Besluit van 2 februari 1996, houdende wijziging van het Bestrijdingsmiddelenbesluit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, van 17 augustus 1993, DGVgz/VVP/C 931131, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 13, eerste lid van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962;

Gezien het advies van de Bestrijdingsmiddelencommissie (advies van 17 oktober 1990);

De Raad van State gehoord (advies van 26 oktober 1993, No. W13.93.0575.);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 26 januari 1996, DGVgz/VVP/C 952156, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 14c, eerste lid, van het >Bestrijdingsmiddelenbesluit1 komt als volgt te luiden:

  • 1. Het is verboden een bestrijdingsmiddel met als werkzame stof methylbromide, aluminimumfosfide of magnesiumfosfide anders dan voor toepassingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, sub 3 en onderdeel h, van de wet en anders dan in een speciale installatie waarvoor ingevolge de Wet milieubeheer een vergunning is afgegeven voor uitsluitend het gebruik van gasvormende en gasvormige bestrijdingsmiddelen, toe te passen zonder dat hierover van tevoren een kennisgeving heeft plaatsgevonden aan de regio-directeur van de Inspectiedienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid binnen wiens ambtsgebied het betrokken middel wordt toegepast.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 1996.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij horende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 2 februari 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Uitgegeven de tweeëntwintigste februari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Onderhavige wijziging strekt er toe de in artikel 14c voorziene kennisgevingsprocedure voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen met als werkzame stof methylbromide, buiten speciale gassingsinstallaties tevens van toepassing te laten zijn op een dergelijk gebruik van bestrijdingsmiddelen met als werkzame stof aluminiumfosfide of magnesiumfosfide.

De kennisgevingsprocedure geldt niet voor gebruik in speciale installaties waarvoor ingevolge de Wet milieubeheer een vergunning is afgegeven. ln dat kader worden al voorschriften gegeven met betrekking tot een veilige inrichting van installaties.

lnterdepartementaal overleg en de voorbereiding van de wijziging van de regelgeving meldings-verplichting ruimte- en voorraadsgassingen hebben de nodige tijd gevergd, waardoor de voortgang van het onderhavige ontwerp-besluit is vertraagd.

Deze wijziging is noodzakelijk gebleken om navolgende redenen:

Op grond van de gevaarsaspecten verbonden aan het werken met aluminiumfosfide of magnesiumfosfide zijn de toelatingsbeschikkingen voor bestrijdingsmiddelen met als werkzame stof aluminiumfosfide of magnesiumfosfide eind 1989 aangescherpt en op een lijn gebracht met de toelatingsbeschikking voor methylbromide. Zo geldt ingevolge die aanscherping, ter bescherming van omwonenden en andere derden niet zijnde beroepsmatig blootgestelden volgens de Arbeidsomstandighedenwet, op het moment van inwerkingtreding van dit besluit een minimum afstand van 100 meter vanaf de buitenzijde van het te gassen object tot de buitenzijde van woon-, werk- of verblijfsruimtes, tenzij in genoemde ruimtes gedurende de totale duur van de gassing en de ontgassing geen personen aanwezig zijn. Deze eis geldt niet voor speciale gassingsinstallaties. Tevens vermeldt de toelatingsbeschikking voor de desbetreffende bestrijdingsmiddelen thans, dat er een gasplan – een leidraad voor een correcte uitvoering van het werk – opgesteld moet worden. Een uitgewerkt gasplan schept tevens betere mogelijkheden voor de toezichthoudende instanties om bij een controle te verifiëren of aan de wettelijke voorschriften wordt voldaan.

De controlemogelijkheden worden bemoeilijkt doordat de gassingen op verschillende lokaties plaatsvinden. Hierin wordt voorzien door de huidige meldingsverplichting voor methylbromide van toepassing te laten zijn op een gebruik van bestrijdingsmiddelen met als werkzame stof aluminiumfosfide of magnesiumfosfide.

Deze wijziging zal derhalve de mogelijkheid bieden een duidelijk inzicht te krijgen in het gebruik van aluminiumfosfide of magnesiumfosfide buiten genoemde gassingsinstallatie, en de omstandigheden waaronder dit geschiedt. Een dergelijk inzicht zal het belang van een betere bescherming van de bij de gassing met deze stoffen betrokken personen als ook de personen die de na de gassing behandelde objecten voor hun werkzaamheden weer moeten betreden, dienen. Tevens is een betere bescherming van het milieu inclusief omwonenden en andere derden en de consument van de behandelde produkten gediend met de beoogde uitbreiding van de meldingsprocedure.

Als meldingspunt voor genoemde melding wordt in deze wijziging de regiodirecteur van de lnspectiedienst SZW, voorheen het districtshoofd van de Arbeidsinspectie, binnen wiens ambtsgebied het betrokken bestrijdingsmiddel wordt toegepast, genoemd. Deze wijziging is er een van praktische aard. Zij vloeit voort uit de in de praktijk opgedane ervaringen. De toepassing van de onderhavige bestrijdingsmiddelen hebben namelijk voornamelijk gevolgen voor de arbeidsomstandigheden en het milieu, zodat voornoemde dienst de meest geëigende dienst is om als meldingspunt te fungeren. De lnspectiediensten SZW zullen zorgdragen voor het tijdig, indien mogelijk, vooraf informeren van de overige toezichthoudende inspecties, te weten de Regionale lnspectie Gezondheidsbescherming (voorheen Keuringsdienst van Waren) en de lnspectie Milieuhygiëne/Afdeling Bestrijding Dierplagen.

Bovenstaande noopt tevens tot aanpassing van de Regeling melding methylbromide (Stcrt. 1986, 130), waarin de nadere regeling van de kennisgevingsprocedure is neergelegd. ln verband met de onderlinge afstemming is de inwerkingtreding van het onderhavige besluit vastgesteld op 1 maart 1996.

Het door de Bestrijdingsmiddelencommissie uitgebrachte advies heeft geen aanleiding tot wijziging van het ontwerp gegeven.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra


XNoot
1

Stb. 1964, 328, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 30 januari 1995, Stb. 77.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 12 maart 1996, nr. 51.

Naar boven