Besluit van 10 februari 1996, houdende wijziging van het Besluit regeling premievaststelling en reservevorming wachtgeldfondsen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 december 1995, nr. SV/AVF/95/5322;

Gelet op artikel 85, eerste lid, en artikel 91, tweede lid, van de Werkloosheidswet;

De Raad van State gehoord (advies van 12 januari 1996, No. W12.95.0702);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 februari 1996, nr. SV/AVF/96/0205;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Besluit premievaststelling en reservevorming wachtgeldfondsen1 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 3, tweede lid, wordt «artikel 4, tweede lid» vervangen door: artikel 4, vijfde lid.

B

1. In artikel 4, wordt onder vernummering van het eerste, tweede en derde lid tot tweede, vijfde en zesde lid een nieuw eerste, derde en vierde lid ingevoegd, luidende:

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt, in afwijking van artikel 1, verstaan onder:

    a. de lasten: hetgeen op grond van artikel 90, eerste lid, onderdelen a, b, d, e en f, van de wet ten laste van het wachtgeldfonds komt, met uitzondering van hetgeen op grond van het vierde lid van dat artikel bij het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds in rekening wordt gebracht.

    b. het lastenpercentage: de lasten in een jaar uitgedrukt als percentage van de verzekerde loonsom.

    Voorts wordt verstaan onder:

    c. de lasten van de vangnetvoorziening ZW: hetgeen op grond van artikel 90, eerste lid, onderdeel c, van de wet ten laste van het wachtgeldfonds komt.

    d. het lastenpercentage van de vangnetvoorziening ZW: de lasten van de vangnetvoorziening ZW in een jaar, uitgedrukt als percentage van de verzekerde loonsom in dat jaar.

  • 3. De bedrijfsvereniging stelt een opslag op de in het tweede lid genoemde wachtgeldpremie vast, ter dekking van de lasten van de vangnetvoorziening ZW.

  • 4. De opslag op de wachtgeldpremie wordt vastgesteld op ten minste het percentage dat overeenkomt met het lastenpercentage van de vangnetvoorziening ZW van het jaar waarin de wachtgeldpremie wordt vastgesteld.

2. In het aldus vernummerde vijfde en zesde lid, wordt «eerste lid» telkenmale vervangen door: tweede lid.

C

In artikel 7 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid, wordt «artikel 4, eerste lid» vervangen door: artikel 4, tweede lid.

2. In het tweede lid, wordt «artikel 4, tweede lid» vervangen door: artikel 4, vijfde lid.

3. In het derde lid, wordt «artikel 4, derde lid» vervangen door: artikel 4, zesde lid en «artikel 4, eerste lid» vervangen door: artikel 4, tweede lid.

D

In artikel 9, eerste lid, onder b, wordt «artikel 4, derde lid,» vervangen door: artikel 4, zesde lid.

E

In artikel 11a wordt «artikel 4, eerste lid» vervangen door: artikel 4, tweede lid.

ARTIKEL II

In afwijking van artikel 4, vierde lid, van het Besluit premievaststelling en reservevorming wachtgeldfondsen wordt de opslag op de wachtgeldpremie voor het jaar 1996 vastgesteld op het percentage dat overeenkomt met het lastenpercentage van de vangnetvoorziening ZW, zoals dat geraamd wordt voor het jaar 1996.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip dat het op 4 oktober 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Ziektewet en enkele andere wetten in verband met loondoorbetaling door de werkgever bij ziekte van de werknemer (uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte) (Kamerstukken lI 1995/96, 24 439) tot wet wordt verheven en in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 10 februari 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

Uitgegeven de tweeëntwintigste februari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

In het voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Ziektewet en enkele andere wetten in verband met loondoorbetaling door de werkgever bij ziekte van de werknemer (uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte, verder Wulbz) (Kamerstukken II 1995/96, 24 439) is onder meer geregeld dat de financiering van de vangnetvoorziening ZW zal geschieden vanuit de premie, welke geheven wordt ten behoeve van het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) en de wachtgeldfondsen. Daarbij is een verdeling gemaakt tussen lasten, die voor rekening behoren te komen van de wachtgeldfondsen en lasten die gefinancierd zullen worden door het AWf. Uitgangspunt is dat financiering uit het AWf alleen gewenst is voor groepen, voor wie het risico niet bedrijfstakafhankelijk is. Dit betekent dat ten laste van de wachtgeldfondsen komen: de zgn. rariteiten, nawerkingsgevallen en ziektegevallen van werknemers wier dienstbetrekking binnen het tijdvak van 52 weken is geëindigd. Het vorenstaande betekent dat als gevolg van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Wulbz, de lastenpercentages van de beide fondsen zullen stijgen. Deze lastenverzwaring dient een doorvertaling te hebben naar de premiebaten van de wachtgeldfondsen en het AWf. Zonder verdere regelgeving zou deze doorvertaling wel geschieden bij het AWf, echter niet bij de wachtgeldfondsen. In de huidige systematiek wordt de premie voor de wachtgeldfondsen vastgesteld als het gemiddelde van het lastenpercentage over de laatste vier jaar voorafgaand aan het jaar waarin de premie wordt vastgesteld. In de eerste jaren leidt dit er dan ook toe dat de lasten van het vangnet niet (volledig) worden meegenomen.

Om die situatie te vermijden wordt in de thans voorliggende algemene maatregel van bestuur geregeld dat het lastenpercentage van de vangnetvoorziening ZW wordt meegenomen bij de berekening van de premie ten behoeve van de wachtgeldfondsen. Om duidelijk te maken dat het hier om een afzonderlijke component van de premie gaat, waarvoor een afwijkende berekeningssystematiek geldt, regelt het derde lid van artikel vier dat ten behoeve van de financiering van de vangnetvoorziening ZW een opslag op de wachtgeldpremie wordt vastgesteld. Daarbij is voor de vaststelling van het lastenpercentage van de vangnetvoorziening ZW aangesloten bij de systematiek, zoals die gehanteerd werd ten aanzien van de ZW-omslagpremie. Het nieuwe vierde lid regelt dan ook dat de opslag overeenkomt met het lastenpercentage van de vangnetvoorziening ZW van het jaar, waarin de premie wordt vastgesteld.

Aangezien de vangnetvoorziening ZW pas ten laste komt van de wachtgeldfondsen op het moment dat de Wulbz in werking treedt, kan voor het eerste jaar de opslag op de premie niet worden vastgesteld conform de hierboven beschreven regeling. Deze inwerkingtreding is voorzien voor 1 maart 1996.

Artikel II geeft dan ook een regeling voor de overgangssituatie. De opslag op de premie ten behoeve van de vangnetvoorziening ZW voor het jaar 1996 wordt ingevolge deze bepaling gebaseerd op het lastenpercentage van de vangnetvoorziening, zoals dat door de bedrijfsverenigingen voor het jaar 1996 wordt geraamd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten


XNoot
1

Stb. 1990, 447, gewijzigd bij besluit van 20 december 1995, Stb. 688.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven