, 1°, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 19644 wordt vervangen door:
1°. rechten bij invoer als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Douanewet;.
Artikel 20, onderdeel b, van het Vreemdelingenbesluit5 wordt vervangen door:
b. de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane.
Het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 19686 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 4, eerste lid, onderdeel c, wordt «invoerrechten» vervangen door: rechten bij invoer als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Douanewet.
B. Artikel 12, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
B.1. In onderdeel d wordt «tot opslag in een entrepot» vervangen door: tot plaatsing onder het stelsel van douane-entrepots op basis van artikel 98, eerste lid, onderdeel b, van het Communautair douanewetboek.
B.2. In onderdeel e wordt «opgeslagen in een entrepot» vervangen door: gebracht onder het stelsel van douane-entrepots op basis van artikel 98, eerste lid, onderdeel b, van het Communautair douanewetboek.
C. In artikel 13, onderdeel b, wordt «in een entrepot zijn opgeslagen» vervangen door: onder het stelsel van douane-entrepots zijn gebracht op basis van artikel 98, eerste lid, onderdeel b, van het Communautair douanewetboek.
D. Artikel 24a wordt als volgt gewijzigd:
D.1. In het eerste lid wordt de tweede zin vervangen door: Op de aangifte en de goederen zijn de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, van toepassing als ware sprake van een aangifte voor het vrije verkeer en van voor de douaneregeling vrij verkeer aangegeven goederen.
D.2. In het tweede lid wordt «artikel 214 van het Besluit inzake de douane» vervangen door: artikel 80 van het Douanebesluit.
Het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen7 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 1, eerste lid, wordt de definitie van «eerste kantoor» vervangen door:
douanekantoor: douanekantoor voorzien in de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, van de Douanewet, waar de formaliteiten bedoeld in de artikelen 40 en 43 van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302) dienen te worden vervuld.
B. In de artikelen 24, 25, 26, 29 en 30 wordt «eerste kantoor» telkens vervangen door: douanekantoor.
C. In de artikelen 26 en 29 wordt «eerste kantoren» vervangen door: douanekantoren.
Artikel 1, onderdeel c, van het koninklijk besluit van 27 februari 1973 tot aanwijzing van de ambtenaren, belast met de handhaving der bepalingen van de Herziene Rijnvaartakte en van de daarop gegronde reglementen (Stb. 115)8 wordt vervangen door:
c. de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane.
Het Besluit handelsstatistiek 19789 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
A.1. In het eerste lid wordt «de aangiften ten invoer en de aangiften ten uitvoer, die volgens de wettelijke bepalingen inzake de douane» vervangen door: de aangiften tot plaatsing onder de douaneregelingen vrij verkeer, actieve veredeling, tijdelijke invoer en uitvoer, die volgens de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet,.
A.2. In het tweede lid, wordt «schriftelijk verzoek» vervangen door «verzoek» en vervalt: der invoerrechten en accijnzen.
B. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
B.1. In het eerste lid wordt de aanhef vervangen door: Onverminderd hetgeen volgens wettelijke voorschriften is vereist met betrekking tot aangiften welke moeten worden gedaan volgens de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, andere dan die bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden in die aangiften vermeld:.
B.2. In het derde lid, wordt «waarop een document wordt afgegeven dat mede dient ten geleide van goederen buiten Nederland» vervangen door: die mede een functie vervult buiten Nederland.
C. In artikel 4 wordt «goederenaangiften» vervangen door: aangiften.
Het In- en uitvoerbesluit landbouwgoederen 198010 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 1 vervallen de definities van «binnengekomen of uitgaande douanegoederen» en «doorvoer».
B. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
B.1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. Onze Minister is bevoegd tot de vaststelling van rechten bij invoer, andere dan douanerechten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Douanewet.
B.2. In het tweede lid wordt «Het bedrag ener krachtens het eerste lid vastgestelde heffing» vervangen door: Het bedrag van een krachtens het eerste lid vastgesteld recht.
B.3. In het derde lid wordt telkens «heffing» vervangen door: recht.
B.4. Het vierde en vijfde lid vervallen.
C. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
C.1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. Onze Minister is bevoegd tot de vaststelling van rechten bij uitvoer als bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Douanewet.
C.2. In het tweede lid wordt «Het bedrag ener krachtens het eerste lid vastgestelde heffing» vervangen door: Het bedrag van een krachtens het eerste lid vastgesteld recht.
C.3. In het derde lid wordt «de heffing» vervangen door: «het recht» en «een heffing» door: een recht.
C.4. Het vierde en vijfde lid vervallen.
D. Artikel 7 vervalt.
E. Artikel 11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
E.1. In de aanhef vervallen de zinsneden «de invoer of», «dat is aangewezen in de bij dit besluit behorende bijlage en van elk ander goed» en «of waarvan de uitvoer of de invoer voorwaarde is voor een krachtens artikel 13 verleende vrijstelling of ontheffing van een krachtens artikel 5 of 6 vastgestelde heffing».
E.2. In onderdeel a vervalt «invoer of».
E.3. In de onderdelen b en c vervalt «ten invoer of».
E.4. In onderdeel d vervalt «de invoer of».
F. In artikel 12 wordt «krachtens artikel 5, 6, 8 of 10» vervangen door: krachtens artikel 8 of 10.
G. In artikel 13, eerste lid, vervalt: 5, eerste lid, 6, eerste lid,.
H. De artikelen 16 en 17 vervallen.
Het Invoerbesluit landen 198111 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
A.1. De definitie van «oorsprong» wordt vervangen door: oorsprong: hetgeen daaronder wordt verstaan in Titel II, Hoofdstuk 2, Afdeling 1, van het Communautair douanewetboek;.
A.2. De definitie van «binnengekomen douanegoederen» vervalt.
B. In artikel 2, derde lid, wordt «de aangifte ten invoer in de zin van de douanewetgeving» vervangen door «de aangifte die ingevolge de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, ten behoeve van de invoer wordt ingediend» en wordt «ambtenaar der invoerrechten en accijnzen» vervangen door: ambtenaar van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane,.
C. Artikel 4, eerste lid, onderdeel b, wordt vervangen door:
b. het aangeven in de zin van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet;.
D. In artikel 6, onderdeel a, wordt «een daarbij betrokken ambtenaar der invoerrechten en accijnzen» vervangen door: de daarbij betrokken ambtenaar van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane.
Het In- en uitvoerbesluit tabak 198212 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 1 vervalt de definitie van «binnengekomen of uitgaande douanegoederen».
B. In artikel 2, eerste lid, wordt «een bij die invoer betrokken ambtenaar der invoerrechten en accijnzen» vervangen door: de bij die invoer betrokken ambtenaar van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane,.
In artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit afgifte verklaringen strategische goederen13 wordt «ambtenaar der invoerrechten en accijnzen» vervangen door: ambtenaar van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane.
In artikel 4, derde lid, van het Besluit draagbare blustoestellen14 wordt «aangifte ten invoer» vervangen door: aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling vrij verkeer.
In artikel 9 van het Besluit wapens en munitie15 wordt «de Dienst der invoerrechten en accijnzen» vervangen door: de eenheden Douane van de Belastingdienst.
In artikel 1 van het In- en uitvoerbesluit Irak 199116 vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van de definitie van «Minister» door een punt, de definitie van «binnengekomen of uitgaande douanegoederen».
Het Uitvoeringsbesluit accijns17 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 3, derde en vierde lid, wordt «de wettelijke bepalingen inzake de douane» vervangen door: de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet,.
B. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
B.1. In het eerste lid wordt «de wettelijke bepalingen inzake de douane ten invoer aangeven» vervangen door: de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, aangeven voor het vrije verkeer.
B.2. In het tweede lid wordt «de wettelijke bepalingen inzake de douane» vervangen door: de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet,.
C. In artikel 5 wordt «de wettelijke bepalingen inzake de douane» vervangen door: de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet,.
D. In artikel 19, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, wordt «de aangifte ten invoer» vervangen door: de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling vrij verkeer.
E. In artikel 19a, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, wordt «de aangifte ten invoer» vervangen door: de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling vrij verkeer.
F. In artikel 21, eerste lid, wordt «de aangifte ten invoer» vervangen door: de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling vrij verkeer.
G. In artikel 21a, eerste lid, wordt «de aangifte ten invoer» vervangen door: de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling vrij verkeer.
H. In artikel 30 wordt «de wettelijke bepalingen inzake de douane» vervangen door: de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet,.
I. Artikel 38 wordt vervangen door:
Artikel 38. In een douane-entrepot of een vrij entrepot in de zin van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, mogen voorhanden zijn:
a. niet-communautaire accijnsgoederen als bedoeld in artikel 4, onderdeel 8, van het Communautair douanewetboek;
b. communautaire goederen als bedoeld in artikel 4, onderdeel 7, van het Communautair douanewetboek die met toepassing van hoofdstuk 4, paragraaf 2, van het Douanebesluit worden opgeslagen.
J. Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
J.1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. De voor opslag bestemde inrichtingen van de vergunninghouder van een entrepot van het type E, bedoeld in artikel 504, tweede lid, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, kunnen voor de opslag van accijnsgoederen als accijnsgoederenplaats worden aangewezen.
J.2. Het derde lid wordt vervangen door:
3. Met betrekking tot plaatsen waarvoor een vergunning is verleend als bedoeld in het eerste lid, wordt onder het in artikel 3, derde lid, onderdeel c, van de wet bedoelde brengen van accijnsgoederen die zijn geplaatst onder een communautaire douaneregeling vanuit het entrepot naar een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoederen als zodanig is aangewezen, mede verstaan het in de administratie overboeken van de goederen van het entrepot naar de accijnsgoederenplaats.
Het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten18 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 4 wordt «de wettelijke bepalingen inzake de douane» vervangen door: de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet,.
B. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
B.1. In het eerste lid wordt «inzake de douane ten invoer aangeven» vervangen door: , bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, aangeven voor het vrije verkeer.
B.2. In het tweede lid wordt «de wettelijke bepalingen inzake de douane» vervangen door: de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet,.
C. In artikel 9 wordt «de wettelijke bepalingen inzake de douane» vervangen door: de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet,.
D. In artikel 15, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, wordt «de aangifte ten invoer» vervangen door: de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling vrij verkeer.
E. In artikel 16, eerste lid, wordt «de aangifte ten invoer» vervangen door: de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling vrij verkeer.
F. In artikel 22 wordt «de wettelijke bepalingen inzake de douane» vervangen door: de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet,.
G. Artikel 29 wordt vervangen door:
Artikel 29. In een douane-entrepot of een vrij entrepot in de zin van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, mogen voorhanden zijn:
a. niet-communautaire alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak als bedoeld in artikel 4, onderdeel 8, van het Communautair douanewetboek;
b. communautaire alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak als bedoeld in artikel 4, onderdeel 7, van het Communautair douanewetboek die met toepassing van hoofdstuk 4, paragraaf 2, van het Douanebesluit worden opgeslagen.
H. Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
H.1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. De voor opslag bestemde inrichtingen van de vergunninghouder van een entrepot van het type E, bedoeld in artikel 504, tweede lid, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, kunnen voor de opslag van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak als inrichting worden aangewezen.
H.2. Het derde lid wordt vervangen door:
3. Met betrekking tot plaatsen waarvoor een vergunning als bedoeld in het eerste lid is verleend, wordt onder het in artikel 5, derde lid, onderdeel c, van de wet bedoelde brengen van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak die zijn geplaatst onder een communautaire douaneregeling vanuit het entrepot naar een inrichting die voor dat soort goederen als zodanig is aangewezen, mede verstaan het in de administratie overboeken van de goederen van het entrepot naar de inrichting.
Het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 199219 wordt als volgt gewijzigd:
A. Aan artikel 1, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, toegevoegd:
c. rechten bij invoer: rechten bij invoer als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Douanewet.
B. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
B.1. In het eerste lid wordt «ter zake van de invoer daarvan aanspraak op vrijstelling van invoerrecht bestaat» vervangen door «ter zake van het in het vrije verkeer brengen daarvan aanspraak op vrijstelling van rechten bij invoer bestaat» en wordt «zouden zijn ingevoerd» vervangen door: in het vrije verkeer zouden zijn gebracht.
B.2. In het tweede en vierde lid, wordt «invoerrecht» vervangen door: rechten bij invoer.
B.3. In het vijfde lid wordt «vrijstelling van invoerrecht» vervangen door «vrijstelling van rechten bij invoer» en wordt «het invoerrecht» vervangen door: de rechten bij invoer.
Artikel 1 van het Sanctiebesluit Servië en Montenegro 199220 wordt als volgt gewijzigd:
A. Onderdeel b vervalt.
B. Onderdeel c wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, geletterd tot b.
C. Na onderdeel b wordt ingevoegd:
c. invoer: de plaatsing van goederen onder enige douaneregeling als bedoeld in artikel 4, onderdeel 16, onder a, d en f, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302);
d. uitvoer: de plaatsing van goederen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 4, onderdeel 7, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302) onder enige douaneregeling als bedoeld in artikel 4, onderdeel 16, onder c, g en h, van die verordening alsmede iedere handeling die daarop kennelijk is gericht;
e. doorvoer: het brengen van goederen binnen het grondgebied van een land met het voornemen deze, al dan niet met overlading, een bestemming buiten dat land te geven;.
De volgende algemene maatregelen van bestuur worden ingetrokken:
a. het Besluit inzake de douane;
b. het Besluit kosten en interest douane en accijnzen;
c. het koninklijk besluit van 28 maart 1974, houdende bepalingen omtrent de uitvoering van Verordeningen van de Raad of de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor wat betreft compenserende heffingen bij uitvoer van goederen verkregen in vrijstellingsverkeer (Stb. 172);
d. het Besluit anti-dumpingheffingen 1982.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
A. van Dok-van Weele
Uitgegeven de eenentwintigste maart 1996
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
In het kader van de herziening van de nationale douanewetgeving zijn voorstellen ingediend met het oog op de vaststelling van een Douanewet en een Invoeringswet Douanewet1. Tevens is een Douanebesluit in voorbereiding waarover reeds door de Raad van State advies is uitgebracht2. De hiervoor genoemde Invoeringswet Douanewet strekt, behoudens tot inwerkingtreding van de Douanewet en intrekking van de Wet inzake de douane en de Wet tarief van invoerrechten, tot aanpassing van een groot aantal aan de douanewetgeving gerelateerde wetten aan de herziene douanewetgeving.
In het kader van de herziening van de douanewetgeving dienen ook diverse algemene maatregelen van bestuur met de herziene wetgeving in overeenstemming te worden gebracht. Een groot aantal van de wijzigingen vloeit rechtstreeks voort uit wijzigingen welke door de Invoeringswet Douanewet in de aan de algemene maatregelen van bestuur ten grondslag liggende wetten worden aangebracht. Het onderhavige besluit strekt tot intrekking van een viertal algemene maatregelen van bestuur (het Besluit inzake de douane, het Besluit kosten en interest douane en accijnzen, het koninklijk besluit van 28 maart 1974, houdende bepalingen omtrent de uitvoering van verordeningen van de Raad of de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor wat betreft compenserende heffingen bij uitvoer van goederen verkregen in vrijstellingsverkeer (Stb. 172), alsmede het Besluit anti-dumpingheffingen 1982) en voorts tot wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur waarin verwijzingen zijn opgenomen naar de douanewetgeving dan wel waarin gebruik wordt gemaakt van de in die wetgeving gehanteerde terminologie.
Aan dit besluit zijn geen budgettaire of formatieve gevolgen verbonden.
2.1. Communautair douanewetboek
Met ingang van 1 januari 1994 zijn van toepassing geworden het Communautair douanewetboek (CDW)3 en de daarop gebaseerde toepassingsverordening (toepassingsverordening CDW)4. Genoemd CDW en genoemde toepassingsverordening zijn mede aanleiding geweest tot de hiervoor genoemde herziening van de nationale douanewetgeving. In een aantal algemene maatregelen van bestuur wordt verwezen naar communautaire douanewetgeving welke is ingetrokken bij het van toepassing worden van het CDW, hetgeen een aanpassing van die algemene maatregelen van bestuur met zich brengt. Dergelijke aanpassingen hebben geen inhoudelijke consequenties. Ook wordt in enkele algemene maatregelen van bestuur verwezen naar de nationale douanewetgeving welke bij de herziening van de douanewetgeving wordt ingetrokken. Deze verwijzingen worden – waar nodig – vervangen door verwijzingen naar de herziene nationale douanewetgeving. In een aantal gevallen is het echter wenselijk deze verwijzingen te vervangen door verwijzingen naar de communautaire wetgeving (CDW en toepassingsverordening CDW). In beide situaties is het mogelijk dat een dergelijke wijziging gepaard gaat met een wijziging van de in de desbetreffende algemene maatregel van bestuur gehanteerde terminologie. Ook deze wijzigingen hebben geen inhoudelijke gevolgen.
2.2. Aansluiting bij de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990
In de memorie van toelichting bij het ontwerp van de Douanewet (Kamerstukken II 1993/94, 23 716, nr. 3) en in de memorie van toelichting bij het ontwerp van de Invoeringswet Douanewet (Kamerstukken II 1993/94, 23 806, nr. 3) zijn reeds de beweegredenen en de consequenties uiteengezet van het brengen van de heffing en inning van de rechten bij in- en uitvoer onder de werkingssfeer van respectievelijk de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de Invorderingswet 1990. Een van die consequenties is dat de landbouwheffingen, de anti-dumpingheffingen en de compenserende heffingen, welke voorheen wat betreft de heffing en invordering onder de werkingssfeer van de In- en uitvoerwet vielen, thans ook onder de AWR en de Invorderingswet 1990 zijn gebracht. De in verband met het vorenstaande in de In- en uitvoerwet voorgestelde wijzigingen (zie artikel XXXVII van de Invoeringswet Douanewet) dienen hun vervolg te krijgen door aanpassing van het In- en uitvoerbesluit landbouwgoederen 1980 en de intrekking van het Besluit anti-dumpingheffingen 1982.
3. Artikelsgewijze toelichting
Een groot aantal aanpassingen uit hoofde van dit besluit is van zuiver technische aard. Zo hebben veel wijzigingen betrekking op de vervanging van de term «ambtenaren der invoerrechten en accijnzen» door «ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane», de vervanging van de term «wettelijke bepalingen inzake de douane» door «wettelijke bepalingen bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet» of de vervanging van de term «invoerrechten» of «landbouwheffing» of een combinatie van beide termen, door «rechten bij invoer bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Douanewet». Ook wordt in veel gevallen de term «aangifte ten invoer» vervangen door een terminologie welke overeenkomt met die welke in het CDW en de herziene nationale douanewetgeving wordt gehanteerd. Afhankelijk van de inhoud die in de desbetreffende algemene maatregel van bestuur aan het begrip invoer moet worden gegeven, is de term «aangifte ten invoer» vervangen door: aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling vrij verkeer, actieve veredeling of tijdelijke invoer, dan wel een opsomming van twee of meer van deze mogelijkheden. Aangezien deze technische wijzigingen geen inhoudelijke gevolgen met zich brengen, worden deze wijzigingen hierna niet nader toegelicht.
In een aantal algemene maatregelen van bestuur is een definitie opgenomen van het begrip «binnengekomen douanegoederen», van «uitgaande douanegoederen» of van een combinatie van beide begrippen. Deze begrippen worden in de herziene douanewetgeving niet langer gehanteerd en hebben om die reden ook in andere wetgeving dan de douanewetgeving geen betekenis meer. Waar nodig, zijn zij vervangen door omschrijvingen welke overeenkomen met de herziene douanewetgeving, met inachtneming van doel en strekking van hetgeen met de desbetreffende bepaling wordt nagestreefd. Een vergelijkbare situatie doet zich voor met betrekking tot de definitie van het begrip «doorvoer». Het vervallen van deze definities wordt – tenzij daartoe aanleiding bestaat – in het hiernavolgende niet afzonderlijk toegelicht.
Met betrekking tot de wijzigingen van de algemene maatregelen van bestuur welke zijn gebaseerd op de In- en uitvoerwet wordt nog opgemerkt dat in die wet een definitie is opgenomen van hetgeen in het kader van die wet onder «invoer» dient te worden verstaan. In tegenstelling tot de overige algemene maatregelen van bestuur is het voor die categorie niet noodzakelijk de term invoer te wijzigen in terminologie welke aansluit op het CDW. Doordat de term «invoer» zoals gedefinieerd in de In- en uitvoerwet reeds in overeenstemming is gebracht met het CDW (zie artikel XXXVII van de Invoeringswet Douanewet) en deze definitie mede gelding heeft voor de op de In- en uitvoerwet gebaseerde algemene maatregelen van bestuur, kan aanpassing van de laatstgenoemde categorie wetgeving achterwege blijven.
Artikel I (Wegenverkeersreglement)
Het per 1 januari 1995 vervallen, krachtens artikel 69 van de Invoeringswet Wegenverkeerswet 1994, van artikel 22 van de Wegenverkeerswet, waarin de afgifte door de douane van een achtdaags rijbewijs was geregeld, brengt met zich dat ook de in artikel 121 van het Wegenverkeersreglement neergelegde nadere bepalingen met betrekking tot dat achtdaags rijbewijs kunnen vervallen.
Artikel VI (Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968)
De wijzigingen van de artikelen 4, 12, 13 en 24a, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 zijn reeds toegelicht in paragraaf 2.1. van het algemeen deel van deze nota van toelichting.
De verwijzing in artikel 24a, tweede lid, naar artikel 214 van het Besluit inzake de douane heeft betrekking op het vereiste dat in bepaalde gevallen toestemming van de douaneautoriteiten moet zijn verkregen alvorens met de lading, lossing en dergelijke van goederen mag worden aangevangen. Deze bepaling is thans opgenomen in artikel 80 van het Douanebesluit. De onderhavige wijziging strekt tot aanpassing van de verwijzing.
Artikel VII (Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen)
De in artikel 1, eerste lid, opgenomen definitie van de term «eerste kantoor» had betrekking op het eerste kantoor zoals dat in de Wet inzake de douane (voorheen Algemene wet inzake de douane en de accijnzen) werd gehanteerd. Onder een eerste kantoor werd verstaan het douanekantoor (veelal aan de grens gelegen) waar de eerste formaliteiten met betrekking tot binnenkomende goederen (aanbrengen en aangeven) dienden te worden vervuld. In de herziene douanewetgeving wordt niet langer een onderscheid gemaakt tussen eerste kantoren en andere kantoren bevoegd inzake douane, doch wordt in het algemeen de term douanekantoren gebruikt. In artikel 1 van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen is dan ook de definitie van het begrip «eerste kantoor» vervangen door die van «douanekantoor». Daarbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de formaliteiten die voorheen werden verricht aan een eerste kantoor (te weten aanbrengen en aangeven), door in de definitie te verwijzen naar de bepalingen van het CDW welke op die formaliteiten betrekking hebben. Als gevolg van deze wijziging zijn ook de vermeldingen in de diverse artikelen betreffende het eerste kantoor vervangen door douanekantoor. De wijzigingen van zowel artikel 1 als van de overige artikelen hebben geen inhoudelijke gevolgen.
Artikel IX (Besluit handelsstatistiek 1978)
De in artikel 2, tweede lid, aangebrachte wijziging inzake het aldaar bedoelde verzoek houdt nog verband met de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht die de toevoeging «schriftelijk» overbodig maakt.
De wijziging van de artikelen 3, eerste lid, en 4, houdt deels verband met de vervanging van de term «wettelijke bepalingen inzake de douane». Daarnaast is in de herziene douanewetgeving de zogenoemde pandaangifte vervallen. Het voorheen gehanteerde onderscheid tussen goederenaangiften en pandaangiften is derhalve niet langer relevant. De vermelding aangifte in douanetechnische zin heeft te allen tijde betrekking op een aangifte voor goederen. Om die reden is «goederenaangifte» vervangen door: aangifte.
De in artikel 3, derde lid, vervallen verwijzing naar het document houdt verband met het vervallen van het «instituut» document; ter zake wordt verwezen naar paragraaf 4.1 van de nota van toelichting op het Douanebesluit (Stb. 1995, ...).
Artikel X (In- en uitvoerbesluit landbouwgoederen 1980)
Bij de herziening van de douanewetgeving zijn de landbouwheffingen wat betreft de heffing en inning onder de werkingssfeer van de AWR respectievelijk de Invorderingswet 1990 gebracht (zie ook paragraaf 2.2 van het algemeen deel van deze nota van toelichting). Dat heeft onder meer geleid tot het vervallen van die bepalingen in de In- en uitvoerwet welke betrekking hadden op de heffing en inning van die heffingen (zie artikel XXXVII van de Invoeringswet Douanewet). Als gevolg hiervan dienen ook de in het In- en uitvoerbesluit landbouwgoederen 1980 opgenomen bepalingen (deels de artikelen 5 en 6, 7, deels de artikelen 11, 12 en 13, alsmede de artikelen 16 en 17) inzake de heffing en inning van landbouwheffingen te vervallen. Behoudens enkele andere wijzigingen van terminologische aard zijn de wijzigingen van het In- en uitvoerbesluit landbouwgoederen 1980 hoofdzakelijk een uitwerking van het vorenstaande.
In artikel 5, eerste lid, wordt thans aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de bevoegdheid verleend tot de vaststelling van rechten bij invoer ter zake van de invoer van goederen, voor zover het betreft andere rechten dan douanerechten (invoerrechten). De voorheen in artikel 5, eerste, vierde en vijfde lid, opgenomen bepalingen ter zake van de heffing en inning van de aldus vastgestelde heffingen en andere belastingen zijn vervallen (zie de aanhef van de toelichting op dit onderdeel).
De hiervoor opgenomen toelichting op de wijziging van artikel 5 is van overeenkomstige toepassing op die van artikel 6 met betrekking tot de vaststelling van rechten bij uitvoer.
Artikel XI (Invoerbesluit landen 1981)
De in artikel 1, eerste lid, opgenomen definitie van het begrip «oorsprong» is aangepast aan de ter zake geldende bepalingen van het CDW.
Artikel XVII (Uitvoeringsbesluit accijns)
De wijzigingen van de artikelen 38 en 39, eerste lid, zijn reeds toegelicht in paragraaf 2.1 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.
De wijziging van artikel 39, derde lid, betreft het herstellen van een incongruentie tussen de accijnswetgeving en de douanewetgeving. De in het «oude» onderdeel a beschreven mogelijkheid van opslag van uitgaande goederen in het douane-entrepot van het type E werd niet ondersteund door de douanewetgeving.
De andere in dit besluit aangebrachte wijzigingen zijn van technische aard en hebben geen inhoudelijke gevolgen.
Artikel XVIII (Uitvoeringsbesluit verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten)
De artikelsgewijze toelichting op artikel XVII (Uitvoeringsbesluit accijns) is van overeenkomstige toepassing op de onderhavige wijzigingen van het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten, met dien verstande dat voor de aldaar genoemde artikelen 38 en 39 moet worden gelezen artikel 29 respectievelijk 30.
Het in het vrije verkeer brengen van goederen, bedoeld in artikel 8, is hoofdzakelijk geregeld in titel IV, hoofdstuk 2, afdelingen 1 en 2, van het Communautair douanewetboek. Dit Communautair douanewetboek valt op grond van artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet onder het begrip «wettelijke bepalingen».
Artikel XX (Sanctiebesluit Servië en Montenegro 1992)
In deze algemene maatregel van bestuur zijn uitsluitend wijzigingen aangebracht in de definitiebepalingen, zoals opgenomen in artikel 1 daarvan. Deze algemene maatregel van bestuur is gebaseerd op de Sanctiewet 1977 in welke wet, in tegenstelling tot de In- en uitvoerwet, geen definities zijn opgenomen met betrekking tot de in- en uitvoer. De definitie van «doorvoer» welke verwees naar de douanewetgeving is vervangen door een definitie welke overeenkomt met hetgeen ter zake in het spraakgebruik gebruikelijk is. Daarnaast zijn definities opgenomen van de begrippen «invoer» en «uitvoer» welke inhoudelijk overeenkomen met die welke worden gehanteerd in de In- en uitvoerwet (zie artikel XXXVII, onderdeel A, van de Invoeringswet Douanewet). Deze aanpassingen hebben geen inhoudelijke wijzigingen tot gevolg.
Artikel XXI (Intrekking diverse algemene maatregelen van bestuur)
Het Besluit inzake de douane en het Besluit kosten en interest douane en accijnzen, beide gebaseerd op de Wet inzake de douane, worden in navolging van de intrekking van die wet (zie Invoeringswet Douanewet, artikel LIV) ingetrokken.
Het koninklijk besluit van 28 maart 1974, houdende bepalingen omtrent de uitvoering van verordeningen van de Raad of de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor wat betreft compenserende heffingen bij uitvoer van goederen verkregen in vrijstellingsverkeer (Stb. 172), heeft zijn belang verloren. Dit besluit had betrekking op de situatie waarin met betrekking tot nieuw tot de Europese Gemeenschap toetredende lid-staten de rechten bij invoer in het onderlinge goederenverkeer nog niet geheel waren afgebroken. De communautaire wetgeving voorzag toentertijd in de instelling van een compenserende heffing op goederen welke met vrijstelling werden ingevoerd en vervolgens werden gezonden naar zo'n nieuwe lid-staat. Een dergelijke instelling heeft zich gedurende de laatste jaren niet meer voorgedaan. Bij een toetreding van een nieuwe lid-staat worden de rechten bij invoer in het onderlinge goederenverkeer over het algemeen – voor zover nodig – onmiddellijk volledig afgebroken. Daarnaast zullen deze compenserende heffingen – zo zij in de toekomst nog zullen worden ingesteld – volledig bij communautaire wetgeving worden geregeld. Op die gronden heeft deze algemene maatregel van bestuur zijn belang verloren en kan derhalve worden ingetrokken.
Het Besluit anti-dumpingheffingen 1982 heeft zijn belang verloren door de onderbrenging van de bepalingen inzake heffing en inning van anti-dumpingheffingen in de AWR respectievelijk de Invorderingswet 1990 en de rechtstreekse werking van het Communautair douanewetboek.
Artikel XXII (Inwerkingtreding)
Het onderhavige besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Douanewet in werking treedt. Dat tijdstip zal ingevolge de Invoeringswet Douanewet zijn gelegen op een nader bij koninklijk besluit te bepalen datum.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
A. van Dok-van Weele
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid, jo. vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend een opmerking van redactionele aard bevat.
Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302).
Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 253).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1996-167.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.