Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 1995, 691 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 1995, 691 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, in verband met enige gebleken onvolkomenheden in de Wet terugdringing arbeidsongeschiktheidsvolume, de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen en de Wet terugdringing ziekteverzuim, wenselijk is een aantal sociale zekerheidswetten aan te passen en dat het wenselijk is nog enige andere wijzigingen daarin aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De >Ziektewet1 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 19, eerste lid, wordt de zinsnede «wegens ziekte» vervangen door: als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte.
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het vijfde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Het door de werkgever betaalde loon wordt berekend met toepassing van het maximum dagloon op grond van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.
2. In het zesde lid wordt de zinsnede «het ziekengeld van degene wiens aanspraak berust op het bepaalde in artikel 46, alsmede het ziekengeld van de vrijwillig verzekerde die niet in dienstbetrekking staat tot een werkgever,» vervangen door: alsmede het ziekengeld van degene wiens aanspraak berust op artikel 46,.
Artikel 29a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «geneeskundige» vervangen door «arts» en wordt na «over iedere dag» ingevoegd: , doch niet over de zaterdagen en de zondagen.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De vrouwelijke verzekerde heeft, indien zij, voorafgaand aan de dag waarop zij aanspraak maakt op het ziekengeld in verband met bevalling, ongeschikt wordt tot het verrichten van haar arbeid en die ongeschiktheid haar oorzaak vindt in de zwangerschap, behoudens over de zaterdagen en de zondagen, recht op ziekengeld ter hoogte van haar dagloon vanaf de eerste dag waarop die ongeschiktheid bestaat.
3. Onder vernummering van het negende lid in tiende lid, wordt het achtste lid vervangen door twee nieuwe leden, luidende:
8. Artikel 29, tiende lid, blijft buiten toepassing ten aanzien van de vrouwelijke verzekerde die op grond van dit artikel, met uitzondering van het derde lid, recht heeft op ziekengeld ter hoogte van haar dagloon.
9. Artikel 30 blijft buiten toepassing ten aanzien van de vrouwelijke verzekerde die op grond van dit artikel recht heeft op ziekengeld ter hoogte van haar dagloon.
Na het zesde lid van artikel 38 wordt een zevende lid ingevoegd, luidende:
7. Een mededeling van een vrouwelijke verzekerde of haar werkgever aan de bedrijfsvereniging, dat er in aansluiting op het recht op ziekengeld in verband met bevalling, bedoeld in artikel 29a eerste lid, sprake is van ongeschiktheid tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte, wordt beschouwd als een ziekmelding, bedoeld in het eerste en tweede lid.
Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de zinsnede: op grond van artikel 38 een aangifte van een ziekte of.
2. De eerste volzin van het tweede lid komt te luiden:
De bedrijfsvereniging stelt ter uitvoering van de controle op het bestaan van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid controlevoorschriften vast, die voor een of meer bepaalde groepen van bij haar verzekerde werknemers kunnen verschillen.
Artikel 39a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «zieke werknemer» vervangen door: zieke werknemers.
2. In het zesde lid wordt «de in het tweede en derde lid bedoelde taken» vervangen door: de in het vierde en vijfde lid bedoelde taken.
Onder vernummering van het tweede lid in derde lid, wordt na het eerste lid van artikel 39b een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:
2. Indien de werkgever niet of niet tijdig de gegevens en inlichtingen verstrekt, die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van het recht op ziekengeld na afloop van de periode, bedoeld in artikel 29, tweede of vijfde lid, is de bedrijfsvereniging bevoegd de door haar ter zake gemaakte kosten in rekening te brengen bij de werkgever.
In artikel 39c, vierde lid, wordt na «de betrokken werknemer» ingevoegd: , al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet,.
Artikel 40 komt te luiden:
1. Indien degene, aan wie ziekengeld is toegekend, ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 6, derde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een bijdrage verschuldigd is in de kosten van een verstrekking als bedoeld in de artikelen 6 en 11 van die wet of een vergoeding als bedoeld in de artikelen 11 en 12 van die wet, is de bedrijfsvereniging bevoegd het ziekengeld tot het bedrag van die bijdrage in plaats van aan degene, aan wie het ziekengeld is toegekend, zonder diens machtiging uit te betalen aan de Ziekenfondsraad.
2. Indien degene, aan wie ziekengeld is toegekend, in een inrichting ter verpleging van geesteszieken of van zwakzinnigen is opgenomen en de bedrijfsvereniging, van de desbetreffende inrichting of van de gemeente die de opnamekosten betaalt, het verzoek ontvangt om het ziekengeld aan die inrichting of die gemeente uit te betalen, is de bedrijfsvereniging bevoegd dat verzoek zonder het stellen van andere voorwaarden in te willigen.
3. Indien het eerste lid toepassing vindt, heeft de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid betrekking op het gedeelte van het ziekengeld, dat niet aan de Ziekenfondsraad wordt uitbetaald.
4. Op de herziening van een beschikking op grond van het eerste lid als gevolg van een wijziging van de verschuldigde bijdrage zijn de artikelen 3:41 en 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
5. Indien het ziekengeld dan wel een gedeelte van dat ziekengeld op grond van het tweede lid aan een inrichting of gemeente werd uitbetaald, is de bedrijfsvereniging bevoegd het ziekengeld na het overlijden van degene, aan wie het ziekengeld is toegekend, tot en met de laatste dag van de maand, waarin het overlijden plaatsvond, aan die inrichting of gemeente uit te betalen, indien voor die uitbetaling naar het oordeel van de bedrijfsvereniging geen persoon of personen als bedoeld in artikel 35 in aanmerking komt onderscheidenlijk komen.
In artikel 44, eerste lid, onderdeel f, wordt «artikel 38, tweede lid» vervangen door: artikel 38, eerste lid.
Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zesde lid vervalt, waarna het zevende tot en met elfde lid worden vernummerd tot het zesde tot en met tiende lid.
2. In het tot zesde lid vernummerde zevende lid vervalt de zinsnede «en onverminderd het bepaalde in het zesde lid».
3. In het tot achtste lid vernummerde negende lid wordt de zinsnede «op grond van artikel 29, zevende, tiende of elfde lid» vervangen door: op grond van artikel 29a, eerste, derde, zesde en zevende lid.
4. In het tot tiende lid vernummerde elfde lid wordt de zinsnede «met betrekking tot het bepaalde in het tiende lid» vervangen door: met betrekking tot het bepaalde in het negende lid.
Artikel 68, derde lid, komt te luiden:
3. De premie bedraagt een percentage van het in het eerste lid bedoelde dagloon.
Na artikel 69 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering2 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 24 wordt «De bedrijfsvereniging kan» vervangen door: De bedrijfsvereniging en de door haar daartoe aangewezen deskundige kunnen.
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zesde lid vervalt «artikel 34, eerste lid,».
2. Na het zesde lid wordt een zevende lid ingevoegd, luidende:
7. De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt op aanvraag of ambtshalve heropend.
Artikel 54 komt te luiden:
1. Indien degene, aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 6, derde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een bijdrage verschuldigd is in de kosten van een verstrekking als bedoeld in de artikelen 6 en 11 van die wet of een vergoeding als bedoeld in de artikelen 11 en 12 van die wet, is de bedrijfsvereniging bevoegd de arbeidsongeschiktheidsuitkering tot het bedrag van die bijdrage in plaats van aan degene, aan wie de arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, zonder diens machtiging uit te betalen aan de Ziekenfondsraad.
2. Indien degene, aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, in een inrichting ter verpleging van geesteszieken of van zwakzinnigen is opgenomen en de bedrijfsvereniging, van de desbetreffende inrichting of van de gemeente die de opnamekosten betaalt, het verzoek ontvangt om de arbeidsongeschiktheidsuitkering aan die inrichting of die gemeente uit te betalen, is de bedrijfsvereniging bevoegd dat verzoek zonder het stellen van andere voorwaarden in te willigen.
3. Indien het eerste lid toepassing vindt, heeft de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid betrekking op het gedeelte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, dat niet aan de Ziekenfondsraad wordt uitbetaald.
4. Op de herziening van een beschikking op grond van het eerste lid als gevolg van een wijziging van de verschuldigde bijdrage zijn de artikelen 3:41 en 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 55 komt te luiden:
Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel een gedeelte van die uitkering op grond van artikel 54, tweede lid, aan een inrichting of gemeente werd uitbetaald, is de bedrijfsvereniging bevoegd de arbeidsongeschiktheidsuitkering na het overlijden van degene, aan wie de uitkering is toegekend, tot en met de laatste dag van de maand, waarin het overlijden plaatsvond, aan die inrichting of gemeente uit te betalen, indien voor die uitbetaling naar het oordeel van de bedrijfsvereniging geen persoon of personen als bedoeld in artikel 53 in aanmerking komt onderscheidenlijk komen.
In artikel 71a, eerste lid, wordt de zinsnede «tenzij de bedrijfsvereniging voor het opstellen van dit plan geen noodzaak aanwezig acht» vervangen door: tenzij de bedrijfsvereniging voor het opstellen van dit plan geen noodzaak aanwezig acht en de werkgever van die verplichting vrijstelt.
In artikel 79 wordt «verhaalsbedragen» vervangen door «overige ontvangsten» en vervalt de zinsnede «, alsmede omtrent de berekening van de ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds te brengen administratiekosten».
Artikel 84, vierde lid, komt te luiden:
4. De uitkering op grond van de vrijwillige verzekering wordt tijdens de duur, bedoeld in artikel 21a, berekend naar het in het eerste lid bedoelde dagloon. Dit dagloon wordt eveneens in aanmerking genomen bij de berekening van het vervolgdagloon, bedoeld in artikel 21b.
De Algemene Arbeidsongeschiktheidswet3 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 15 wordt «De bedrijfsvereniging kan» vervangen door: De bedrijfsvereniging en de door haar daartoe aangewezen deskundige kunnen.
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zesde lid vervalt «artikel 24, eerste lid,».
2. Na het zesde lid wordt, onder vernummering van het zevende in achtste lid, een zevende lid ingevoegd, luidende:
7. De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt op aanvraag of ambtshalve heropend.
Artikel 45 komt te luiden:
1. Indien degene, aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 6, derde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een bijdrage verschuldigd is in de kosten van een verstrekking als bedoeld in de artikelen 6 en 11 van die wet of een vergoeding als bedoeld in de artikelen 11 en 12 van die wet, is de bedrijfsvereniging bevoegd de arbeidsongeschiktheidsuitkering tot het bedrag van die bijdrage in plaats van aan degene, aan wie de arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, zonder diens machtiging uit te betalen aan de Ziekenfondsraad.
2. Indien degene, aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, in een inrichting ter verpleging van geesteszieken of van zwakzinnigen is opgenomen en de bedrijfsvereniging, van de desbetreffende inrichting of van de gemeente die de opnamekosten betaalt, het verzoek ontvangt om de arbeidsongeschiktheidsuitkering aan die inrichting of die gemeente uit te betalen, is de bedrijfsvereniging bevoegd dat verzoek zonder het stellen van andere voorwaarden in te willigen.
3. Indien het eerste lid toepassing vindt, heeft de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid betrekking op het gedeelte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, dat niet aan de Ziekenfondsraad wordt uitbetaald.
4. Op de herziening van een beschikking op grond van het eerste lid als gevolg van een wijziging van de verschuldigde bijdrage zijn de artikelen 3:41 en 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 46 komt te luiden:
Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel een gedeelte van die uitkering op grond van artikel 45, tweede lid, aan een inrichting of gemeente werd uitbetaald, is de bedrijfsvereniging bevoegd de arbeidsongeschiktheidsuitkering na het overlijden van degene, aan wie de uitkering is toegekend, tot en met de laatste dag van de maand, waarin het overlijden plaatsvond, aan die inrichting of gemeente uit te betalen, indien voor die uitbetaling naar het oordeel van de bedrijfsvereniging geen persoon of personen als bedoeld in artikel 44 in aanmerking komt onderscheidenlijk komen.
Artikel 59j komt te luiden:
1. De geldelijke bijdrage wordt gesteld op de helft van het jaarloon van de persoon voor wie de geldelijke bijdrage is verschuldigd. Bij de berekening van het jaarloon wordt uitgegaan van het terzake van de dienstbetrekking overeengekomen vaste, naar tijdsruimte vastgestelde loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, of de overeengekomen vaste bezoldiging, zoals dat loon of die bezoldiging golden op de dag voorafgaande aan de eerste dag van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte.
2. Bij ministeriële regeling kan voor verschillende groepen werkgevers, afhankelijk van het voor die groepen van werkgevers te bepalen arbeidsongeschiktheidsrisico, de hoogte van de geldelijke bijdrage lager worden vastgesteld en kunnen tevens nadere regels worden gesteld omtrent de bepaling van het loon of de bezoldiging waarnaar de geldelijke bijdrage wordt berekend.
3. De werkgever is de helft van de krachtens het eerste en het tweede lid voor hem geldende bijdrage verschuldigd indien de ongeschiktheid tot werken, die heeft geleid tot het recht op toekenning of verhoging van uitkering als bedoeld in artikel 59i, eerste lid, is aangevangen in het tweede jaar van de dienstbetrekking.
4. De overeenkomstig de vorige leden vastgestelde geldelijke bijdrage wordt gehalveerd indien de werkgever in verband met de indiensttreding van de betrokken werknemer een bonusuitkering heeft ontvangen dan wel een subsidie heeft ontvangen als bedoeld in paragraaf 3 van dit hoofdstuk.
5. Onder arbeidsongeschiktheidsrisico wordt verstaan het totale aantal toegekende uitkeringen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering gedeeld door het aantal voor die wet verzekerde werknemers, uitgedrukt in een percentage.
6. De bedrijfsvereniging stelt voor het onderdeel of de onderdelen van het bedrijfs- en beroepsleven, bedoeld in artikel 39 van de Organisatiewet sociale verzekeringen, waarover zij haar werking uitstrekt elk jaar uiterlijk in september het arbeidsongeschiktheidsrisico over het afgelopen kalenderjaar vast. De bedrijfsvereniging stelt een afzonderlijk arbeidsongeschiktheidsrisico vast voor de bij ministeriële regeling nader te bepalen groepen van werkgevers.
7. Het Algemeen burgerlijk pensioenfonds stelt voor de werkgevers van de verzekerden, bedoeld in artikel 8, eerste lid, die aanspraak of uitzicht hebben op pensioen terzake van arbeidsongeschiktheid krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet elk jaar uiterlijk in september het arbeidsongeschiktheidsrisico over het afgelopen kalenderjaar vast.
8. Voor de toepassing van het zevende lid wordt onder arbeidsongeschiktheidsrisico verstaan het totale aantal aan de in het zevende lid genoemde verzekerden toegekende uitkeringen op grond van deze wet, gedeeld door het totale aantal genoemde verzekerden, uitgedrukt in een percentage.
9. Voor de toepassing van het zevende en achtste lid worden onder toegekende uitkeringen op grond van deze wet tevens verstaan uitkeringen die aan de in die leden bedoelde verzekerden zouden zijn toegekend, indien artikel 8, eerste lid, niet op hen van toepassing zou zijn geweest.
De Werkloosheidswet4 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 33, eerste lid, wordt «per maand achteraf» vervangen door: per vier kalenderweken of per maand achteraf.
In artikel 35b wordt de zinsnede «gedeeld door het totaal aantal arbeidsuren terzake waarvan recht op uitkering bestaat» vervangen door: gedeeld door het totaal aantal arbeidsuren terzake waarvan recht op vervolguitkering of kortdurende uitkering bestaat.
Artikel 39 komt te luiden:
1. Indien degene, aan wie een uitkering is toegekend, ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 6, derde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een bijdrage verschuldigd is in de kosten van een verstrekking als bedoeld in de artikelen 6 en 11 van die wet of een vergoeding als bedoeld in de artikelen 11 en 12 van die wet, is de bedrijfsvereniging bevoegd de uitkering tot het bedrag van die bijdrage in plaats van aan degene, aan wie de uitkering is toegekend, zonder diens machtiging uit te betalen aan de Ziekenfondsraad.
2. Indien degene, aan wie een uitkering is toegekend, in een inrichting ter verpleging van geesteszieken of van zwakzinnigen is opgenomen en de bedrijfsvereniging, van de desbetreffende inrichting of van de gemeente die de opnamekosten betaalt, het verzoek ontvangt om de uitkering aan die inrichting of die gemeente uit te betalen, is de bedrijfsvereniging bevoegd dat verzoek zonder het stellen van andere voorwaarden in te willigen.
3. Indien het eerste lid toepassing vindt, heeft de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid betrekking op het gedeelte van de uitkering, dat niet aan de Ziekenfondsraad wordt uitbetaald.
4. Op de herziening van een beschikking op grond van het eerste lid als gevolg van een wijziging van de verschuldigde bijdrage zijn de artikelen 3:41 en 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Na artikel 39 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Indien de uitkering dan wel een gedeelte van die uitkering op grond van artikel 39, tweede lid, aan een inrichting of gemeente werd uitbetaald, is de bedrijfsvereniging bevoegd de uitkering na het overlijden van degene, aan wie de uitkering is toegekend, tot en met de laatste dag van de maand, waarin het overlijden plaatsvond, aan die inrichting of gemeente uit te betalen, indien voor die uitbetaling naar het oordeel van de bedrijfsvereniging geen persoon of personen als bedoeld in artikel 35 van de Ziektewet in aanmerking komt onderscheidenlijk komen.
Aan artikel 52b, derde lid, wordt na de zinsnede «voor het totaal aantal uren van dat recht na de laatste herleving.» een volzin toegevoegd, luidende:
Tevens ontstaat geen recht op uitkering indien, na toepassing van de vorige volzin, het recht op uitkering dat zou ontstaan een omvang zou hebben van minder dan vijf arbeidsuren per kalenderweek en minder dan de helft van de arbeidsuren per kalenderweek.
Aan artikel 52i wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
5. Indien
a. het recht op kortdurende uitkering is ontstaan na toepassing van artikel 52b, derde lid; of
b. tegelijkertijd een recht op kortdurende uitkering herleeft en een recht op uitkering ingevolge hoofdstuk IIa ontstaat,
bedraagt de kortdurende uitkering per dag het op grond van de vorige leden berekende bedrag, verminderd met de hoogte van de uitkering ingevolge hoofdstuk IIa.
Artikel 90, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel a wordt «artikel 17, eerste lid» vervangen door: artikel 17, onderdeel a.
2. Aan het slot van onderdeel c vervalt het woord «en».
3. De punt aan het slot van onderdeel d, dat begint met de woorden «de op grond van enige wet» en eindigt met het woord «gebracht», wordt vervangen door een puntkomma, gevolgd door het woord «en».
4. De aanduiding d voor het onderdeel, dat begint met het woord «uitgaven» en eindigt met het woord «gebracht», wordt verletterd tot e.
In artikel 97 vervalt de zinsnede «, onder goedkeuring van het College van toezicht sociale verzekeringen,» en vervalt de zinsnede «alsmede van de ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds te brengen administratiekosten».
In artikel 41, eerste lid, van de Wet Werkloosheidsvoorziening5 wordt «registeraccountants» vervangen door: accountants.
Artikel 37 van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zesde lid komt te luiden:
6. Onze Minister is bevoegd met betrekking tot de wijze van verstrekking van de in dit artikel bedoelde uitkeringen nadere regels te stellen.
2. Het zevende lid vervalt.
De Toeslagenwet7 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1, eerste lid, onderdeel h, onder 2°, vervalt na «21,75»: in verbinding met artikel 8, derde lid, van die wet.
Artikel 22 wordt vervangen door:
Indien de bedrijfsvereniging op grond van een wettelijke bepaling de loondervingsuitkering geheel of gedeeltelijk in plaats van aan de toeslaggerechtigde zonder diens machtiging uitbetaalt aan de Ziekenfondsraad, een inrichting ter verpleging van geesteszieken of van zwakzinnigen of aan een gemeente die de opnamekosten in een dergelijke inrichting betaalt, betaalt de bedrijfsvereniging tevens de toeslag aan die raad, inrichting of gemeente.
Artikel 24 wordt vervangen door:
Indien de toeslag dan wel een gedeelte van die toeslag op grond van artikel 22 aan een inrichting of gemeente werd uitbetaald, is de bedrijfsvereniging bevoegd de toeslag na het overlijden van de toeslaggerechtigde tot en met de laatste dag van de maand, waarin het overlijden plaatsvond, aan die inrichting of gemeente uit te betalen, indien voor die uitbetaling naar het oordeel van de bedrijfsvereniging geen persoon of personen als bedoeld in artikel 23 in aanmerking komt onderscheidenlijk komen.
De Algemene Ouderdomswet8 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 20 komt te luiden:
1. Indien degene, aan wie een ouderdomspensioen is toegekend, ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 6, derde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een bijdrage verschuldigd is in de kosten van een verstrekking als bedoeld in de artikelen 6 en 11 van die wet of een vergoeding als bedoeld in de artikelen 11 en 12 van die wet, is de Sociale Verzekeringsbank bevoegd het ouderdomspensioen tot het bedrag van die bijdrage in plaats van aan degene, aan wie ouderdomspensioen is toegekend, zonder diens machtiging uit te betalen aan de Ziekenfondsraad.
2. Indien degene, aan wie een ouderdomspensioen is toegekend, in een inrichting ter verpleging van geesteszieken of van zwakzinnigen is opgenomen en de Sociale Verzekeringsbank, van de desbetreffende inrichting of van de gemeente die de opnamekosten betaalt, het verzoek ontvangt om het ouderdomspensioen aan die inrichting of die gemeente uit te betalen, is de Sociale Verzekeringsbank bevoegd dat verzoek zonder het stellen van andere voorwaarden in te willigen.
3. Indien het eerste lid toepassing vindt, heeft de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid betrekking op het gedeelte van het ouderdomspensioen, dat niet aan de Ziekenfondsraad wordt uitbetaald.
4. Op de herziening van een beschikking op grond van het eerste lid als gevolg van een wijziging van de verschuldigde bijdrage zijn de artikelen 3:41 en 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 21 komt te luiden:
Indien het ouderdomspensioen dan wel een gedeelte van dat pensioen op grond van artikel 20, tweede lid, aan een inrichting of gemeente werd uitbetaald, is de Sociale Verzekeringsbank bevoegd het ouderdomspensioen na het overlijden van degene, aan wie ouderdomspensioen is toegekend, tot en met de laatste dag van de maand, waarin het overlijden plaatsvond, aan die inrichting of gemeente uit te betalen, indien voor die uitbetaling naar het oordeel van de Sociale Verzekeringsbank geen persoon of personen als bedoeld in artikel 18 in aanmerking komt onderscheidenlijk komen.
De Algemene Weduwen- en Wezenwet9 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 32 komt te luiden:
1. Indien degene, aan wie een pensioen is toegekend, ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 6, derde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een bijdrage verschuldigd is in de kosten van een verstrekking als bedoeld in de artikelen 6 en 11 van die wet of een vergoeding als bedoeld in de artikelen 11 en 12 van die wet, is de Sociale Verzekeringsbank bevoegd het pensioen tot het bedrag van die bijdrage in plaats van aan degene, aan wie pensioen is toegekend, zonder diens machtiging uit te betalen aan de Ziekenfondsraad.
2. Indien degene, aan wie een pensioen is toegekend, in een inrichting ter verpleging van geesteszieken of van zwakzinnigen is opgenomen en de Sociale Verzekeringsbank, van de desbetreffende inrichting of van de gemeente die de opnamekosten betaalt, het verzoek ontvangt om het pensioen aan die inrichting of die gemeente uit te betalen, is de Sociale Verzekeringsbank bevoegd dat verzoek zonder het stellen van andere voorwaarden in te willigen.
3. Indien het eerste lid toepassing vindt, heeft de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid betrekking op het gedeelte van het pensioen, dat niet aan de Ziekenfondsraad wordt uitbetaald.
4. Op de herziening van een beschikking op grond van het eerste lid als gevolg van een wijziging van de verschuldigde bijdrage zijn de artikelen 3:41 en 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 33 komt te luiden:
Indien het pensioen dan wel een gedeelte van dat pensioen op grond van artikel 32, tweede lid, aan een inrichting of gemeente werd uitbetaald, is de Sociale Verzekeringsbank bevoegd het pensioen na het overlijden van degene, aan wie pensioen is toegekend, tot en met de laatste dag van de maand, waarin het overlijden plaatsvond, aan die inrichting of gemeente uit te betalen, indien voor die uitbetaling naar het oordeel van de Sociale Verzekeringsbank geen persoon of personen als bedoeld in artikel 29 in aanmerking komt onderscheidenlijk komen.
De Wet financiering volksverzekeringen10 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid vervalt de zinsnede «, alsmede omtrent de berekening van de ten laste van het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds te brengen administratiekosten».
3. Aan het artikel wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:
2. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming kan, onder goedkeuring van het College van toezicht sociale verzekeringen, regels stellen omtrent het ten laste van het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds aan het Algemeen burgerlijk pensioenfonds ter beschikking stellen van de gelden voor de uitvoering van de algemene arbeidsongeschiktheidsverzekering, alsmede omtrent de berekening van de door het Algemeen burgerlijk pensioenfonds ten laste van het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds te brengen administratiekosten.
In artikel 45 wordt «Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur» vervangen door: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De Algemene Kinderbijslagwet11 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid, onderdeel a, onder i° en ii°, wordt telkens na «verzekerde» ingevoegd: noch als eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind tot het huishouden van een ander.
2. In het derde lid, onderdeel b, wordt «en ook niet tot het huishouden van een ander» vervangen door: noch als eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind tot het huishouden van een ander.
3. Aan het zesde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van dat lid door een komma, toegevoegd: of het volgen van scholing tijdens een voorbereidingsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk Va van die wet.
4. Aan het achtste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van dat lid door een komma, toegevoegd: dan wel indien dat kind een voorbereidingsovereenkomst heeft als bedoeld in hoofdstuk Va van die wet.
Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, vervalt na de zinsnede «het basiskinderbijslagbedrag»: per kind.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «De aan een verzekerde over een kalenderkwartaal te betalen bedrag aan kinderbijslag» vervangen door «Het aan een verzekerde over een kalenderkwartaal te betalen bedrag aan kinderbijslag bedraagt» en vervallen de woorden «per kind».
In artikel 13, vierde lid, tweede zin, vervalt de zinsnede «, met dien verstande, dat de verhoging voor de eerstvolgende herziening op grond van het tweede lid geacht wordt niet te hebben plaatsgevonden».
In afwijking van artikel XI, onderdeel D, vervalt hoofdstuk IV van de Algemene Kinderbijslagwet voor een verzekerde die over het vierde kwartaal van 1995 recht heeft op kinderbijslag voor een kind:
a. als bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdeel a, of voor een kind dat op 30 september 1995 17 jaar oud is, eerst op het moment dat dat kind ophoudt te studeren aan de opleiding die het op de eerste dag van dat kwartaal volgde;
b. als bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdeel b, en in artikel 26, tweede lid, eerst op het tijdstip waarop de Algemene bijstandswet in werking treedt.
Artikel IV van de Wet van 22 december 1994, Stb. 957, tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt onder verlettering van de onderdelen a en b tot b en c, een nieuw onderdeel a ingevoegd, luidende:
a. voor een kind als bedoeld in het eerste lid, dat op 1 oktober 1994 de leeftijd van 6 jaar niet had bereikt, 70% procent van het basiskinderbijslagbedrag, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, zoals dit voor inwerkingtreding van deze wet luidde.
2. In het tweede lid, onderdeel b en c, en derde lid, wordt telkens na het woord «basiskinderbijslagbedrag» ingevoegd: , bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, zoals dit voor inwerkingtreding van deze wet luidde.
3. Onder vernummering van het vierde tot vijfde lid wordt na het derde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:
4. Voor een kind als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, b dan wel c dat de leeftijd van 6, 12 dan wel 18 jaar bereikt, wordt voor de toepassing van artikel 12, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet als basiskinderbijslagbedrag aangemerkt het basiskinderbijslagbedrag, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, zoals dit voor inwerkingtreding van deze wet luidde.
4. Onder vernummering van het vijfde lid tot zevende lid, wordt na het nieuwe vijfde lid een nieuw zesde lid ingevoegd, luidende:
6. Onverminderd artikel V, is artikel 13 van de Algemene Kinderbijslagwet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de rangordebedragen, bedoeld in artikel 12, vierde lid, onderdeel b, c en d, van de Algemene Kinderbijslagwet, zoals dat artikel luidde voor inwerkingtreding van deze wet.
De Organisatiewet sociale verzekeringen12 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onderdeel c, wordt «de Sociale verzekeringsbank» vervangen door: de Sociale Verzekeringsbank.
Artikel 41, eerste lid, wordt vervangen door:
1. Aan de oprichting van een vereniging als bedoeld in artikel 40, bestemd voor een onderdeel van het bedrijfs- en beroepsleven, waartoe rijksdiensten behoren of geacht worden te behoren, kan het Rijk, als ware het een naar het oordeel van Onze Minister representatieve organisatie van werkgevers, deelnemen.
In artikel 46, onderdeel b, wordt «artikel 60, tweede lid, van de Ziektewet» vervangen door: artikel 60, vijfde lid, van de Ziektewet.
Onder vernummering van het vierde en vijfde lid in vijfde en zesde lid, wordt na het derde lid van artikel 64 een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:
4. Een melding als bedoeld in het derde lid is geen aanvraag in de zin van artikel 1: 3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 69, twaalfde lid, wordt «in het negende en tiende lid» vervangen door: in het tiende en elfde lid.
Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «elk fonds afzonderlijk:» vervangen door: elk fonds afzonderlijk, alsmede met betrekking tot de wachtgeldfondsen en ziekengeldkassen: .
2. In het tweede lid, wordt de zinsnede «de in het eerste lid bedoelde rapportage, van de begroting van uitgaven» vervangen door: de in het eerste lid bedoelde rapportage en van de begroting van uitgaven.
In artikel 84, eerste lid, wordt de zinsnede «die het voor hen vastgestelde budget overschrijden» vervangen door: die leiden tot overschrijden van het voor hen vastgestelde budget.
Aan artikel 85 wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:
6. In verband met onderzoeken die de Nationale ombudsman, bedoeld in artikel 2 van de Wet Nationale ombudsman, instelt naar de wijze waarop het College, de Bank, het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming, een bedrijfsvereniging of een uitvoeringsinstelling zich in een bepaalde aangelegenheid jegens een natuurlijk persoon of een rechtspersoon heeft gedragen, betaalt het College jaarlijks aan Onze Minister een door Onze Minister vast te stellen bijdrage in de kosten van de Nationale ombudsman. Dit bedrag wordt aangemerkt als uitvoeringskosten van het College.
In artikel 87, vijfde lid, wordt «De Bank, het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming» vervangen door: De Bank en het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming.
Artikel 89 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de laatste volzin van het tweede lid vervallen de woorden «en aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport».
2. De tweede volzin van het derde lid vervalt.
In artikel 109, tweede lid, wordt «gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en geldboete van de vierde categorie, hetzij met een van deze straffen» vervangen door: gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
Artikel 113 komt te luiden:
Na artikel 116a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. In afwijking voor zover nodig van hetgeen te dien aanzien elders is bepaald kunnen bij ministeriële regeling ten aanzien van personeel van de Sociale Verzekeringsbank, de bedrijfsverenigingen en het op grond van artikel 51 als uitvoeringsinstelling erkende Gemeenschappelijk Administratiekantoor, in verband met de inwerkingtreding van de Liquidatiewet invaliditeitswetten, de Liquidatiewet ongevallenwetten en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering regels dan wel nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot indienstneming, ontslag, wachtgeld en overige rechten en verplichtingen.
2. De uitgaven die voortvloeien uit de op grond van het eerste lid te stellen regels of nadere regels, alsmede wachtgelden, die anders dan krachtens vorenbedoelde regels worden uitbetaald aan personeel dat is ontslagen door de in het eerste lid genoemde instanties in verband met de inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde wetten, komen ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds.
3. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming kan met betrekking tot het eerste en tweede lid regels stellen.
De Invoeringswet Organisatiewet sociale verzekeringen13 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel XLVII wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede onderdeel b wordt «artikel 86, zesde lid» vervangen door: artikel 86, vierde lid.
2. In het tweede onderdeel c wordt «artikel 39a, vierde lid» vervangen door: artikel 39a, zesde lid.
De Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen14 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel XVII, eerste lid, onderdeel b, wordt na «Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: of een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk III van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen.
Artikel XIX, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c wordt vervangen door:
c. als bedoeld in artikel XVI, derde lid;
d. als bedoeld in artikel XVI, eerste lid,.
2. De zinsnede «bedoeld in onderdeel a en b» wordt vervangen door: bedoeld in de onderdelen a tot en met c.
In artikel XX, zesde lid, wordt de zinsnede «wiens invaliditeitspensioen is ingegaan op een dag gelegen voor de inwerkingtreding van deze wet» vervangen door: die op de dag voorafgaande aan de dag waarop deze wet in werking treedt, recht had op een invaliditeitspensioen, een herplaatsingswachtgeld of een herplaatsingstoelage ingevolge de Algemene burgerlijke pensioenwet of de Spoorwegpensioenwet en die geheel of gedeeltelijk algemeen invalide is in de zin van die wetten.
Artikel XXIII, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b wordt vervangen door:
b. als bedoeld in artikel XX, derde lid;
c. als bedoeld in artikel XX, eerste lid.
2. De zinsnede «van de onder a bedoelde persoon» wordt vervangen door: van de onder a en b bedoelde personen.
Na artikel XXV wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. De artikelen XVI en XVII zijn van overeenkomstige toepassing op onderscheidenlijk
a. de persoon, bedoeld in de artikelen XX en XXIV;
b. de persoon, bedoeld in de artikelen XXI en XXV.
2. De artikelen XX en XXI zijn van overeenkomstige toepassing op onderscheidenlijk
a. de persoon, bedoeld in de artikelen XVI en XXIV;
b. de persoon, bedoeld in de artikelen XVII en XXV.
3. De artikelen XXIV en XXV zijn van overeenkomstige toepassing op onderscheidenlijk
a. de persoon, bedoeld in de artikelen XVI en XX;
b. de persoon, bedoeld in de artikelen XVII en XXI.
Artikel XXVII, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen a en b worden vervangen door:
a. genoemd in het eerste lid;
b. genoemd in artikel XXIV, eerste lid;
c. genoemd in artikel XXIV, derde lid,.
2. De zinsnede «van de onder a bedoelde persoon» wordt vervangen door: van de onder a en c bedoelde personen.
In artikel XVIII, eerste lid, onderdeel b, van de Wet terugdringing ziekteverzuim15 wordt «op 1 juli 1994» vervangen door: na 30 juni 1994.
Artikel 9 van de Arbeidsomstandighedenwet16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «onze Minister» vervangen door: Onze Minister.
2. Het vijfde lid vervalt.
3. Het zesde en zevende lid worden vernummerd tot vijfde en zesde lid.
In artikel 10 van de Wet voorzieningen gehandicapten17 vervalt de zinsnede «, de directie van het Spoorwegpensioenfonds».
De Wet Sociale Werkvoorziening18 wordt als volgt gewijzigd:
Het Burgerlijk Wetboek19 wordt als volgt gewijzigd:
In Boek 6, titel 1, afdeling 10, wordt na artikel 107 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk of geestelijk letsel oploopt, houdt de rechter bij de vaststelling van de schadevergoeding waarop de gekwetste aanspraak kan maken rekening met de aanspraak op loon die de gekwetste heeft krachtens artikel 1638c, eerste lid, van boek 7A of krachtens individuele of collectieve arbeidsovereenkomst.
2. Indien een werkgever krachtens artikel 1638c, eerste lid, van boek 7A of krachtens individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verplicht is tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid van de gekwetste het loon door te betalen, heeft hij, indien de ongeschiktheid tot werken van de gekwetste het gevolg is van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, jegens deze ander recht op schadevergoeding ten bedrage van de door hem betaalde loon, doch ten hoogste tot het bedrag, waarvoor de aansprakelijke persoon, bij het ontbreken van de loondoorbetalingsverplichting aansprakelijk zou zijn, verminderd met een bedrag, gelijk aan dat van de schadevergoeding tot betaling waarvan de aansprakelijke persoon jegens de gekwetste is gehouden.
3. Indien de aansprakelijke persoon een werknemer is, heeft de werkgever slechts recht op schadevergoeding indien de ongeschiktheid tot werken het gevolg is van diens opzet of bewuste roekeloosheid.
In Boek 6, titel 3, afdeling 5, wordt in artikel 197 «krachtens de artikelen 90 van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering» vervangen door: «krachtens artikel 107a en de artikelen 90 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering».
In Boek 7A, titel 7, afdeling 5, wordt in artikel 1639l, vierde lid, na de zinsnede «een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: en krachtens de Toeslagenwet,.
De Algemene burgerlijke pensioenwet20 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel F 10a wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Een onderzoek verricht ter uitvoering van artikel 26, tweede lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet ontslaat het bestuur van de in het eerste lid bedoelde onderzoeksplicht.
In artikel F 13, eerste lid, komen de zinsneden «al dan niet verhoogd met een aanvulling» en «de aanvulling of» te vervallen.
Aan artikel J 18 wordt na het vierde lid een vijfde lid toegevoegd, luidende:
5. Bij de vaststelling van het in het eerste lid in aanmerking te nemen invaliditeitspensioen blijft artikel F 9b buiten toepassing.
Aan artikel J 19 wordt na het derde lid een vierde lid toegevoegd, luidende:
4. Bij de vaststelling van het in het eerste lid in aanmerking te nemen invaliditeitspensioen blijft artikel F 9b buiten toepassing.
Artikel J 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de zevende volzin.
2. Na het zesde lid wordt een zevende lid toegevoegd, luidende:
7. Bij de vaststelling van het in het eerste lid in aanmerking te nemen invaliditeitspensioen blijft artikel F 9b buiten toepassing.
Artikel P 8, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. indien het een gepensioneerde betreft, dat hij geen recht heeft op een pensioen berekend overeenkomstig de artikelen F 8b tot en met F 8f.
Artikel P 9, zesde lid, komt te luiden:
6. Het fonds is bevoegd, onder goedkeuring van Onze Minister, werkzaamheden overeenkomende met de in de derde volzin genoemde werkzaamheden, welke voortvloeien uit de advisering aan gemeenten in verband met artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van de Wet voorzieningen gehandicapten, te verrichten op verzoek van een gemeentebestuur. Het fonds brengt de kosten voor deze werkzaamheden volledig in rekening bij het gemeentebestuur op wiens verzoek deze werkzaamheden worden verricht. De in de eerste volzin bedoelde werkzaamheden betreffen de uit de uitvoering van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voortvloeiende werkzaamheden, voor zover deze bestaan uit:
a. het beoordelen of een voorziening tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid, een genees- of heelkundige voorziening of een voorziening tot verbetering van de levensomstandigheden wenselijk is;
b. het bevorderen, dat een voorziening tot behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid, of een voorziening tot verbetering van de levensomstandigheden, waartoe een bedrijfsvereniging ingevolge artikel 57 of 57a van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet heeft besloten, wordt getroffen;
c. het volgen van het beloop en het resultaat van een behandeling of voorziening als bedoeld onder a en b;
d. het beoordelen van het bestaan van arbeidsongeschiktheid en het schatten van de mate van deze arbeidsongeschiktheid;
e. het oproepen, ondervragen en onderzoeken van en geven van voorschriften aan personen, voor zover zulks voortvloeit uit het bepaalde bij of krachtens de artikelen 14, 15, 16 en 19, onderdeel b, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet of de artikelen 23, 24, 25 en 28, onderdeel b, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
f. andere werkzaamheden, terzake van sociaal-medische beoordeling, niet reeds behorende tot die, genoemd onder a tot en met e.
De Wet financiële voorzieningen privatisering ABP21 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 50, achtste lid, komt te luiden:
8. De besluiten van het bestuur kunnen, voor zover zij in strijd zijn met het recht of het algemeen belang, bij koninklijk besluit worden geschorst of vernietigd. De artikelen 106, eerste tot en met achtste en twaalfde tot en met negentiende lid, en 107 van de Organisatiewet sociale verzekeringen zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 79 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, ten 2°, wordt tussen de zinsneden «recht heeft» en «een dergelijk pensioen» tussengevoegd het woord: op.
2. Het eerste lid, onderdeel b, ten 3°, komt te luiden:
3°. geheel of gedeeltelijk algemeen invalide is in de zin van artikel F 8a, tweede lid, van de Abp-wet, onderscheidenlijk geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is in de zin van artikel E 6 van de Amp-wet.
3. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. degene, die op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van artikel 53, onderdeel U, van deze wet recht heeft op een herplaatsingswachtgeld als bedoeld in artikel K 4, tweede lid, van de Abp-wet dan wel een herplaatsingstoelage als bedoeld in artikel K 4, vierde lid, van die wet.
De Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds22 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst van artikel 14 wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Na het eerste lid wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:
2. Het dagloon van de werknemer, die een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% ontvangt of – indien het bepaalde in artikel 25, 28, 30 of 33 van die wet te zijnen aanzien niet van toepassing was – zou ontvangen, wordt evenredig verlaagd door het te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het verschil tussen 100 en het midden van de arbeidsongeschiktheidsklasse, waarin de werknemer is ingedeeld en de noemer door het getal 100.
In artikel 15 wordt na de zinsnede «invaliditeitspensioen op grond van artikel E 1 van de Spoorwegpensioenwet» ingevoegd: en van de herplaatsingstoelage of het herplaatsingswachtgeld op grond van de Spoorwegpensioenwet.
De Algemene militaire pensioenwet23 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel F 6d, derde lid, wordt de zinsnede «na toepassing van de artikelen F 6 tot en met F 6c en artikel V 4» vervangen door: na toepassing van de artikelen F 3, F 6 tot en met F 6c en artikel V 4.
Aan artikel F 6f wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Een onderzoek verricht ter uitvoering van artikel 26, tweede lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet ontslaat Onze Minister van de in het eerste lid bedoelde onderzoeksplicht.
In artikel F 7a, eerste lid, eerste volzin, onderdeel a, en tweede volzin wordt de datum «1 januari 1995» telkens vervangen door: 1 mei 1994.
In artikel H 1, zevende lid, wordt de zinsnede «zijn de artikelen J 1 en
J 1a niet van toepassing» vervangen door: is artikel J 1 niet van toepassing.
In artikel J 3 wordt «de artikelen J 1, J 1a, J 2 en J 2a» vervangen door: de artikelen J 1 en J 2.
Artikel L 1, derde lid, wordt vervangen door:
3. Indien aan het personeel, genoemd in het eerste lid, een eenmalige uitkering is of wordt toegekend en Onze Minister van Binnenlandse Zaken, in overeenstemming met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken heeft bepaald dat deze uitkering een algemeen karakter draagt, worden bij algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, regels gesteld over de wijze waarop deze eenmalige uitkering leidt tot een eenmalige uitkering aan pensioengerechtigden. Deze regels werken zo nodig terug tot en met de in het eerste lid genoemde dag.
Artikel V 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het twaalfde lid wordt vernummerd tot dertiende lid.
2. Na het elfde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
12. Bij de vaststelling van pensioen, invaliditeitspensioen, pensioen ter zake van arbeidsongeschiktheid dan wel invaliditeitsverhoging na toepassing van de verminderingen ingevolge het tweede, zevende en achtste lid dan wel van het niet of slechts gedeeltelijk uitbetalen, bedoeld in het vijfde en zesde lid, blijft artikel F 6d buiten toepassing.
Artikel X 5, zesde lid, komt te luiden:
6. Onze Minister is bevoegd werkzaamheden overeenkomende met de in de derde volzin genoemde werkzaamheden, welke voortvloeien uit de advisering aan gemeenten in verband met artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van de Wet voorzieningen gehandicapten, te verrichten op verzoek van een gemeentebestuur. Onze Minister brengt de kosten voor deze werkzaamheden volledig in rekening bij het gemeentebestuur op wiens verzoek deze werkzaamheden worden verricht. De in de eerste volzin bedoelde werkzaamheden betreffen de uit de uitvoering van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voortvloeiende werkzaamheden, voor zover deze bestaan uit:
a. het beoordelen of een voorziening tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid, een genees- of heelkundige voorziening of een voorziening tot verbetering van de levensomstandigheden wenselijk is;
b. het bevorderen, dat een voorziening tot behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid, of een voorziening tot verbetering van de levensomstandigheden, waartoe een bedrijfsvereniging ingevolge artikel 57 of 57a van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet heeft besloten, wordt getroffen;
c. het volgen van het beloop en het resultaat van een behandeling of voorziening als bedoeld onder a en b;
d. het beoordelen van het bestaan van arbeidsongeschiktheid en het schatten van de mate van deze arbeidsongeschiktheid;
e. het oproepen, ondervragen en onderzoeken van en geven van voorschriften aan personen, voor zover zulks voortvloeit uit het bepaalde bij of krachtens de artikelen 14, 15, 16 en 19, onderdeel b, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet of de artikelen 23, 24, 25 en 28, onderdeel b, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
f. andere werkzaamheden, terzake van sociaal-medische beoordeling, niet reeds behorende tot die, genoemd onder a tot en met e.
In artikel Y 14a, tweede lid, wordt de zinsnede «Indien haar ter zake van het latere huwelijk eveneens een pensioen toekomt, hetzij krachtens deze wet, hetzij krachtens een andere regeling als bedoeld in artikel H 7, derde lid» vervangen door: Indien haar ter zake van het latere huwelijk eveneens een pensioen toekomt krachtens deze wet.
Artikel 2, eerste lid, onderdeel n, van de Ambtenarenwet24 komt te luiden:
n. de leden van het bestuur van het College van toezicht sociale verzekeringen, bedoeld in hoofdstuk II en de voorzitter van het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming, bedoeld in hoofdstuk IV van de Organisatiewet sociale verzekeringen;.
De wet van 22 december 1994, Stb. 955, houdende wijziging van de Werkloosheidswet en enkele andere wetten (aanscherping referte-eisen WW) wordt als volgt gewijzigd:
In artikel VII vervalt de zinsnede «, onder verlettering van artikel II, onderdeel B, in onderdeel A».
Artikel XII wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid wordt vervangen door:
3. Een recht op uitkering dat ingevolge hoofdstuk II van de Werkloosheidswet is ontstaan voor de in het eerste lid bedoelde datum, wordt voor de toepassing van de Werkloosheidswet en de daarop berustende bepalingen alsmede voor de toepassing van artikel 24 van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid, zoals deze luiden op en na die datum, beschouwd als een recht op uitkering als bedoeld in hoofdstuk IIa van de Werkloosheidswet.
2. Onder vernummering van het vierde en vijfde in het zesde en zevende lid worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:
4. De werknemer die ter zake van werkloosheid waarvan de eerste werkloosheidsdag is gelegen voor 1 maart 1995 slechts recht heeft verkregen op een loondervingsuitkering als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Werkloosheidswet zoals dat artikel luidde voor die datum, en wiens recht op uitkering op of na die datum met toepassing van artikel 52b, derde lid, van de Werkloosheidswet herleeft, heeft na afloop van de loondervingsuitkering recht op verlenging van de uitkering. De periode waarmee de uitkering wordt verlengd is gelijk aan zes maanden minus de bij herleving resterende duur van de loondervingsuitkering. Gedurende de verlenging is de hoogte van de uitkering gelijk aan de hoogte van de kortdurende uitkering waarop de werknemer recht zou hebben gehad indien artikel 52b, derde lid, van de Werkloosheidswet, niet van toepassing zou zijn geweest.
5. Herhaalde toepassing van het vierde lid vindt slechts plaats indien ter zake van sinds de herleving, bedoeld in het vierde lid, verrichte arbeid opnieuw is voldaan aan artikel 52b, eerste lid, van de Werkloosheidswet. Artikel 17a van de Werkloosheidswet en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing.
3. In het nieuwe zevende lid wordt «Artikel 2, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers» vervangen door: Artikel 2, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.
Tot de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel X, onder 1°, van de wet van 22 december 1994, Stb. 955, wordt artikel 90, eerste lid, onderdeel a, van de Werkloosheidswet gelezen:
a. de op grond van deze wet over de eerste acht weken na de eerste werkloosheidsdag te betalen uitkering aan de werknemer die in de kalenderweek onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van zijn werkloosheid en in de in artikel 17, onderdeel a, artikel 17a, eerste lid, en artikel 52b, eerste lid, bedoelde periode in ten minste 26 weken bij dezelfde bedrijfsvereniging verzekerd is geweest;.
In artikel 13, eerste lid, onderdeel b, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 199325 wordt «Hoofdstuk II van de Organisatiewet Sociale Verzekering» vervangen door: artikel 40 van de Organisatiewet sociale verzekeringen.
Aan artikel 51 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten26 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:
4. De Rijksbelastingdienst biedt jaarlijks vóór 1 november een verklaring aan de Ziekenfondsraad aan omtrent de rechtmatigheid van ontvangsten over het afgelopen boekjaar betreffende de ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen geheven premies Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten27 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Arbeidsomstandighedenwet «9, eerste tot en met vierde lid, zesde en zevende lid,» vervangen door: 9,.
Artikel 136 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg28 vervalt.
Onderdeel C van de bijlage bij de Beroepswet29 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 25 wordt vervangen door:
25. Algemene Bijstandswet, Algemene bijstandswet en Invoeringswet herinrichting Algemene Bijstandswet.
2. Onderdeel 27 (Wet op de Sociale Verzekeringsbank) vervalt.
In artikel I, onderdeel G, van de wet van 26 april 1995, Stb. 220, tot wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet op de studiefinanciering wordt «artikel 14, vierde lid» vervangen door: artikel 14, derde lid.
De Jeugdwerkgarantiewet30 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2, eerste lid, onderdeel b, onder 1, wordt de zinsnede «dan wel op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (Stb. 1990, 128)» vervangen door: dan wel voorafgaand aan de werkloosheid onderwijs of een beroepsopleiding heeft gevolgd met een tijdsbeslag van ten minste 19 uur per week.
Artikel 2, derde lid, onderdeel g, komt te luiden:
g. wiens voor werkzaamheden beschikbare tijd voor ten minste 19 uur per week in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding, tenzij het betreft scholing die wordt gevolgd terwijl hij een dienstbetrekking of voorbereidingsovereenkomst heeft als bedoeld in deze wet.
In artikel 34, derde lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «kinderbijslag ingevolge de Algemene kinderbijslagwet (Stb. 1980, 1), dan wel aanspraak bestond op studiefinanciering ingevolge Hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering» vervangen door: studiefinanciering ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering dan wel voorafgaand aan de werkloosheid onderwijs of een beroepsopleiding hebben gevolgd met een tijdsbeslag van ten minste 19 uur per week.
1. De bedrijfsvereniging is bevoegd aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie een vergoeding te betalen voor door deze organisatie verleende diensten gericht op het geschikt maken voor inschakeling in de arbeid, in het bijzonder door scholing, en voor bijzondere inspanningen voor de arbeidsbemiddeling, van moeilijk plaatsbare werkloze werknemers die recht op uitkering hebben op grond van hoofdstuk IIa of IIb van de Werkloosheidswet en die niet behoren tot de personen, bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Wet arbeid gehandicapte werknemers.
2. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming stelt ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds voor de in het eerste lid bedoelde vergoeding aan de bedrijfsverenigingen voor de hierna te noemen jaren de daarbij vermelde bedragen ter beschikking:
a. 1996: f 50 000 000,-;
b. 1997: f 45 000 000,-;
c. 1998: f 50 000 000,-;
d. 1999: f 50 000 000,-.
3. Naast de in het tweede lid vermelde bedragen brengt het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming de kosten van beheer en administratie door de bedrijfsverenigingen gemaakt in verband met de uitvoering van het eerste lid ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds.
4. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming stelt met betrekking tot het eerste en tweede lid regels die door de bedrijfsverenigingen in acht worden genomen. Deze regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
5. De bedrijfsverenigingen en de uitvoeringsinstellingen zijn bevoegd uit de onder hun verantwoordelijkheid gevoerde administratie aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie de gegevens te verstrekken, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het eerste lid.
De Algemene bijstandswet31 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 4, onderdeel b, wordt na «met een ander» ingevoegd: tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel f, onder vervanging van de puntkomma door een punt in onderdeel e.
2. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt door een puntkomma in onderdeel b, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. wiens voor werkzaamheden beschikbare tijd voor ten minste 19 uur per week in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding, tenzij het betreft een scholing of opleiding als bedoeld in artikel 113, eerste lid, onderdeel g.
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
1°. In de aanhef wordt «recht op bijstand» vervangen door: recht op algemene bijstand en wordt «de algemene bijstand» vervangen door: die bijstand.
2°. In onderdeel a vervalt «algemene».
2. In het vierde lid vervalt «uitsluitend».
In artikel 23, tweede lid, wordt «de zelfstandige geen in aanmerking te nemen vermogen heeft» vervangen door: het vermogen van de zelfstandige een bij algemene maatregel van bestuur te stellen grens niet te boven gaat.
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na «alleenstaande» ingevoegd: van 18, 19 of 20 jaar.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na «alleenstaande ouder» ingevoegd: van 18,19 of 20 jaar.
Artikel 36, eerste lid, komt te luiden:
1. Burgemeester en wethouders kunnen de bijstandsnorm of de toeslag, bedoeld in artikel 33 lager vaststellen voor de belanghebbende die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding:
a. indien voor het onderwijs of de beroepsopleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering, dan wel;
b. indien de belanghebbende op de eerste dag van het kalenderkwartaal waarin de beëindiging plaatsvond jonger was dan 25 jaar en de voor werkzaamheden beschikbare tijd voor ten minste 19 uur per week in beslag werd genomen door het onderwijs of de beroepsopleiding, tenzij het betreft een scholing of opleiding als bedoeld in artikel 113, eerste lid, onderdeel g.
In artikel 38, tweede lid, wordt «met zijn kinderen» vervangen door: met zijn ten laste komende kinderen.
Artikel 43, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d vervalt «dan wel deze kosten in mindering zijn gebracht op het inkomen».
2. In onderdeel e vervalt «dan wel deze verwervingskosten in mindering zijn gebracht op het inkomen».
3. In onderdeel g wordt «artikel 52, eerste lid, onderdelen b en c» vervangen door: artikel 52, eerste lid, onderdelen b, c en d.
In artikel 48, tweede lid, vervalt «, onder vermindering van het bedrag waarmee de studiefimanciering lager is gesteld op grond van de draagkracht van de studerende als bedoeld in artikel 25 van die wet,».
Artikel 50, derde lid, wordt vervangen door:
3. Voor de vaststelling van de bijstandsnorm bedoeld in het eerste lid is artikel 36 van overeenkomstige toepassing indien de niet-rechthebbende echtgenoot:
a. onderwijs of een beroepsopleiding volgt op grond waarvan aanspraak bestaat op studiefinanciering op grond van hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering, dan wel;
b. jonger is dan 25 jaar en de voor werkzaamheden beschikbare tijd voor ten minste 19 uur per week in beslag wordt genomen door het onderwijs of de beroepsopleiding, tenzij het betreft een scholing of opleiding als bedoeld in artikel 113, eerste lid, onderdeel g.
In artikel 56, eerste lid, onderdeel a, wordt na «de bijstandsnormen genoemd in» toegevoegd: artikel 29 en.
In artikel 103 wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid in het derde en vierde lid, een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:
2. Op de indiening en behandeling van het verzoekschrift, alsmede op de procedure in hoger beroep, zijn de artikelen 799, tweede lid, 801 en 803 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing.
Artikel 107 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Voor de ouder met een volledige verzorgende taak voor een of meer ten laste komende kinderen, dan wel pleegkinderen, jonger dan vijf jaar gelden niet de verplichtingen, bedoeld in artikel 113, eerste lid.
2. In het derde lid wordt «in dit hoofdstuk» vervangen door: in artikel 113, eerste lid.
Artikel 125, eerste lid, onderdeel a, wordt vervangen door:
a. de instellingen en personen genoemd in artikel 91, eerste lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen voor de uitvoering van die wet of de wettelijke regelingen, bedoeld in artikel 56 van die wet.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers32 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 4, onderdeel b, wordt na «artikel 3, tweede lid» ingevoegd: tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad,.
In artikel 32, eerste lid, wordt «Algemene Bijstandswet» vervangen door: Algemene bijstandswet en «bijstand in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan» door: algemene bijstand.
Artikel 36, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Voor de ouder met een volledige verzorgende taak voor een of meer kinderen, dan wel pleegkinderen, jonger dan vijf jaar gelden niet de verplichtingen, bedoeld in artikel 35, eerste lid.
Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, wordt vervangen door:
a. de instellingen en personen genoemd in artikel 91, eerste lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen voor de uitvoering van die wet of de wettelijke regelingen, bedoeld in artikel 56 van die wet.
2. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt «de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,».
Na artikel 64 wordt een nieuw artikel 64a ingevoegd, luidende:
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen33 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 4, onderdeel a, wordt na «artikel 3, tweede lid» ingevoegd:
, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.
In artikel 32, eerste lid,wordt «Algemene Bijstandswet» vervangen door: Algemene bijstandswet en «bijstand in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan» door: algemene bijstand.
Artikel 36, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Voor de ouder met een volledige verzorgende taak voor één of meer kinderen, dan wel pleegkinderen, jonger dan vijf jaar gelden niet de verplichtingen, bedoeld in artikel 35, eerste lid.
Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, wordt vervangen door:
a. de instellingen en personen genoemd in artikel 91, eerste lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen voor de uitvoering van die wet of de wettelijke regelingen, bedoeld in artikel 56 van die wet.
2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen» vervangen door: en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.
Na artikel 64 wordt een nieuw artikel 64a ingevoegd, luidende:
1. Indien deze wet in werking treedt op hetzelfde tijdstip als of voordat de Algemene bijstandswet in werking treedt, vervalt artikel XXXV van de Invoeringswet Organisatiewet sociale verzekeringen.
2. Indien deze wet in werking treedt nadat de Algemene bijstandswet in werking treedt, wordt artikel 131 van de Algemene bijstandswet vervangen door:
Onze Minister kan aan burgemeester en wethouders, nadat zij gedurende acht weken in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze naar voren te brengen, aanwijzingen geven met betrekking tot een goede uitvoering van deze wet. Hij treedt daarbij niet in de besluitvorming inzake individuele gevallen.
1. Indien deze wet in werking treedt op hetzelfde tijdstip als of voordat het bij koninklijke boodschap van 25 mei 1992 ingediende voorstel van wet invoering van een nieuwe Algemene bijstandswet (Invoeringswet herinrichting Algemene Bijstandswet; 22 614) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt die wet als volgt gewijzigd:
1°. Artikel 53 wordt vervangen door:
De bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht, onderdeel F, wordt vervangen door:
F MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
1. Artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945.
2. Artikel 45, eerste lid, van de Algemene Bijstandswet en de artikelen 74 en 140 en hoofdstuk VII van de Algemene bijstandswet.
3. Artikel 86, eerste en tweede lid, van de Algemene bijstandswet, artikel 27, eerste en tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 27, eerste en tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
2°. In artikel 59, onderdeel a, wordt de zinsnede «onderdeel 4» vervangen door: onderdeel 3.
2. Indien deze wet in werking treedt nadat het bij koninklijke boodschap van 25 mei 1992 ingediende voorstel van wet invoering van een nieuwe Algemene bijstandswet (Invoeringswet herinrichting Algemene Bijstandswet; 22 614) tot wet wordt verheven en in werking is getreden, maar voordat de artikelen IX, X en XI van het bij koninklijke boodschap van 21 september 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de sociale zekerheidswetten in verband met de nadere vaststelling van een stelsel van administratieve sancties, alsook tot wijziging van de daarin vervatte regels tot terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen en de invordering daarvan (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid; 23 909) tot wet worden verheven en in werking zijn getreden, wordt de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht, onderdeel F, als volgt gewijzigd:
F MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
1. Artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945.
2. Artikel 45, eerste lid, van de Algemene Bijstandswet en de artikelen 74 en 140 en hoofdstuk VII van de Algemene bijstandswet.
3. Artikel 86, eerste en tweede lid, van de Algemene bijstandswet, artikel 27, eerste en tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 27, eerste en tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
3. Indien deze wet in werking treedt nadat het het bij koninklijke boodschap van 25 mei 1992 ingediende voorstel van wet invoering van een nieuwe Algemene bijstandswet (Invoeringswet herinrichting Algemene Bijstandswet; 22 614) tot wet wordt verheven en in werking is getreden, maar voordat de artikelen IX, X en XI van het bij koninklijke boodschap van 21 september 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de sociale zekerheidswetten in verband met de nadere vaststelling van een stelsel van administratieve sancties, alsook tot wijziging van de daarin vervatte regels tot terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen en de invordering daarvan (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid; 23 909) tot wet worden verheven en in werking zijn getreden, vervalt op hetzelfde tijdstip dat de artikelen IX, X en XI van laatstgenoemd voorstel van wet tot wet worden verheven en in werking treden, van de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht in onderdeel F, onderdeel 3, zulks in afwijking van artikel 59, onderdeel a, van de Invoeringswet herinrichting Algemene Bijstandswet.
4. Indien deze wet in werking treedt nadat het het bij koninklijke boodschap van 25 mei 1992 ingediende voorstel van wet invoering van een nieuwe Algemene bijstandswet (Invoeringswet herinrichting Algemene Bijstandswet; 22 614) tot wet wordt verheven en in werking is getreden, en indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet eveneens de artikelen IX, X en XI van het bij koninklijke boodschap van 21 september 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de sociale zekerheidswetten in verband met de nadere vaststelling van een stelsel van administratieve sancties, alsook tot wijziging van de daarin vervatte regels tot terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen en de invordering daarvan (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid; 23 909) tot wet zijn of worden verheven en in werking treden of zijn getreden, wordt – zulks in afwijking van artikel 59, onderdeel a, van de Invoeringswet herinrichting Algemene Bijstandswet – de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht, onderdeel F, vervangen door:
F MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
1. Artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945.
2. Artikel 45, eerste lid, van de Algemene Bijstandswet en de artikelen 74 en 140 en hoofdstuk VII van de Algemene bijstandswet.
Indien het bij koninklijke boodschap van 21 september 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de sociale zekerheidswetten in verband met de nadere vaststelling van een stelsel van administratieve sancties, alsook tot wijziging van de daarin vervatte regels tot terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen en de invordering daarvan (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid; 23 909) op een eerder tijdstip tot wet wordt verheven en in werking treedt dan deze wet, vervalt artikel I, onderdeel K.
Indien deze wet in werking treedt voordat de artikelen IX, X en XI van het bij koninklijke boodschap van 21 september 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de sociale zekerheidswetten in verband met de nadere vaststelling van een stelsel van administratieve sancties, alsook tot wijziging van de daarin vervatte regels tot terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen en de invordering daarvan (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid; 23 909) tot wet worden verheven en in werking zijn getreden, wordt artikel 88 van de Algemene bijstandswet als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «De vordering» vervangen door: Het verzoekschrift.
2. In het tweede lid wordt «de vordering» vervangen door: het verzoekschrift.
Indien deze wet in werking treedt voordat de artikelen IX, X en XI van het bij koninklijke boodschap van 21 september 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de sociale zekerheidswetten in verband met de nadere vaststelling van een stelsel van administratieve sancties, alsook tot wijziging van de daarin vervatte regels tot terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen en de invordering daarvan (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid; 23 909) tot wet worden verheven en in werking zijn getreden, worden artikel 29 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 29 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «De vordering» vervangen door: Het verzoekschrift.
2. In het tweede lid wordt «de vordering» vervangen door: het verzoekschrift.
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 15 juni 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal sociale verzekeringswetten (Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie; 24 221) op een eerder tijdstip tot wet wordt verheven en in werking treedt dan deze wet, vervalt artikel III, onderdeel H.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 15 juni 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal sociale verzekeringswetten (Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie; 24 221) op een eerder tijdstip tot wet wordt verheven en in werking treedt dan deze wet, wordt artikel 32a, vierde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet vervangen door:
4. Dit artikel vindt geen toepassing, indien:
a. op grond van artikel 37 aanspraak bestaat op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering; of
b. artikel 29b van de Ziektewet toepassing kan vinden.
3. Indien het bij koninklijke boodschap van 15 juni 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal sociale verzekeringswetten (Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie; 24 221) op een later tijdstip tot wet wordt verheven en in werking treedt dan deze wet, wordt het in artikel I, onderdeel D, van die wet voorgestelde artikel 32a, vierde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet vervangen door:
4. Dit artikel vindt geen toepassing, indien:
a. op grond van artikel 37 aanspraak bestaat op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering; of
b. artikel 29b van de Ziektewet toepassing kan vinden.
4. Indien het bij koninklijke boodschap van 15 juni 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal sociale verzekeringswetten (Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie; 24 221) op een eerder tijdstip tot wet wordt verheven en in werking treedt dan deze wet, wordt de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering als volgt gewijzigd:
Het vierde lid van artikel 43a wordt vervangen door:
4. Dit artikel vindt geen toepassing, indien:
a. op grond van artikel 47 aanspraak bestaat op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering; of
b. artikel 29b van de Ziektewet toepassing kan vinden.
Na artikel 43a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
In de gevallen waarin artikel 43a toepassing vindt, alsmede in de gevallen waarin dat artikel niet van toepassing is omdat artikel 29b van de Ziektewet toepassing kan vinden, wordt het aan de toe te kennen arbeidsongeschiktheidsuitkering ten grondslag te leggen dagloon niet lager gesteld dan het dagloon dat voor de berekening van de laatstelijk ontvangen loondervingsuitkering in aanmerking werd genomen, dan wel het dagloon dat in aanmerking zou zijn genomen indien na het einde van de in artikel 19, eerste lid, bedoelde wachttijd recht zou hebben bestaan op een loondervingsuitkering, zoals dat sinds de beëindiging van de uitkering onderscheidenlijk sinds het einde van die wachttijd op grond van artikel 15 zou zijn herzien.
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
1°. In het eerste lid wordt de zinsnede «het dagloon dat» vervangen door «het dagloon of vervolgdagloon dat» en wordt «dit lid» vervangen door «dit artikel».
2°. Het tweede lid vervalt, alsmede de aanduiding «1» voor het eerste lid.
Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd:
1°. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Een aanvraag om een reïntegratie-uitkering wordt tenminste vier weken voor aanvang van de onbeloonde werkzaamheden ingediend. De bedrijfsvereniging kan besluiten een niet tijdig ingediende aanvraag niet te behandelen. Alvorens de bedrijfsvereniging daartoe besluit stelt zij de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag te wijzigen.
2°. In het derde lid, wordt onderdeel a vervangen door:
a. vaststaat dat de onbeloonde werkzaamheden de krachten en bekwaamheden van de werknemer te boven gaan, of.
5. Indien het bij koninklijke boodschap van 15 juni 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal sociale verzekeringswetten (Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie; 24 221) op een later tijdstip tot wet wordt verheven en in werking treedt dan deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:
Het in artikel II, onderdeel D, van die wet voorgestelde artikel 43a, vierde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt vervangen door:
4. Dit artikel vindt geen toepassing, indien:
a. op grond van artikel 47 aanspraak bestaat op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering; of
b. artikel 29b van de Ziektewet toepassing kan vinden.
Na artikel II, onderdeel D, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Da
Na artikel 43a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 43b
In de gevallen waarin artikel 43a toepassing vindt, alsmede in de gevallen waarin dat artikel niet van toepassing is omdat artikel 29b van de Ziektewet toepassing kan vinden, wordt het aan de toe te kennen arbeidsongeschiktheidsuitkering ten grondslag te leggen dagloon niet lager gesteld dan het dagloon dat voor de berekening van de laatstelijk ontvangen loondervingsuitkering in aanmerking werd genomen, dan wel het dagloon dat in aanmerking zou zijn genomen indien na het einde van de in artikel 19, eerste lid, bedoelde wachttijd recht zou hebben bestaan op een loondervingsuitkering, zoals dat sinds de beëindiging van de uitkering onderscheidenlijk sinds het einde van die wachttijd op grond van artikel 15 zou zijn herzien.
In het in artikel II, onderdeel E, van die wet voorgestelde artikel 60 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt «artikel 5» vervangen door: artikel 18.
Het in artikel II, onderdeel E, van die wet voorgestelde artikel 61 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering komt te luiden:
Indien een persoon die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en op of na de dag waarop hij de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt inkomsten uit arbeid in dienstbetrekking gaat verdienen in verband waarmee zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt beëindigd, binnen vijf jaar na de datum van werkaanvaarding opnieuw recht heeft op toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, wordt het aan die uitkering ten grondslag te leggen dagloon niet lager gesteld dan het dagloon of vervolgdagloon dat voor de berekening van de laatstelijk ontvangen loondervingsuitkering of vervolguitkering in aanmerking werd genomen, zoals dat vanaf de beëindiging tot aan de datum van de in dit artikel bedoelde toekenning op grond van artikel 15 van deze wet, al dan niet in verbinding met artikel 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, zou zijn herzien indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet was beëindigd.
Het in artikel II, onderdeel E, van die wet voorgestelde artikel 63 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
1°. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Een aanvraag om een reïntegratie-uitkering wordt tenminste vier weken voor aanvang van de onbeloonde werkzaamheden ingediend. De bedrijfsvereniging kan besluiten een niet tijdig ingediende aanvraag niet te behandelen. Alvorens de bedrijfsvereniging daartoe besluit stelt zij de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag te wijzigen.
2°. In het derde lid wordt onderdeel a vervangen door:
a. vaststaat dat de onbeloonde werkzaamheden de krachten en bekwaamheden van de werknemer te boven gaan, of.
Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 1995 ingediende voorstel van wet Regeling van een verzekering voor nabestaanden (Algemene nabestaandenwet; 24 169) tot wet is verheven en in werking is getreden, vervalt artikel IX en wordt de Algemene nabestaandenwet als volgt gewijzigd:
a. In artikel 11 wordt de zinsnede «als rechtstreeks gevolg van objectief medisch vast te stellen ziekte of gebreken» vervangen door: als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken.
b. In artikel 67, vierde lid, wordt «het eerste lid, onderdeel b» vervangen door: het eerste lid, onderdelen b en c.
c. Artikel 86, onder 1, komt te luiden:
1. In het vierde lid wordt de zinsnede «het pensioen krachtens de Algemene Weduwen- en Wezenwet, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van die wet» vervangen door: de som van de uitkeringen bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, en 25 van de Algemene nabestaandenwet.
Indien het bij koninklijke boodschap van 28 april 1994 ingediende voorstel van wet Nieuwe bepalingen voor een tegemoetkoming in de studiekosten (Wet tegemoetkoming studiekosten; 23 699) tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt de Jeugdwerkgarantiewet met ingang van de dag van de inwerkingtreding van het artikel van de Wet tegemoetkoming studiekosten, inhoudende wijzigingen in de Algemene bijstandswet, als volgt gewijzigd:
A. In artikel 2, eerste lid, onderdeel b, onder 1, wordt de zinsnede «op studiefinanciering ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering (Stb. 1988, 336)» vervangen door: op studiefinanciering ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering of op een tegemoetkoming in de studiekosten ingevolge Hoofdstuk IIA van de Wet tegemoetkoming studiekosten.
B. Artikel 2, derde lid, onderdeel f, komt te luiden:
f. die onderwijs of een beroepsopleiding volgt, op grond waarvan aanspraak bestaat op studiefinanciering ingevolge Hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering of op een tegemoetkoming in de studiekosten ingevolge Hoofdstuk IIA van de Wet tegemoetkoming studiekosten;
C. In artikel 34, derde lid, onderdeel b, wordt na «Wet op de studiefinanciering» ingevoegd: of op een tegemoetkoming in de studiekosten ingevolge Hoofdstuk IIA van de Wet tegemoetkoming studiekosten.
Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 1995 ingediende voorstel van Wet houdende privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds (Wet privatisering ABP; 24 205) tot wet wordt verheven en eerder of gelijktijdig met artikel XXII of XXIII van deze wet in werking treedt, wordt dat artikel of worden die artikelen voor de toepassing van eerstbedoelde wet beschouwd in werking te zijn getreden voor die wet.
1. Deze wet treedt, met uitzondering van de artikelen IV, onderdeel I, onder 1, XI, onderdeel D, XII, XIV, onderdeel H, onder 1, XXI, de onderdelen A en B, XXXV, XXXVII tot en met XXXIX, XLIII en XLIV, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande, dat:
a. artikel IV, onderdeel A, terugwerkt tot en met 1 maart 1994;
b. de artikelen IV, de onderdelen C, F en G, XXVII en XXVIII terugwerken tot en met 1 maart 1995;
c. de artikelen VI, XVII en XXIV terugwerken tot en met 1 januari 1994;
d. de artikelen IV, onderdeel I, onder 2, XIII, XIV, de onderdelen A tot en met G, H, onder 2, I, L en N, XV, XXII, onderdeel H, XXIII, onderdeel A, XXV, de onderdelen D tot en met G en I, en XXVI terugwerken tot en met
1 januari 1995;
e. artikel XIV, onderdeel O, terugwerkt tot en met 17 mei 1995;
f. de artikelen XVI, de onderdelen A, C, D, E en F, en XXII, de onderdelen B, D, E en F, terugwerken tot en met 1 augustus 1993;
g. de artikelen XXII, de onderdelen A, C en G, XXIII, onderdeel B, en XXV, de onderdelen A tot en met C en H, terugwerken tot en met 1 mei 1994;
h. artikel XXXVI terugwerkt tot en met 1 juli 1995.
2. Artikel IV, onderdeel I, onder 1, treedt in werking direct na het tijdstip waarop artikel I, onderdeel X, onder 1°, van de wet van 22 december 1994, Stb. 955, in werking treedt.
3. De artikelen XI, onderdeel D, XII, XIV, onderdeel H, onder 1, XXXV, XXXVII tot en met XXXIX, XLIII en XLIV treden in werking met ingang van 1 januari 1996.
4. Artikel XXI, de onderdelen A en B, treden in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
R. L. O. Linschoten
De Minister van Binnenlandse Zaken,
H. F. Dijkstal
De Staatssecretaris van Defensie,
J. C. Gmelich Meijling
Uitgegeven de achtentwintigste december 1995
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1994/95, 1995/96, 24 326.
Handelingen II 1995/96, blz. 2253–2264; 2268.
Kamerstukken I 1995/96, 24 326 (119, 119a).
Handelingen I 1995/96, zie vergadering d.d. 20 december 1995.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1995-691.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.