Besluit van 30 januari 1996, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Zuivel en van het Algemeen Aanduidingenbesluit (Warenwet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 juli 1995 nr. DGVgz/VVP/L 951624, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op verordening (EEG) nr 1411/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juni 1971 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten met betrekking tot melk bestemd voor menselijke consumptie (PbEG L 148);

op artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste lid, onder a en b, en zesde lid, artikel 8, onder c, artikel 13, en artikel 14 van de Warenwet;

alsmede op artikel II, eerste lid, van de Wijzigingswet 1988 Warenwet jo. de artikelen 14 en 14a van de Warenwet;

Gezien het advies van de Adviescommissie Warenwet van 19 juni 1995 met nummer 14 886/(21)5;

De Raad van State gehoord (advies van 25 september 1995, nummer W13.95.0385);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 24 januari 1996 met nummer VVP/L 9646, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Warenwetbesluit Zuivel1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, vijfde lid, wordt «tweede lid» vervangen door: vierde lid.

B

Na § 3 wordt een nieuwe § 3a ingevoegd, luidende:

§ 3a uitvoering EG-verordeningen

Artikel 4a
  • 1. In afwijking van artikel 3, vierde lid, tweede volzin, van verordening (EEG) nr. 1411/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juni 1971 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten met betrekking tot melk bestemd voor menselijke consumptie (PbEG L 148), mag als magere melk of als halfvolle melk aangeduide melk zijn verrijkt met bestanddelen van de vetvrije droge stof van melk.

  • 2. Inzake een in het eerste lid bedoelde verrijking wordt een vermelding gebezigd, inhoudende de aanduiding van de toegevoegde bestanddelen en de verhoging in procenten van elk daarvan, berekend op de waar voordat het gehalte aan één of meer van de in het eerste lid bedoelde bestanddelen is verhoogd

C

Na artikel 12 wordt een nieuw artikel 12a ingevoegd, luidende:

Artikel 12a

  • 1. Op de korst van schapekaas, geitekaas en kaas zoals bedoeld in artikel 9, mogen slechts zijn aangebracht:

    a. ingrediënten van eet- en drinkwaren;

    b. middelen op basis van alginaten, celluloses, en mono- en diglyceriden van eetbare vetzuren, welke veresterd mogen zijn met azijnzuur;

    c. kunststofdispersies;

    d. minerale was;

    e. suspensies van fungiciden, onder de voorwaarden die ter zake zijn gesteld krachtens het Warenwetbesluit Levensmiddelenadditieven.

  • 2. In de in het eerste lid, onder a, bedoelde eet- en drinkwaren mogen levensmiddelenadditieven slechts aanwezig zijn, voor zover die:

    a. zijn toegelaten in de onder a bedoelde eet- en drinkwaren; en

    b. geen functie hebben in de kaas.

  • 3. Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, nadere regels vaststellen inzake het eerste en tweede lid.

  • 4. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op schapekaas, geitekaas en kaas zoals bedoeld in artikel 9, die in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte rechtmatig zijn bereid en in het verkeer gebracht, onder de voorwaarde dat de korst van die kazen bedekt is met kaaskorstbedekkingsmiddelen die in die staten wettelijk daartoe zijn toegestaan.

D

Artikel 19, onder c, komt te luiden:

c. het Kaasbesluit (Warenwet) 1981;.

E

Aan de aanhef van artikel 20 wordt het volgende zinsdeel toegevoegd: wordt als volgt gewijzigd:.

ARTIKEL II

Artikel 20, tweede lid, van het Algemeen Aanduidingenbesluit (Warenwet)2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na de puntkomma ingevoegd: of.

2. In onderdeel b worden de puntkomma en de woorden «dan wel» vervangen door een punt.

3. Onderdeel c komt te vervallen.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt wat betreft artikel I, onder B, terug tot en met 1 januari 1995.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 30 januari 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Uitgegeven de vijfde maart 1996

De Minister van Justitie a.i.,

H. F. Dijkstal

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit brengt een aantal wijzigingen aan in het Warenwetbesluit Zuivel en het Algemeen Aanduidingenbesluit (Warenwet).

Artikel I, onder A, beoogt een fout te herstellen in artikel 2, vijfde lid.

Artikel I, onder B, voegt een nieuw artikel 4a toe. Dit is gewenst, aangezien bij de vervanging van het Melkbesluit (Warenwet) 1974 door onder meer het Warenwetbesluit Zuivel is nagelaten artikel 5, derde lid, en artikel 6, derde lid, van eerstgenoemd besluit over te nemen. Beide voorschriften gaven uitvoering aan artikel 6, vierde lid, van Verordening (EEG) nr. 1411/71 van de Raad van 29 juni 1971 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten met betrekking tot melk bestemd voor menselijke consumptie (PbEG L 148) , waarin bepaald is dat de lid-staten van de Europese Unie voor hun grondgebied de bij de inwerkingtreding van Verordening (EEG) 1411/71 van toepassing zijnde nationale regelingen betreffende het verrijken van magere en halfvolle melk met bestanddelen van de vetvrije droge stof van melk, verder kunnen toepassen. Het nieuwe artikel 4a beoogt derhalve een voortzetting te zijn van bovengenoemde bepalingen in het Melkbesluit (Warenwet) 1974, en treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 1995.

Artikel I, onder C, voegt een nieuw artikel 12a toe, waarin voorschriften worden gegeven voor korstbedekkingsmiddelen van schapekaas, geitekaas, en het zuivelprodukt dat is verkregen op de in artikel 9, eerste lid, van het Warenwetbesluit Zuivel bedoelde wijze. Hierbij is rekening gehouden met de laatste ontwikkelingen ter zake. Tevens is aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de bevoegdheid verleend ter zake nadere regels te stellen. Tegen deze delegatie bestaat geen bezwaar, aangezien het hier de uitwerking betreft van details van voorschriften die naar verwachting veelvuldig aanpassing behoeven aan de laatste wetenschappelijke inzichten. Vooralsnog is het de bedoeling die nadere regels in grote lijnen gelijk te laten zijn aan bijlage III van het Kaasbesluit (Warenwet) 1981. Ook de artikelen 1, onder a en b, en 15, onder c, van het Kaasbesluit (Warenwet) 1981 kunnen nu om die reden vervallen (artikel I, onder D). De verplichte notificatie ingevolge richtlijn nr. 83/189/EEG van de Warenwetregeling Kaaskorstbedekkingsmiddelen in de ontwerp-fase leidde tot een zogenaamde gemotiveerde mening van de Europese Commissie. Genoemde warenwetregeling geeft uitvoering aan het derde lid van artikel 12a. De Commissie bepleitte, wijzend op de artikelen 30 en 36 van het EG-Verdrag, de wettelijke mogelijkheid te creëren dat andere EU-lidstaten en de staten die het EER-akkoord hebben ondertekend, in Nederland kaas op de markt brengen die niet voldoet aan het bepaalde in voornoemde warenwetregeling maar die in de voornoemde staten rechtmatig zijn geproduceerd en in het verkeer zijn gebracht en waarvan de korst bedekt is met kaaskorstbedekkingsmiddelen die in die staten wettelijk daartoe zijn toegestaan.

Aan dit verzoek van de Commissie is gevolg gegeven in het vierde lid van artikel 12a, door de eisen inzake bedoelde bedekkingsmiddelen niet van toepassing te verklaren op de bovenomschreven kazen.

Artikel I, onder E, betreft een correctie van een weggevallen zinsdeel in artikel 20. Alhoewel uit de context van die bepaling blijkt dat artikel 20 beoogt artikel 29, tweede lid, van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen te wijzigen, is besloten die correctie met het oog op de volledigheid tòch aan te brengen.

Artikel II tenslotte laat artikel 20, tweede lid, onder c, van het Algemeen Aanduidingenbesluit (Warenwet) vervallen, waarin verwezen wordt naar Verordening (EEG) nr. 1898/87 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelprodukten bij het in de handel brengen (PbEG L 182). Deze verwijzing kan vervallen, aangezien de ter zake vereiste strafbaarstelling van handelen in strijd met die verordening, sinds 1 januari 1995 is opgenomen in artikel 2, tweede lid, van het Warenwetbesluit Zuivel.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra


XNoot
1

Stb. 1994, 813.

XNoot
2

Stb. 1981, 621, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 3 augustus 1994, Stb. 661.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven