Besluit van 4 februari 1995 tot wijziging van het Mijnreglement 1964 en het Mijnreglement continentaal plat (veiligheids- en gezondheidssignalering)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 13 oktober 1994, nr. 94073637 WJA/W;

Gelet op de richtlijn nr. 92/58/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften voor de veiligheids- en/of gezondheidssignalering op het werk (PbEG L 245) alsmede op artikel 9, eerste en derde lid, van de Mijnwet 1903 en op artikel 26, eerste lid, onder b, van de Mijnwet continentaal plat;

De Raad van State gehoord (advies van 25 januari 1995, nr. W10.94.0627);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 1 februari 1995, nr. 95007847 WJA/W;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Mijnreglement 19641 wordt gewijzigd als volgt:

A

Na artikel 147 wordt een nieuw artikel 147a ingevoegd, luidende:

Artikel 147a

  • 1. In dit artikel wordt onder «veiligheids- of gezondheidssignalering» verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering.

  • 2. Bij werkzaamheden bij, op of in een mijnwerk of een boorwerk of bij mijnbouwkundige onderzoekingen is het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering, met uitzondering van de artikelen 3, derde lid, en 5 tot en met 17 van dat besluit, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

    a. de bestuurders van de betrokken mijnonderneming of in artikel 12, eerste lid, bedoelde andere onderneming in de plaats treden van de werkgever;

    b. de personen die werkzaam zijn bij, op of in een mijnwerk of een boorwerk of bij mijnbouwkundige onderzoekingen in de plaats treden van de werknemers.

  • 3. Voorts zijn, met inachtneming van het tweede lid, vrijstellingen door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op grond van artikel 41, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet verleend van artikel 3 van het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering, van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Personen die werkzaam zijn bij, op of in een mijnwerk of een boorwerk of bij mijnbouwkundige onderzoekingen of hun vertegenwoordigers dienen te worden geïnformeerd over alle ten aanzien van de veiligheids- of gezondheidssignalering op het werk te nemen maatregelen. Personen die werkzaam zijn bij, op of in een mijnwerk of een boorwerk of bij mijnbouwkundige onderzoekingen dienen voorts ten aanzien van de veiligheids- of gezondheidssignalering op het werk een passende opleiding te krijgen, met name in de vorm van nauwkeurige instructies. Deze opleiding dient in het bijzonder betrekking te hebben op de betekenis van de signalering, met name wanneer daarbij woorden worden gebruikt, en op de te volgen algemene en specifieke handelwijzen.

  • 5. De ondernemingsraad of, bij het ontbreken daarvan, de betrokken personen worden geraadpleegd omtrent en nemen deel aan de behandeling van de onderwerpen betreffende veiligheids- of gezondheidssignalering.

  • 6. Bij de uitvoering van het bij het tweede lid van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 3, eerste en tweede lid, van het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering gaan de bestuurders van de betrokken mijnonderneming of in artikel 12, eerste lid, bedoelde andere onderneming uit van elke krachtens het Mijnreglement 1964 verrichte risico-evaluatie.

  • 7. Onze Minister kan ter bevordering van een goede uitvoering van het tweede, vierde, vijfde en zesde lid nadere regels stellen.

B

Artikel 179, achtste lid, vervalt.

ARTIKEL II

Het Mijnreglement continentaal plat2 wordt gewijzigd als volgt:

A

Na artikel 96c wordt een nieuw artikel 96d ingevoegd, luidende:

Artikel 96d

  • 1. In dit artikel wordt onder «veiligheids- of gezondheidssignalering» verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering.

  • 2. Bij werkzaamheden bij mijnbouwkundig werk is het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering, met uitzondering van de artikelen 3, derde lid, en 5 tot en met 17 van dat besluit, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

    a. de bestuurders van de betrokken mijnonderneming of in artikel 11, eerste lid, bedoelde andere onderneming in de plaats treden van de werkgever;

    b. de personen die werkzaam zijn bij mijnbouwkundig werk in de plaats treden van de werknemers.

  • 3. Voorts zijn, met inachtneming van het tweede lid, vrijstellingen door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op grond van artikel 41, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet verleend van artikel 3 van het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering, van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Personen die werkzaam zijn bij mijnbouwkundig werk of hun vertegenwoordigers dienen te worden geïnformeerd over alle ten aanzien van de veiligheids- of gezondheidssignalering op het werk te nemen maatregelen. Personen die werkzaam zijn bij mijnbouwkundig werk dienen voorts ten aanzien van de veiligheids- of gezondheidssignalering op het werk een passende opleiding te krijgen, met name in de vorm van nauwkeurige instructies. Deze opleiding dient in het bijzonder betrekking te hebben op de betekenis van de signalering, met name wanneer daarbij woorden worden gebruikt, en op de te volgen algemene en specifieke handelwijzen.

  • 5. De ondernemingsraad of, bij het ontbreken daarvan, de betrokken personen worden geraadpleegd omtrent en nemen deel aan de behandeling van de onderwerpen betreffende veiligheids- of gezondheidssignalering.

  • 6. Bij de uitvoering van het bij het tweede lid van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 3, eerste en tweede lid, van het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering gaan de bestuurders van de betrokken mijnonderneming of in artikel 11, eerste lid, bedoelde andere onderneming uit van elke krachtens het Mijnreglement continentaal plat verrichte risico-evaluatie.

  • 7. Onze Minister kan ter bevordering van een goede uitvoering van het tweede, vierde, vijfde en zesde lid nadere regels stellen.

B

Artikel 141 vervalt.

C

Artikel 178 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor het eerste lid vervalt de aanduiding «1.».

2. Het tweede, derde en vierde lid vervallen.

ARTIKEL III

De Nadere regelen Mijnreglement veiligheidssignalering op de arbeidsplaats en de Nadere regelen Mijnreglement continentaal plat veiligheidssignalering op de arbeidsplaats worden ingetrokken.

ARTIKEL IV

Veiligheids- of gezondheidssignalering, waarop ingevolge dit besluit het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering van overeenkomstige toepassing wordt en die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit reeds in gebruik is, moet uiterlijk op 24 december 1995 voldoen aan het gestelde in artikel 3, eerste lid, van het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's Gravenhage, 4 februari 1995

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Uitgegeven de eenentwintigste februari 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit tot wijziging van het Mijnreglement 1964 (Mr64) en het Mijnreglement continentaal plat (Mrcp) strekt ertoe de voor het bedrijfsleven in het algemeen geldende voorschriften voor de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk mede van toepassing te doen zijn in de mijnbouwsector. Daarmee wordt voor deze sector tevens uitvoering gegeven aan de richtlijn nr. 92/58/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften voor de veiligheids- en/of gezondheidssignalering op het werk (PbEG L 245), hierna te noemen de richtlijn. De richtlijn is de negende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van de richtlijn nr. 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PbEG L 183). De richtlijn vervangt richtlijn nr. 77/576/EEG van de Raad van 25 juli 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lid-staten inzake de veiligheidssignalering op de arbeidsplaats (PbEG nr. L 229). Aan de richtlijn nr. 77/576/EEG is uitvoering gegeven in de op de Mijnreglementen gebaseerde Nadere regelen Mijnreglement veiligheidssignalering op de arbeidsplaats en de Nadere regelen Mijnreglement continentaal plat veiligheidssignalering op de arbeidsplaats. Beide nadere regelen worden door dit besluit ingetrokken.

De richtlijn nr. 92/58 is voor Nederland uitgevoerd in het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering. Doordat de mijnbouwsector in artikel 2, zesde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet van de werking van die wet en daarmee van de werking van het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering is uitgezonderd, moet de richtlijn voor deze sector nog afzonderlijk in de mijnwetgeving worden omgezet.

In dit besluit wordt aan de richtlijn uitvoering gegeven door het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering van overeenkomstige toepassing te verklaren voor de mijnbouwsector.

Dit besluit heeft geen financiële consequenties voor het Rijk of enige lagere overheid. Het Staatstoezicht op de Mijnen heeft tot taak toezicht te houden op de naleving van dit besluit. Het heeft daarvoor geen uitbreiding van formatieplaatsen nodig. Het is niet te verwachten dat dit besluit gevolgen heeft voor de werkdruk van het openbaar ministerie of de rechterlijke macht. Het kan wel financiële consequenties hebben voor ondernemingen. Deze consequenties wegen echter niet op tegen het belang van de veiligheid en gezondheid dat gediend wordt door een goede veiligheids- en gezondheidssignalering.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I en II

Onderdelen A

Artikel 1 van het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering verstaat onder veiligheids- of gezondheidssignalering: een signalering die, toegepast op een bepaald object, een bepaalde activiteit of een bepaalde situatie, door middel van – al naargelang het geval – een bord, een kleur, een lichtsignaal, een akoestisch signaal, een mondelinge mededeling of een hand- of armsein een aanwijzing of een voorschrift verstrekt met betrekking tot de veiligheid of gezondheid op het werk.

In het tweede lid van de artikelen 147a Mr64 en 96d Mrcp wordt het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering van overeenkomstige toepassing verklaard op de mijnbouwsector. De artikelen 3, derde lid, en 5 tot en met 17 van het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering zijn daar echter van uitgezonderd. Voor artikel 3, derde lid, is de reden gelegen in het feit dat de Arbeidsomstandighedenwet, waar artikel 3, derde lid, naar verwijst niet op de mijnbouwsector van toepassing is. Daarvoor in de plaats komt het zesde lid van de artikelen 147a Mr64 en 96d Mrcp.

In artikel 5 van het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering wordt de mogelijkheid geopend om, conform artikel 36 van de Arbeidsomstandighedenwet, nadere eisen te stellen. De mijnwetten voorzien echter niet in de figuur van het stellen van nadere eisen.

Aan het overnemen van artikel 7 van het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering bestaat voor de mijnbouw geen behoefte, aangezien de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid reeds melding maakt in de Staatscourant van wijzigingen in de bijlagen van de richtlijn (artikel 7 van het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering).

De artikelen 8 tot en met 17 van het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering betreffen overgangs- en slotbepalingen die voor dit besluit niet relevant zijn. In artikel IV van het besluit is een zelfstandige voorziening opgenomen voor reeds in gebruik zijnde veiligheids- of gezondheidssignalering.

Voorts is in het tweede lid van beide artikelen een aantal voorzieningen getroffen om de van overeenkomstige toepassing verklaarde bepalingen van het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering te laten aansluiten op de mijnreglementen.

Zo komt de term werkgever niet voor in de mijnreglementen. Daarentegen zijn in de mijnreglementen de bestuurders van de mijnondernemingen (artikelen 8 Mr64 en 7 Mrcp), of van de in het eerste lid van de artikelen 12 Mr64 of 11 Mrcp bedoelde andere ondernemingen, meestal de geadresseerden van normen. Overigens zullen deze mijnondernemingen of andere ondernemingen vrijwel altijd de werkgever zijn van de personen op wie dit besluit van toepassing is.

De term werknemer komt evenmin in de mijnreglementen voor. Het is in de mijnreglementen de bedoeling om een ieder die werkzaam is bij, op of in mijnbouwkundige installaties tegen de gevaren van winningsactiviteiten te beschermen, dus ook degenen die dat niet doen in de hoedanigheid van werknemer. Voor de toepassing van het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering in de mijnreglementen wordt het begrip werknemer daarom vervangen door de omschrijving personen die bij, op of in een mijnwerk of boorwerk of bij mijnbouwkundige onderzoekingen (Mr64) of bij mijnbouwkundig werk (Mrcp) werkzaam zijn.

Voor alle duidelijkheid zij hier vermeld, dat de controle op de naleving van de artikelen 147a Mr64 en 96d Mrcp wordt uitgeoefend door dezelfde instantie die ook is belast met het controleren van de naleving van andere normen uit de mijnwetgeving, namelijk het Staatstoezicht op de Mijnen. Aangezien in de van toepassing verklaarde artikelen uit het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering geen melding wordt gemaakt van het districtshoofd of de arbeidsinspectie was het niet nodig daarover in dit besluit expliciet iets te bepalen (zoals bij de wijzigingen van de mijnreglementen in verband met asbest en lood wel is gebeurd).

Door het derde lid worden automatisch de (wijzigingen in de) vrijstellingen die de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op basis van artikel 41, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet heeft vastgesteld met betrekking tot het bij en krachtens het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering bepaalde van overeenkomstige toepassing op de mijnbouwsector. Op dit moment zijn er geen vrijstellingen op basis van artikel 41, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet met betrekking tot veiligheids- en gezondheidssignalering.

Het vierde lid schrijft maatregelen met betrekking tot voorlichting en opleiding voor, dit ter uitvoering van artikel 7 van de richtlijn. In het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering komt geen vergelijkbare bepaling voor, omdat artikel 6 van de Arbeidsomstandighedenwet hier reeds in voorziet.

De in het vijfde lid bedoelde situatie dat er geen ondernemingsraad is, kan zich voordoen, wanneer de desbetreffende onderneming minder dan 35 werknemers heeft die meer dan een derde van de normale werktijd werkzaam zijn (artikel 2 Wet op de ondernemingsraden).

Medezeggenschap bij veiligheids- en gezondheidszaken zal in zijn algemeenheid worden geregeld bij de uitvoering van (artikel 11) de richtlijn nr. 89/391/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk. Het vijfde lid kan dan vervallen.

In artikel 5 van het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering is gebruik gemaakt van de mogelijkheid, die artikel 36, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet biedt, om het districtshoofd een eis te kunnen laten stellen over de wijze waarop de regels, gesteld bij of krachtens de paragrafen 3, 4 en 5 van die wet, moeten worden nageleefd. Deze in de Arbeidsomstandighedenwetgeving gegeven bevoegdheid is echter geen gebruikelijke figuur in de mijnwetgeving. Daar is zij ook minder nodig, omdat de te regelen arbeidsomstandigheden vanwege de gelijksoortigheid van activiteiten minder divers zijn. Om die reden is artikel 5 van het Besluit veiligheids- en gezondheidssignalering niet van overeenkomstige toepassing verklaard. In plaats daarvan is in het het zevende lid aan de Minister van Economische Zaken, de in de mijnreglementen gebruikelijke mogelijkheid gegeven, om zonodig nadere regelen vast te stellen.

Onderdelen B en onderdeel C van artikel II

Artikel 179, achtste lid, Mr64 en de artikelen 141 en 178, tweede tot en met vierde lid, Mrcp zijn overbodig naast het tweede lid van de artikelen 147a Mr64 en 96d Mrcp.

Artikel III

Door de implementatie van de richtlijn door dit besluit kunnen de bestaande Nadere regelen veiligheids- en gezondheidssignalering worden ingetrokken.

Transponeringstabel

RichtlijnMijnreglement 1964Mijnreglement continentaal plat
(veiligheids- en gezondheidssignalering)  
1.1**
1.2**
1.3147a.296d.2
1.4**
2147a.1/*96d.1/*
3.1147a.296d.2
3.1, 2e al147a.696d.6
3.2147a.296d.2
4VV
5IVIV
6.1147a.396d.3
6.2**
6.3147a.396d.3
7147a.496d.4
8147a.5/27.1.e WOR96d.5/27.1.e WOR
9**
10IIIIII
11**
12**

*: behoeft geen uitvoering.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers


XNoot
1

Stb. 1964, 538, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 4 november 1994, Stb. 793.

XNoot
2

Stb. 1983, 83, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 4 november 1994, Stb. 793.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

Naar boven