Besluit van 21 december 1995 houdende verhoging van het basiskinderbijslagbedrag en van enige rangordebedragen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 november 1995, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/VP/95/5081-I;

Gelet op artikel 13, vierde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet en artikel IV, zesde lid, van de Wet van 22 december 1994, Stb. 957, tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

De Raad van State gehoord (advies van 14 december 1995, nr. W12.95.0636);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 december 1995, nr. SV/VP/95/5081-II;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Het basiskinderbijslagbedrag, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, wordt verhoogd tot f 415,10 per kind.

Artikel 2

De rangordebedragen, bedoeld in artikel 12, vierde lid, onderdeel b, c respectievelijk d, van de Algemene Kinderbijslagwet, zoals dat artikel luidde voor inwerkingtreding van de wet van 22 december 1994, Stb. 957, tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, worden verhoogd tot f 550,76, f 687,24 respectievelijk f 796,64.

Artikel 3

  • 1. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 september 1995 ingediende voorstel van wet Nadere wijziging van een aantal sociale zekerheidswetten (Technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ, alsmede enige andere wijzigingen; Kamerstukken I 1995/96, 24 326, nr. 119) tot wet wordt verheven en op of voor 1 januari 1996 in werking treedt, treedt dit besluit op 1 januari 1996 in werking.

  • 2. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 september 1995 ingediende voorstel van wet Nadere wijziging van een aantal sociale zekerheidswetten (Technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ, alsmede enige andere wijzigingen; Kamerstukken I 1995/96 24 326, nr. 119) tot wet wordt verheven en na 1 januari 1996 in werking treedt, treedt dit besluit op dat zelfde tijdstip in werking en werkt het terug tot en met 1 januari 1996.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 21 december 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

Uitgegeven de achtentwintigste december 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

In de Miljoenennota 1996 (Kamerstukken 1995/96, 24 400, nrs. 1–2), de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1996 (Kamerstukken 1995/96, 24 400, hoofdstuk XV, nrs. 1–2) en in de Sociale Nota 1996 (Kamerstukken 1995/96, 24 402, nrs. 1–2) is aangekondigd dat de op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) uit te betalen kinderbijslag over 1996 volledig wordt geïndexeerd, en dat bovendien een bijzondere verhoging plaatsvindt van f 25 per kind per jaar, uitgaande van het leeftijdsstaffelingspercentage van 100. Dit besluit dient ter uitvoering van deze voornemens.

Voor een goed begrip van het besluit is een korte uiteenzetting van de per 1 januari 1995 gewijzigde AKW-systematiek noodzakelijk. Deze wordt in paragraaf 2 van het algemene deel van deze toelichting gegeven. In de paragrafen 3 en 4 komen de indexering en de bijzondere verhoging aan de orde. Paragraaf 5 bevat een overzicht van de bedragen zoals deze over het eerste halfjaar van 1996 zullen gelden. Paragraaf 6 gaat in op de financiële gevolgen.

2. AKW-systematiek

Op 1 januari 1995 trad de wet van 22 december 1994, Stb. 957, in werking. Voor zover hier van belang bevatte deze wet twee wijzigingen in de tot dan geldende systematiek van de AKW.

a. Afschaffing progressie

Voor kinderen geboren op of na 1 januari 1995 werd het beginsel dat de kinderbijslag per kind toenam met het aantal kinderen in het gezin (progressie naar gezinsgrootte) verlaten. Dit leidde tot een aanzienlijke vereenvoudiging van artikel 12 van de AKW: er hoefde niet meer met rangordebedragen te worden gewerkt, en het basiskinderbijslagbedrag kon in het nieuwe eerste lid van dat artikel eenduidig worden gedefinieerd als een bepaald bedrag (m.i.v. 1 januari 1995: f 406,65) per kwartaal per kind. Voor kinderen geboren voor 1 januari 1995 is de progressie echter in stand gebleven.

Dit is bereikt door in de wet van 22 december 1994, Stb. 957, te bepalen dat artikel 12, eerste tot en met vijfde lid, van de AKW zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van die wet, blijft gelden. Derhalve blijft het voor deze kinderen zo, dat het basiskinderbijslagbedrag per kind kan worden berekend door de som van de toepasselijke rangordebedragen te delen door de gezinsgrootte.

De rangordebedragen bedroegen over 1995 per kwartaal:

a. f 406,65 voor een eerste kind;

b. f 541,59 voor een tweede en derde kind;

c. f 677,33 voor een vierde, vijfde, zesde en zevende kind;

d. f 786,14 voor een achtste en elk volgende kind.

Voor het voorliggende besluit leidt het bovenstaande ertoe, dat niet volstaan kan worden met wijziging van het huidige, in artikel 12, eerste lid, AKW opgenomen basiskinderbijslagbedrag, maar dat ook de hierboven vermelde rangordebedragen, opgenomen in art. 12, vierde lid, AKW zoals dat luidde voor inwerkingtreding van de wet van 22 december 1994, Stb. 957, moeten worden aangepast. Daarbij wordt opgemerkt dat het rangordebedrag voor het eerste kind niet apart hoeft te worden gewijzigd, aangezien in artikel IV, vierde lid, van laatstgenoemde wet is bepaald dat dat bedrag gelijk is aan het basiskinderbijslagbedrag bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de huidige AKW.

b. Nieuwe leeftijdsstaffelingspercentages

De per kind uit te betalen kinderbijslag bedraagt een van de leeftijd van het kind afhankelijk percentage van het basiskinderbijslagbedrag.

Tot 1 januari 1995 bedroegen deze percentages:

voor een kind van 0 tot 6 jaar: 70;

voor een kind van 6 tot 12 jaar: 100;

voor een kind van 12 tot 18 jaar: 130;

voor een kind van 18 jaar en ouder: 100.

Sindsdien bedragen deze percentages:

voor een kind van 0 tot 6 jaar: 70;

voor een kind van 6 tot 12 jaar: 85;

voor een kind van 12 tot 18 jaar: 100;

voor een kind van 18 jaar en ouder: 85.

Om te voorkomen dat ouders er op het moment van de invoering van de gewijzigde leeftijdsstaffelingspercentages op achteruit zouden gaan, is in de wet van 22 december 1994, Stb. 957, geregeld dat de oude percentages van toepassing blijven op kinderen die op 1 oktober 1994 in de leeftijdscategorie 6–12, 12–18 dan wel 18 jaar en ouder vielen, zolang zij niet door het bereiken van de leeftijd van 12 dan wel 18 jaar in de naastvolgende hogere leeftijdscategorie terechtkomen.

Het bovenstaande impliceert dat over een periode van zes jaar, te rekenen vanaf 1 januari 1995, steeds meer kinderbijslagkinderen onder de nieuwe percentages komen te vallen. Met ingang van 1 januari 2001 zullen de nieuwe percentages op alle kinderen van toepassing zijn.

Wellicht ten overvloede wordt hier nog opgemerkt dat de op grond van het bovenstaande te berekenen bedragen gelden per telkind. Afhankelijk van de omstandigheden kan een kind voor een, twee of drie kinderen tellen. Hierin heeft de wet van 22 december 1994, Stb. 957, geen verandering gebracht.

3. Indexering

Het basiskinderbijslagbedrag, bedoeld in artikel 12, eerste lid, AKW, en de rangordebedragen zijn, conform hetgeen is bepaald in artikel 13, tweede lid, AKW juncto artikel V, tweede lid, van de wet van 22 december 1994, Stb. 957, voor het eerste halfjaar van 1996 geïndexeerd met het percentage waarmee het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie over de maand oktober 1995 afwijkt van dat van april 1995 (eerst gepubliceerde consumentenprijsindexcijfer werknemers laag, afgeleid; bron: CBS). Dit percentage bedraagt 0,54.

Om te voldoen aan hetgeen is gesteld in de Miljoenennota 1996, de Begroting 1996 en de Sociale Nota 1996, zullen de voor het eerste halfjaar 1996 geldende bedragen voor het tweede halfjaar van 1996 overigens opnieuw dienen te worden geïndexeerd. Dit zal geschieden door middel van een aparte regeling.

4. Bijzondere verhoging

Als hierboven reeds gesteld, is in eerdergenoemde stukken tevens aangekondigd dat het kinderbijslagbedrag met ingang van 1 januari 1996 extra zou worden verhoogd met f 25 per kind per jaar. Deze verhoging vloeit voort uit het streven van het kabinet om ook de koopkracht van sociale minima met kinderen te ondersteunen. Door de verhoging wordt tevens extra compensatie geboden voor de negatieve inkomensgevolgen van de voorgenomen kleinverbruikersheffing (zie het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met de invoering van een regulerende energiebelasting, Kamerstukken 1995/96, 24 250, nr. 40).

Uitgangspunt bij de bijzondere verhoging is geweest, dat gezinnen met kinderen in de leeftijdscategorie 6–12 jaar per kind per jaar f 25 extra moeten krijgen. Omdat voor de meeste kinderen in deze leeftijdscategorie in 1996 nog geldt, dat het kinderbijslagbedrag 100% bedraagt van het basiskinderbijslagbedrag, is besloten de verhoging zo vorm te geven, dat voor die kinderen een verhoging van f 25 resulteert. Dit kon worden gerealiseerd door de voor het eerste halfjaar 1996 geïndexeerde bedragen extra te verhogen met f 6,25 per kwartaal.

Dit brengt met zich dat het basiskinderbijslagbedrag ook voor andere kinderen een verhoging zal ondergaan, zij het dat deze door de bovengenoemde, per leeftijdscategorie verschillende percentages, naar boven (bij het percentage van 130) of beneden (bij de percentages van 70 of 85) kan afwijken van de f 6,25 per kwartaal.

5. Nieuwe bedragen

Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat het basiskinderbijslagbedrag, bedoeld in artikel 12, eerste lid, AKW, over de eerste helft van 1996 f 415,10 zal bedragen.

De rangordebedragen zullen over het eerste halfjaar van 1996 per kwartaal bedragen:

a. f 415,10 voor een eerste kind;

b. f 550,76 voor een tweede en derde kind;

c. f 687,24 voor een vierde, vijfde, zesde en zevende kind;

d. f 796,64 voor een achtste en elk volgende kind.

6. Financiële gevolgen

a. Budgettaire gevolgen

Indexering

Het basiskinderbijslagbedrag bedoeld in artikel 12, eerste lid, AKW en de rangordebedragen die gelden voor kinderen geboren voor 1 januari 1995 worden voor het eerste halfjaar 1996 met 0,54% geïndexeerd.

Onderstaande tabel geeft de financiële effecten weer van de indexering met het hierboven genoemde indexcijfer.

Tabel 1. Financiële effecten indexeren 1-1-1996 (bedragen in mln. gld.)

 1996199719981999struct.
indexeren 1-1-19962635353535

Bijzondere verhoging

De financiële effecten van de bijzondere verhoging van f 25 per kind per jaar staan vermeld in tabel 2.

De extra uitkeringslasten zijn berekend aan de hand van het aantal telkinderen over 1995 (prognose SVB).

Tabel 2. Financiële effecten bijzondere verhoging (bedragen in mln. gld.)

 1996199719981999struct.
bijzondere verhoging (f 25 per kind per jaar)6587878787

Dat de financiële effecten, zoals weergegeven in tabel 1 en 2, in 1996 lager zijn dat die van de daarop volgende jaren, is het gevolg van het weergeven van de effecten op kasbasis.

b. Inkomenseffecten

In tabel 3 worden de inkomenseffecten van de bijzondere verhoging van f 25 per jaar vermeld voor een gezin met kinderen van 6 tot en met 11 jaar (100%).

Tabel 3. Effect op koopkracht (in %)

 minimumloonmodaal2x modaal
1 kind0,100,050,05
2 kinderen0,200,150,10
4 kinderen0,300,250,15

Artikelsgewijs

Artikelen 1 en 2

Verwezen wordt naar het algemene deel van deze nota van toelichting.

Artikel 3

De in dit besluit opgenomen verhoging van de rangordebedragen zal pas mogelijk zijn na inwerkingtreding van artikel XIIa van het bij koninklijke boodschap van 4 september 1995 ingediende voorstel van wet Nadere wijziging van een aantal sociale zekerheidswetten (Technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ, alsmede enige andere wijzigingen; Kamerstukken I 1995/1996, 24 326, nr. 119). Dit artikel werd bij eerste nota van wijziging (nr. 5) in dat wetsvoorstel opgenomen. Voor de achtergrond van dat artikel wordt verwezen naar de toelichting bij die nota van wijziging. Er wordt naar gestreefd het betreffende artikel voor of op 1 januari 1996 in werking te laten treden. Voor het geval deze datum toch niet haalbaar blijkt, is in het tweede lid van het voorliggende artikel bepaald, dat de verhoging van de kinderbijslagbedragen dan tegelijk met de inwerkingtreding van artikel XIIa in werking treedt, en terugwerkt tot en met 1 januari 1996.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, vijfde lid jo. vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

Naar boven