Besluit van 22 december1995, houdende afwijking van het Besluit vaststelling rekenpremies Ziektewet en wachtgeldfondsen voor het jaar 1996

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 november 1995, mede namens Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/AVF/95/5295;

Gelet op de artikelen 9, vierde lid, en 29, achtste lid, van de Algemene Ouderdomswet, de artikelen 19, vierde lid, en 37b, vijfde lid, van de Algemene Weduwen- en Wezenwet, artikel 41a, tweede lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, artikel 55, derde lid, van de Algemene bijstandswet, artikel 10, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, artikel 10, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, artikel 6, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering militairen, artikel 85, derde lid, van de Werkloosheidswet, artikel 61, eerste lid, van de Ziektewet, artikel 19a, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, artikel 36, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, artikel 32, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, artikel 43, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet en artikel 26, derde lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;

De Raad van State gehoord (advies van 20 december 1995, nr. W12.95.067);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 december 1995, nr. SV/AVF/95/5663, mede namens Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. WW: Werkloosheidswet;

b. rekenpremie wachtgeldfondsen: de vervangende premie bedoeld in artikel 85, derde lid, van de WW.

Artikel 2

In afwijking van artikel 4, eerste lid, van het Besluit vaststelling rekenpremies Ziektewet en wachtgeldfondsen wordt de rekenpremie wachtgeldfondsen voor het jaar 1996 in het daaraan voorafgaande jaar vastgesteld op het gewogen gemiddelde van de wachtgeldpremies, zoals deze, in verband met de verlenging van de wachtgeldperiode van acht naar dertien weken, voor het jaar 1996 voor alle bedrijfstakken worden vastgesteld.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 december 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de negenentwintigste december 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Bij de berekening van een aantal sociale zekerheidsuitkeringen wordt een bij ministeriële regeling vast te stellen gemiddeld premiepercentage gehanteerd voor de Ziektewet (ZW) en voor het deel van de premie Werkloosheidswet (WW) dat ten gunste komt van het wachtgeldfonds, aangezien bedoelde premies per bedrijfstak verschillen. Deze gemiddelde percentages, de zogenaamde rekenpremies, zijn nodig teneinde verschillen in inhoudingen en netto-uitkeringen als gevolg van per bedrijfstak verschillende percentages te voorkomen. Deze rekenpremies zijn met name van belang voor de berekening van uitkeringen die gekoppeld zijn aan het netto-minimumloon, alsmede voor de berekening van de op een aantal uitkeringen en pensioenen in te houden vereveningsbijdrage, van de verschuldigde (werkgevers- en werknemers)- premies over een uitkering op grond van de werknemersverzekeringen en van de grondslag waarover de overhevelingstoeslag, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen wordt berekend. De vaststelling van deze gemiddelde percentages dient te geschieden met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels. Deze rekenregels zijn neergelegd in het koninklijk besluit van 23 december 1992, Stb. 733.

Op grond van dit besluit wordt voor beide rekenpremies een berekeningswijze gehanteerd die een weging inhoudt van de bedrijfstakspecifieke premiepercentages met zo recent mogelijk verzekerde loonsommen. Daarbij wordt voor de vaststelling van de premie voor het komende jaar een gewogen gemiddelde van de premiepercentages van het lopende kalenderjaar gehanteerd.

Voor de vaststelling van de rekenpremies voor het jaar 1996 speelt de volgende ontwikkeling een rol. In de wet Aanscherping referte-eisen WW is onder meer een verschuiving van de uitkeringslasten opgenomen van het Algemeen Werkloosheidsfonds naar de wachtgeldfondsen. In het verleden kwamen de eerste acht weken ten laste van de wachtgeldfondsen. Vanaf 1 januari 1996 betreft deze periode dertien weken. Dit leidt tot een lastenstijging van 54% voor de wachtgeldfondsen, welke na correctie voor andere verschuivingen is vastgesteld op 50%. Om de gevolgen van deze lastenverzwaring voor de premievaststelling te corrigeren is het Besluit premievaststelling en reservevorming wachtgeldfondsen (Stb. 1990, 447) gewijzigd. De wijziging leidt ertoe dat de lastenpercentages voor zover die betrekking hebben op de perioden gelegen voor 1 januari 1996 worden vermenigvuldigd met een factor 1,5. Daarmee wordt gerealiseerd dat bij de vaststelling van de premie voor 1996 wordt uitgegaan van lastenpercentages over de laatste vier jaren, waarin de verlenging van de wachtgeldperiode is verdisconteerd. Op deze wijze kunnen exploitatietekorten, als gevolg van een te laag vastgestelde premie, worden voorkomen.

Volgens de in het Besluit vaststelling rekenpremies Ziektewet en wachtgeldfondsen neergelegde regels zou de rekenpremie voor 1996 moeten worden gebaseerd op het gemiddelde van de wachtgeldpremies voor 1995.

Dit betekent dat de rekenpremie wachtgeldfondsen voor 1996, gelet op de hiervoor geschetste gevolgen van de wet Aanscherping referte-eisen WW en de daarmee samenhangende wijziging van het Besluit premievaststelling en reservevorming wachtgeldfondsen, veel lager zou zijn dan de gemiddelde wachtgeldpremie voor de marktsector. De rekenpremie wachtgeldfondsen loopt dan niet meer in de pas met de gemiddelde wachtgeldpremie. Dit acht het kabinet ongewenst. Daarom is in het onderhavige besluit in artikel 2 vastgelegd dat de rekenpremie wachtgeldfondsen voor het jaar 1996 gebaseerd dient te worden op de gemiddelde premies wachtgeldfondsen voor 1996. Naar de mening van het kabinet is de rekenpremie daarmee meer in lijn gebracht met de gemiddelde wachtgeldpremie, hetgeen in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 9 januari 1996, nr. 6.

Naar boven