Beschikking van de Minister van Justitie van 8 januari 1996, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 14 december 1995, Stb. 1996, 12

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel III van de wet van 14 december 1995, Stb. 1996, 12;

Besluit:

de tekst van de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 14 december 1995, Stb. 1996, 12, in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.

's-Gravenhage, 8 januari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de elfde januari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

TEKST VAN DE WET SCHADELOOSSTELLING, UITKERING EN PENSIOEN LEDEN EUROPEES PARLEMENT, ZOALS DEZE LAATSTELIJK IS GEWIJZIGD BIJ DE WET VAN 14 DECEMBER 1995, STB. 1996, 12

Artikel 1

Deze wet verstaat onder:

a. het Europese Parlement: de Vergadering bestaande uit de vertegenwoordigers van de volkeren van de in de Europese Gemeenschappen verenigde staten;

b. lid van het Europese Parlement: de in Nederland gekozen vertegenwoordiger in de onder a bedoelde vergadering.

Artikel 2

De leden van het Europese Parlement ontvangen een schadeloosstelling gelijk aan die van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, zoals vastgesteld krachtens de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer (Stb. 1990, 622).

Artikel 2a

Artikel 2a van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2b

Artikel 2b van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2c

De leden van het Europees Parlement ontvangen naast de schadeloosstelling een tegemoetkoming in de premie van een ziektekostenverzekering op de voet van de regeling voor het burgerlijk rijkspersoneel.

Artikel 3

  • 1. De schadeloosstelling bedoeld in artikel 2 wordt verminderd met de helft van het bedrag waarmee de neveninkomsten van het lid van het Europese Parlement per jaar een bedrag van f 10 917 te boven gaan, met dien verstande dat de schadeloosstelling in ieder geval f 55 757 per jaar bedraagt en dat de vermindering plaatsvindt over het jaar waarin de neveninkomsten zijn genoten in de zin van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964.

  • 2. Onder neveninkomsten wordt verstaan het gezamenlijk bedrag van hetgeen het lid geniet: als

    a. winst uit onderneming;

    b. zuivere inkomsten uit tegenwoordige arbeid.

  • 3. Indien een lid van het Europese Parlement tevens lid is van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangt hij voor zijn lidmaatschap van het Europese Parlement geen schadeloosstelling. De artikelen 4 en 7 zijn op hem niet van toepassing.

Artikel 4

  • 1. Ieder jaar voor 1 april of binnen twee maanden na de dag van zijn eerste deelname aan de vergadering van het Europese Parlement verstrekt een lid van het Europese Parlement aan het Hoofd van de eenheid Belastingdienst/Particulieren Den Haag een opgave van de neveninkomsten, welke het lid verwacht over het betreffende kalenderjaar of een gedeelte daarvan te zullen genieten, dan wel een verklaring, dat hij verwacht niet meer dan f 10 917 aan neveninkomsten over dat jaar of een evenredig deel daarvan over het betreffende gedeelte van dat jaar te zullen genieten.

  • 2. Het Hoofd van de eenheid Belastingdienst/Particulieren Den Haag deelt aan de Minister van Binnenlandse Zaken het bedrag van de voorlopige aftrek van de schadeloosstelling mede en verstrekt een afschrift van deze mededeling aan het lid.

  • 3. Een lid van het Europese Parlement kan een verklaring inzenden, dat een opgave van neveninkomsten achterwege zal blijven. In dat geval, alsmede indien binnen de in het eerste bedoelde termijn geen opgave of verklaring is ingezonden, bedraagt de schadeloosstelling f 55 757.

  • 4. Zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar of na de beëindiging van het lidmaatschap zendt een lid van het Europese Parlement of zenden zijn nabestaanden aan het Hoofd van de eenheid Belastingdienst/Particulieren Den Haag een opgave van neveninkomsten, welke over dat kalenderjaar onderscheidenlijk over het voorafgaande deel van het lopende kalenderjaar zijn genoten dan wel een verklaring dat niet meer dan f 10 917 over dat jaar of een evenredig deel van die som over het betreffende gedeelte van het lopende jaar is of zal worden genoten.

  • 5. Het Hoofd van de eenheid Belastingdienst/Particulieren Den Haag deelt zo spoedig mogelijk na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde opgave of verklaring aan de Minister van Binnenlandse Zaken het bedrag van de definitieve aftrek van de schadeloosstelling mede en verstrekt een afschrift van deze mededeling aan het lid van het Europese Parlement.

  • 6. Indien een opgave of een verklaring als in het vierde lid bedoeld niet binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar of na beëindiging van het lidmaatschap is ontvangen, geeft het Hoofd van de eenheid Belastingdienst/Particulieren Den Haag daarvan kennis aan de Minister van Binnenlandse Zaken. In dat geval bedraagt de schadeloosstelling f 55 757.

  • 7. Het bedrag van de uitbetaalde schadeloosstelling kan, al dan niet op verzoek van een lid van het Europese Parlement, worden herzien, indien op grond van een onherroepelijk geworden aanslag in de inkomstenbelasting daartoe aanleiding blijkt te bestaan.

  • 8. Bij de toepassing van dit artikel vindt zo nodig terugbetaling of verrekening plaats.

Artikel 5

  • 1. De schadeloosstelling eindigt met de dag waarop een lid van het Europese Parlement ophoudt lid van dat Parlement te zijn.

  • 2. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van het lid van het Europees Parlement wordt aan de weduwe of weduwnaar, van wie het overleden lid niet duurzaam gescheiden leefde, een bedrag uitgekeerd, gelijk aan driemaal het bedrag van de schadeloosstelling, dat over de laatste volle maand aan het lid is uitgekeerd. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar als bedoeld in de vorige volzin, nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen, of minderjarige kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van de schadeloosstelling van het lid van het Europees Parlement.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de nabestaande levenspartner met wie het overleden niet-gehuwde lid van het Europees Parlement samenwoonde en – met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding. Tegelijkertijd kan slechts één persoon als levenspartner worden aangemerkt. Onze Minister kan verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd waaruit blijkt dat een samenlevingscontract als bedoeld in de eerste volzin is gesloten.

Artikel 6

De artikelen 13, 14 en 15 van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

De leden van het Europese Parlement hebben bij aftreden aanspraak op uitkering op de voet van de bepalingen van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Artikel 8

  • 1. Behoudens het bepaalde in de volgende leden hebben de leden van het Europese Parlement en hun nabestaanden aanspraak op pensioen op de voet van de bepalingen van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

  • 2. Voor zover tijd, waarover als lid van het Europese Parlement aanspraak bestaat op pensioen, samenloopt met tijd, waarover als politieke ambtsdrager, als bedoeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, anders dan als lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aanspraak bestaat op pensioen, bedraagt het pensioen als lid van het Europese Parlement over die samenlopende tijd per jaar 1,75% van de schadeloosstelling die gedurende die tijd laatstelijk krachtens deze wet werd genoten of zou zijn genoten, indien geen andere inkomsten dan die als politieke ambtsdrager, als in dit lid bedoeld, en als lid van het Europese Parlement zouden zijn genoten.

  • 3. Het tweede lid vindt overeenkomstige toepassing voor de berekening van weduwen- en wezenpensioenen.

  • 4. Artikel 67, tweede lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers is niet van toepassing bij de berekening van het weduwenpensioen krachtens deze wet, indien toepassing van dat artikel plaatsvindt bij de berekening van het pensioen als weduwe van een lid of gewezen lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

  • 5. Voor de toepassing van de bepalingen van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en andere overheidspensioenwetten wordt een pensioen krachtens deze wet aangemerkt als een overheidspensioen.

Artikel 9

Hoofdstuk 18 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

Op de bedragen, genoemd in artikel 3, eerste lid, en artikel 4, eerste, derde, vierde en zesde lid, is artikel 5 van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11

De kosten van de uit deze wet voortvloeiende schadeloosstellingen, uitkeringen en pensioenen en de kosten van de overname en de gedeeltelijke vergoeding van de premie, die ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet daarover wordt geheven, komen ten laste van Hoofdstuk VII van de Rijksbegroting.

Artikel 12

In artikel 54, eerste lid, laatste volzin, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers wordt achter de woorden «krachtens een andere regeling» ingevoegd de zinsnede: niet zijnde een uitkering krachtens de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement.

Artikel 13

In de Algemene burgerlijke pensioenwet (1) wordt aan artikel F2, vijfde lid, onder c, met verval van de puntkomma aan het slot, toegevoegd: of van het Europese Parlement;

Artikel 14

In de Spoorwegpensioenwet (1) wordt aan artikel F2, vierde lid, onder c, met verval van de puntkomma aan het slot, toegevoegd: of van het Europese Parlement;

Artikel 15

In de Algemene militaire pensioenwet (1) wordt in artikel A1, eerste lid, onder k, een nieuw punt 4 opgenomen luidende als volgt:

4. de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement.

Artikel 16

Wanneer na de dag na de inwerkingtreding van deze wet met terugwerkende kracht tot vóór die dag toepassing wordt gegeven aan artikel 7 van de Wet van 30 oktober 1968 (Stb. 584) vindt artikel 10 mede toepassing.

Artikel 17

Indien een lid van het Europese Parlement dat op de dag van zijn benoemdverklaring lid van de Tweede Kamer, lid van gedeputeerde staten, dan wel wethouder is, en krachtens artikel 7 aanspraak heeft op uitkering ter zake van het aftreden als lid van het Europese Parlement vóór of aan het einde van de in 1979 aangevangen periode van vijf jaar, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Akte van 20 september 1976, Trb. 1976, 175, wordt de vóór het ontslag als lid van de Tweede Kamer, lid van gedeputeerde staten, dan wel wethouder zonder wezenlijke onderbreking als zodanig vervulde tijd voor de toepassing van artikel 52, eerste lid, tweede volzin, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers geacht als lid van het Europese Parlement te zijn vervuld.

Artikel 18

Deze wet kan worden aangehaald als Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement.

Artikel 19

  • 1. Deze wet treedt, behoudens het bepaalde in het tweede lid, in werking met ingang van 17 juli 1979. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 17 juli 1979, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad en werkt zij terug tot en met 17 juli 1979.

  • 2. Artikel 12 treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Naar boven