Besluit van 21 december 1995 tot vaststelling van
de overhevelingstoeslag 1996
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 3 november 1995, Directie Algemeen- en Sociaal-Economische Aangelegenheden,
Nr. ASEA/HVI/95/0822;
Gelet op artikel 2, tweede lid, van de Wet brutering overhevelingstoeslag
lonen;
De Raad van State gehoord (advies van 17 november 1995, no. W12.95.0595);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 19 december 1995, Directie Algemeen- en Sociaal-Economische Aangelegenheden,
Nr. ASEA/HVI/95/1054;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
De overhevelingstoeslag over het jaar 1996 is gelijk aan 10% van het loon
van de werknemer, met een maximum van f 7735,–.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 21 december 1995
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. P. W. Melkert
Uitgegeven de achtentwintigste december 1995
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
NOTA VAN TOELICHTING
Onlangs is door het Parlement het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet
Brutering Overhevelingstoeslag Lonen (WBOL) goedgekeurd. Artikel 2, tweede
lid, van deze wet regelt dat het voor de overhevelingstoeslag (OT) geldende
percentage voor de jaren 1996 en volgend wordt vastgesteld bij algemene maatregel
van bestuur (amvb). Vaststelling vindt één maal per jaar plaats
per 1 januari.
Uitgangspunt voor deze vaststelling zijn het percentage en maximum bedrag
zoals deze voor 1995 zijn bepaald (zie tabel 1). Mutaties in het percentage
kunnen op twee wijzen tot stand komen. Naast de reguliere aanpassingen op
basis van de mutatie van de lasten in de AAW en AWBZ zoals die ook in het
verleden hebben plaatsgevonden is het kabinet voornemens om via beleidsmatige
aanpassingen, gekoppeld aan lastenverlichting en/of stelselherzieningen, de
OT te verlagen. De uit beide aanpassingen voortvloeiende consequenties voor
het OT-percentage zullen hierna worden besproken.
Vanwege het opnemen van de oude systematiek wordt ook de maximum grondslag
weer geïndexeerd vanaf het niveau in 1995. Voor deze indexatie wordt
gebruik gemaakt van de index voor de regelingslonen van het CBS. Uit het nieuwe
percentage en de nieuwe maximum grondslag volgt na vermenigvuldiging het nieuwe
maximumbedrag.
Tabel 1 Overzicht hoogte percentage, maximum grondslag
en maximumbedrag
| | 1994 | 1995 | 1996 |
|---|
| % overhevelingstoeslag | 1,6 | 11,75 | 10,0 |
| maximum grondslag | 76 350 | 76 350 | 77 350 |
| maximumbedrag | 8 856 | 8 971 | 7 735 |
Endogene aanpassing
De endogene mutatie van de OT werd tot en met 1 januari 1994 vastgesteld
door optelling van de fictieve AAW- en AWBZ-premies (de voormalige opslagpremies).
Bij de berekening werden de lastenontwikkelingen in de AAW en AWBZ meegenomen,
maar werden de stelselwijzigingen die zich na 1 januari 1990 als gevolg van
de wijziging van het heffingssysteem voor de inkomstenbelasting en de premies
volksverzekeringen (Oort-wetgeving) hebben voorgedaan buiten beschouwing gelaten.
Teneinde zo vroeg mogelijk duidelijkheid te verkrijgen over de hoogte van
het bruteringspercentage en aldus brutering te vergemakkelijken, werd, behalve
een kleine wijziging voor een incidentele vermogensmutatie en de opbrengst
van de bonus/malusregeling in de arbeidsongeschiktheidswetgeving, het niveau
van de OT 1995 gefixeerd op dat van 1994. Met ingang van 1 januri 1996 wordt
de oude systematiek weer opgenomen. De hoogte van de endogene mutatie ten
opzichte van het niveau 1995 bedraagt per saldo + 0,25%. In dit percentage
zijn tevens begrepen de gevolgen van het vervallen van de bonus/malus-regeling
en de lagere rijksbijdrage AWBZ, beide ter grootte van circa + 0,1%.
Het gekoppeld zijn van de hoogte van de OT aan de hoogte van de premies
AAW/AWBZ maakt dat de endogene aanpassing gemiddeld genomen inkomensneutraal
voor gezinnen is en, zoals in de vóór-Oortse situatie, voor
rekening van werkgevers komt.
Beleidsmatige aanpassing
Naast het verplicht doorvoeren van jaarlijkse aanpassingen aan de endogene
lastenontwikkeling streeft het kabinet er naar de komende periode de OT verder
te verlagen langs de weg van lastenverlichting en stelselherziening. Voor
1996 gaat het om een aantal maatregelen (zie tabel 2), welke reeds in de memorie
van toelichting (Kamerstukken II 1994/95, 24 285, nr. 3, blz. 4 en 5)
bij de wijziging van de WBOL zijn besproken. Rekening houdend met de terugsluis
van de opbrengst van de regulerende energieheffing, de compensatie voor werkgevers
via de OT voor de lastenverschuiving in het kader van de privatisering van
de ziektewet en het door het kabinet besloten pakket lastenverlichting voor
werkgevers, kan de OT conform de berekeningen van het CPB in de Macro Economische
Verkenning 1996 met 2% dalen.
Voor elk van de drie bovenstaande maatregelen afzonderlijk geldt dat deze,
conform de in artikel 2, vierde lid, van de WBOL daaraan gestelde voorwaarden,
door compenserende maatregelen binnen het pakket waarvan de OT-mutatie deel
uitmaakt niet ten koste gaan van de koopkracht van gezinnen.
Tabel 2 Wijzigingen percentage overhevelingstoeslag
| Overhevelingstoeslag
1995 | 11,75% |
|---|
| endogene mutatie AAW/AWBZ | 0,25% |
| terugsluis regulerende energieheffing | –0,10% |
| privatisering
ziektewet | –0,55% |
| pakket lastenverlichting 1996 | –1,35% |
| overhevelingstoeslag 1996 | 10,00% |
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. P. W. Melkert
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat
het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.