Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het belastinggebied
van de provincies te verruimen onder gelijktijdige verlaging van de door het
Rijk geheven hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting en daartoe de Provinciewet
en de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De >Provinciewet1
wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 222 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «personenauto's, motorrijwielen en autobussen,
bedoeld in artikel 2, onderdelen b, d en f» vervangen door: personenauto's
en motorrijwielen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en d.
2. In het tweede lid wordt «die aanvangen na 31 maart 1989 ten hoogste
30,7» vervangen door: die aanvangen na 31 maart 1996 ten hoogste 105,3.
3. In het derde lid wordt «de artikelen 28, 49 en 68» vervangen
door: de artikelen 28 en 68.
B
Artikel 238, tweede en derde lid, komt te luiden:
2. Ten behoeve van de berekening van de algemene uitkering wordt voor elke
provincie vastgesteld:
a. de uitkeringsbasis, bedoeld in artikel 242, eerste lid;
b. de aftrekpost, bedoeld in artikel 242, tweede lid.
3. De algemene uitkering bedraagt voor elke provincie de uitkeringsbasis,
vermenigvuldigd met het quotiënt van het uitkeringspercentage en 100,
en vervolgens per provincie verminderd met de aftrekpost.
C
Artikel 242 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Toegevoegd worden een tweede en derde lid, luidende:
2. De aftrekpost voor een provincie is een aandeel in het bedrag van f 750 000 000,
evenredig aan het aandeel van die provincie in de opbrengst van de opcenten
motorrijtuigenbelasting voor alle provincies gezamenlijk, die over het tweede
jaar, voorafgaande aan het uitkeringsjaar, bij toepassing van het maximale
aantal opcenten zou zijn ontstaan.
3. Onze Minister en Onze Minister van Financiën kunnen, gedeputeerde
staten gehoord, het aandeel, bedoeld in het tweede lid, volgens een afwijkende
berekening vaststellen voor provincies waarvoor na 31 december 1996 een wijziging
van de provinciale indeling dan wel een wijziging van de gemeentelijke indeling
die gepaard gaat met een wijziging van provinciegrenzen, van kracht is geworden.
ARTIKEL II
De Wet op de motorrijtuigenbelasting
19942 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 23, eerste lid, worden «f 31,95», «f 38,20»,
«f 44,95», «f 59,45», «f 75,20», «f
100,95» en «f 25,75» achtereenvolgens vervangen door: f 19,01,
f 22,86, f 27,06, f 36,13, f 45,96, f 61,97 en f 16,00.
B
In artikel 25 wordt «f 26,95» vervangen door: f 15,77.
C
In artikel 47 worden «f 10,45» en «f 2,50» vervangen
door: f 19,20 en f 4,00.
ARTIKEL III
In afwijking van artikel 242, tweede lid, van de Provinciewet wordt voor
het uitkeringsjaar 1996 voor elke provincie de aftrekpost vastgesteld op driekwart
van het bedrag zoals dat op grond van artikel 242, tweede lid, wordt berekend.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 april 1996.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
A. G. M. van de Vondervoort
XNoot
1Stb. 1993, 668, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 december 1995,
Stb. 1996, 8.
XNoot
2Stb. 1994, 17, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 1995,
Stb. 637.
XHistnoot
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1994/95, 1995/96, 24 272.
Handelingen II 1995/96, blz. 2561–2567.
Kamerstukken I 1995/96, 24 272 (142, 142a).
Handelingen I 1995/96, zie vergadering d.d. 6 februari 1996.