Besluit van 21 december 1995, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 21 november 1995, nr. WDB95/352M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Directe Belastingen;

Gelet op artikel 25, derde lid, van de Invorderingswet 1990;

De Raad van State gehoord (advies van 14 december 1995, nr. W06.95.0634);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 19 december 1995, nr. WDB95/4854, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Directe Belastingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het >Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 19901 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. In artikel 1, eerste lid, vervalt «(Stb. 221)».

B.1. In artikel 2, eerste lid, onderdeel a, vervalt «(Stb. 1990, 103)».

B.2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Met betrekking tot bezwaar tegen de in dit hoofdstuk bedoelde beschikkingen alsmede met betrekking tot beroep ter zake van een uitspraak op het desbetreffende bezwaar gelden dezelfde regels als die welke van toepassing zijn op bezwaar en beroep als bedoeld in hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat voor «inspecteur» wordt gelezen: ontvanger.

C. In artikel 3, derde lid, wordt «in vijf gelijke jaarlijkse termijnen» vervangen door: in tien gelijke jaarlijkse termijnen.

D. In artikel 4, derde lid, vervalt «(Stb. 469)».

E.1. In artikel 5, eerste lid, aanhef, wordt «als bedoeld» vervangen door: , bedoeld.

E.2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «als bedoeld» vervangen door: , bedoeld.

E.3. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «als bedoeld» vervangen door: , bedoeld.

E.4. In het tweede lid, onderdeel d, wordt «de vordering bedoeld» vervangen door: de vordering, bedoeld.

E.5. In het tweede lid, slotzin, wordt «de gevallen genoemd onder a en b» vervangen door: de gevallen, genoemd in de onderdelen a en b,.

E.6. In het vierde lid vervalt de komma na «tweede lid».

E.7. In het vijfde lid wordt «de verplichting bedoeld» vervangen door: de verplichting, bedoeld.

F. In artikel 5a, zesde lid, slotzin, wordt «die volzin onder a» vervangen door: die volzin, onderdeel a,.

Voorts wordt «die volzin onder b» vervangen door: die volzin, onderdeel b,.

G. In artikel 7, eerste lid, wordt «De mededeling bedoeld in artikel 36, tweede lid, van de wet moet schriftelijk worden gedaan» vervangen door: De mededeling, bedoeld in artikel 36, tweede lid, van de wet, wordt gedaan.

H.1. in artikel 8, aanhef, wordt «de mededeling bedoeld in artikel 7» vervangen door: de mededeling, bedoeld in artikel 7,.

H.2. In onderdeel a wordt «gevorderde» vervangen door: gevraagde.

H.3. Onderdeel b komt te luiden:

b. boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter keuze van de ontvanger – waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van de oorzaak van de betalingsonmacht, of voor de bepaling van de financiële positie van het lichaam, desgevraagd voor dit doel beschikbaar te stellen.

I.1. in artikel 9, eerste lid, wordt «de verplichtingen bedoeld in artikel 8» vervangen door: de verplichtingen, bedoeld in artikel 8,.

I.2. In het tweede lid wordt «hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, ter keuze van de ontvanger» vervangen door: mondeling, schriftelijk of op andere wijze, zulks ter keuze van de ontvanger.

I.3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Toegelaten moet worden, dat kopieën, leesbare afdrukken of uittreksels worden gemaakt van de voor raadpleging beschikbaar gestelde gegevensdragers of de inhoud daarvan.

J. In artikel 10, tweede lid, wordt «kan worden aangehaald als» vervangen door: wordt aangehaald als:.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 21 december 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de achtentwintigste december 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige wijzigingen van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 (Uitvoeringsbesluit) zijn technisch van aard en strekken ertoe het Uitvoeringsbesluit aan te passen aan inmiddels tot stand gekomen wetgeving en jurisprudentie.

Ingevolge de Wet van 18 december 1995 tot wijziging van de Wet op de vermogensbelasting 1964, de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op belastingen van rechtsverkeer, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 (terugsluis opbrengst reparatiewetsvoorstel-btw) is de in artikel 25, derde lid, van de Invorderingswet 1990 opgenomen periode waarover zonder het in rekening brengen van invorderingsrente uitstel van betaling van een belastingaanslag in het recht van successie of van schenking kan worden verleend, verlengd van vijf naar tien jaren. Als gevolg hiervan dient de in artikel 3, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit opgenomen termijn te worden verlengd van vijf naar tien jaren.

Voorts is het schriftelijkheidsvereiste met betrekking tot de meldingsregeling bestuurdersaansprakelijkheid vervallen; ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 25 september 1991, nr. 27 606 (BNB 1992/162), mist dit vereiste verbindende kracht. Tevens zijn de bepalingen betreffende de informatieverstrekking inzake deze meldingsregeling afgestemd op de huidige tekst van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de Invorderingswet 1990.

Ten slotte zijn enkele wijzigingen van redactionele aard aangebracht die ertoe strekken het Uitvoeringsbesluit in overeenstemming te brengen met de aanwijzingen voor de regelgeving.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel B.2

De verwijzing in artikel 2, tweede lid, naar Hoofdstuk VIII, Afdeling 4, van de AWR vervalt omdat die afdeling na de aanpassing van de AWR aan de Algemene wet bestuursrecht niet meer ziet op bezwaar- of beroepschriften. Voorts is in de tekst duidelijker tot uitdrukking gebracht dat voor het maken van bezwaar en het instellen van beroep op de voet van Hoofdstuk I van het Uitvoeringsbesluit dezelfde regels gelden als die welke gelden voor de in Hoofdstuk V van de AWR bedoelde bezwaar- en beroepsmogelijkheid.

Artikel I, onderdeel C

De in artikel 3, derde lid van het Uitvoeringsbesluit genoemde periode van uitstel wordt, zoals in het algemene gedeelte van de toelichting is uiteengezet, verlengd van vijf naar tien jaren.

Artikel I, onderdeel G

Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 25 september 1991, nr. 27 606 (BNB 1992/162), kan de melding van betalingsonmacht in de sfeer van de bestuurdersaansprakelijkheid ook op andere wijze dan schriftelijk plaatsvinden. Artikel 7, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit is dienovereenkomstig aangepast.

Artikel I, onderdelen H.2., H.3., I.2. en I.3

De tekst van de artikelen 8 en 9 van het Uitvoeringsbesluit inzake de administratieve verplichtingen in het kader van de meldingsregeling bestuurdersaansprakelijkheid is aangepast aan de terminologie in de AWR en de Invorderingswet 1990 zoals deze zijn gewijzigd bij de Wet van 29 juni 1994 tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen tot aanpassing van de administratieve verplichtingen ten dienste van de belastingheffing en in verband daarmee wijziging van enige andere wetten (aanpassing van de administratieve verplichtingen) (Stb. 499).

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend


XNoot
1

Stb. 1990, 223. Laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 november 1993, Stb. 656.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven