Besluit van 20 januari 1995 tot wijziging van het
Besluit vergiften in apotheken en ziekenhuizen 1973
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
van 14 november 1994, GMV/G 944130;
Gelet op artikel 26, aanhef en onderdeel h, van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening;
Gezien het advies van de Geneesmiddelencommissie (advies van 17 augustus
1994, Geco 4940);
De Raad van State gehoord (advies van 12 december 1994, no. W13.94.0689);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport van 11 januari 1995, GMV/G 945041;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit vergiften in apotheken en ziekenhuizen 19731
wordt gewijzigd als volgt:
A
Aan artikel 3 worden een vierde en vijfde lid toegevoegd, luidende:
4. Het eerste en derde lid zijn niet van toepassing ten aanzien van de preparaten,
bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit aflevering Opiumwetmiddelen
op recept.
5. Het eerste en derde lid zijn eveneens niet van toepassing ten aanzien
van de preparaten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit aflevering
Opiumwetmiddelen op recept voor zover die preparaten zich bevinden in een
als werkvoorraad bestemde aangebroken verpakking van ten hoogste 1000 doseringseenheden.
B
In artikel 5 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot
en met vijfde lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:
2. In het vierde lid (nieuw) wordt «een in het tweede lid, onder 2°,
bedoeld vergift» vervangen door: een in het derde lid, onder 2°,
bedoeld vergift.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum
van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 20 januari 1995
Beatrix
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
Uitgegeven de drieëntwintigste februari 1995
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
NOTA VAN TOELICHTING
Bij de op 5 mei 1994 in werking getreden wet van 2 juli 1993 (Stb. 449)
tot wijziging van de Opiumwet zijn de nog niet onder de Opiumwet vallende
stoffen van de lijsten III en IV (barbituraten en tranquillizers) van het
Verdrag inzake psychotrope stoffen (Trb. 1989, 129) op lijst II van die wet
geplaatst. Met die plaatsing zijn die stoffen en de preparaten daarvan komen
te vallen onder de categorie van vergiften, bedoeld in artikel 1, onderdeel
a, van het Besluit vergiften in apotheken en ziekenhuizen 1973 – verder
te noemen het besluit –. Krachtens artikel 3, eerste en derde lid, van
het besluit zijn apothekers en apotheekhoudende geneeskundigen verplicht die
vergiften in hun apotheek te bewaren in uitsluitend daartoe bestemde afsluitbare
kasten of ruimten. Artikel 5 van het besluit bevat een overeenkomstige verplichting
voor het bestuur van een ziekenhuis voor wat betreft de zich elders dan in
de apotheek van het desbetreffende ziekenhuis bevindende vergiften.
Het onderhavige besluit strekt er onder meer toe om de preparaten van
de op lijst IV van het Verdrag inzake psychotrope stoffen geplaatste stoffen,
opgenomen in lijst II, onderdeel a, onder 2, van de Opiumwet, uit te zonderen
van vorenbedoelde verplichting tot bewaren volgens specifieke voorschriften.
De eigenschappen van deze preparaten zijn niet zodanig dat bewaring daarvan
slechts op voormelde wijze zou dienen plaats te vinden. Om dezelfde reden
is de aflevering van deze preparaten ingevolge artikel 3, eerste lid, van
het Besluit aflevering Opuimwetmiddelen op recept niet afhankelijk gesteld
van het «zware» opiumwetrecept doch van het gewone recept. Met
de onderhavige uitzondering (nieuwe artikelen 3, vierde lid, en 5, tweede
lid) wordt de huidige praktijk in apotheken en ziekenhuizen met betrekking
tot de bewaring van deze preparaten bestendigd. Voor wat betreft de op lijst
III van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen (Trb. 1963, 81)
vermelde preparaten, genoemd in artikel 3, tweede lid, van het Besluit aflevering
Opiumwetmiddelen op recept, kan eveneens een uitzondering op vorenbedoelde
bewaarverplichting worden gemaakt (nieuwe artikelen 3, vijfde lid, en 5, tweede
lid). Ook ten aanzien van deze preparaten geldt dat zij – ingevolge
voornoemd artikel 3, tweede lid, van het Besluit aflevering Opiumwetmiddelen
op recept – op een gewoon recept mogen worden afgeleverd. Anders echter
dan met betrekking tot de hiervoor bedoelde op lijst II, onderdeel a, onder
2, van de Opiumwet vermelde preparaten (tranquillizers – benzodiazepinen –)
is de frequentie van aflevering van deze preparaten niet zodanig dat voor
de gehele in een apotheek aanwezige voorraad van deze preparaten een uitzondering
op vorenbedoelde bewaarverplichting moet worden gemaakt. De onaangebroken
voorraad rouleert niet zo snel als die van de benzodiazepinen. Volstaan kan
dan ook worden met een beperking van die uitzondering tot een als werkvoorraad
bestemde hoeveelheid van ten hoogste 1000 doseringseenheden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
XNoot
1Stb. 1973, 55, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 oktober 1993,
Stb. 541.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging
bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden
opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 14 maart
1995, nr. 52.