Wet van 21 december 1995 tot wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet belasting- en premiefaciliteit voor de zeevaart 1995 (wijziging van enige belastingwetten in het belang van de zeescheepvaart)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het belang van de Nederlandse zeescheepvaart wenselijk is de belastingheffing van de winst uit zeescheepvaart te wijzigen en de belasting- en premiefaciliteit voor de zeevaart te verruimen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de >Wet op de inkomstenbelasting 19641 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. Na artikel 8b wordt ingevoegd:

Artikel 8c

  • 1. Op verzoek van de belastingplichtige wordt, in afwijking van de artikelen 7 tot en met 8b en 9 tot en met 18, de winst uit zeescheepvaart bepaald aan de hand van de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald. De in een kalenderjaar genoten winst uit zeescheepvaart wordt dan per schip vastgesteld aan de hand van de in de navolgende tabel aangegeven bedragen per dag.

    Bedrag per dag per 100 nettoton 
    f 2tot 1000 nettoton
    f 1,50voor het meerdere tot 10 000 nettoton
    f 1voor het meerdere tot 25 000 nettoton
    f 0,50voor het meerdere boven 25 000 nettoton
  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder winst uit zeescheepvaart verstaan de winst behaald met de exploitatie van een schip voor het vervoer van zaken of personen in het internationale verkeer over zee dan wel voor het vervoer van zaken of personen over zee ten behoeve van de exploratie of exploitatie van natuurlijke rijkdommen op zee, alsmede de winst behaald met de exploitatie van een schip voor het verrichten van sleep- of hulpverleningswerkzaamheden op zee aan schepen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Schepenwet. Onder winst uit zeescheepvaart wordt mede verstaan de winst behaald met de werkzaamheden die direct samenhangen met de in de vorige volzin bedoelde exploitatie van een schip.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel is sprake van exploitatie van een schip, indien de belastingplichtige:

    a. in Nederland in belangrijke mate het beheer verricht van een schip dat hij:

    1°. in eigendom heeft of mede in eigendom heeft, met uitzondering van schepen die hij in rompbevrachting heeft gegeven, dan wel

    2°. in rompbevrachting houdt;

    b. in Nederland hoofdzakelijk het commerciële beheer verricht van een schip voor een ander, mits het jaartotaal van de netto dagtonnages van de schepen waarvoor hij deze werkzaamheden verricht niet meer bedraagt dan driemaal het jaartotaal van de netto dagtonnages van de schepen die hij beheert op een wijze als bedoeld in onderdeel a, waarbij de schepen die hij mede in eigendom heeft slechts meetellen indien die medeeigendom ten minste 5 percent beloopt;

    c. een schip in tijd- of reischarter houdt, mits het jaartotaal van de netto dagtonnages van de schepen die hij in tijd- of reischarter houdt niet meer bedraagt dan driemaal het jaartotaal van de netto dagtonnages van de schepen die hij beheert op een wijze als bedoeld in onderdeel a, waarbij schepen die hij mede in eigendom heeft slechts meetellen indien die medeëigendom ten minste 5 percent beloopt.

  • 4. Ingeval een onderneming voor rekening van meer dan een persoon wordt gedreven, vindt het derde lid toepassing met betrekking tot die onderneming; indien bij een zodanige onderneming het feitelijke beheer van een schip wordt verricht door een of meer van de personen voor wier rekening de onderneming wordt gedreven, geldt zulks als beheer door de onderneming. Ingeval bij een onderneming die voor rekening van meer dan een persoon wordt gedreven, sprake is van exploitatie van een schip, geldt zulks mede voor de personen voor wier rekening de onderneming wordt gedreven.

  • 5. Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt – per onderneming – gedaan in het eerste jaar waarin de belastingplichtige uit de desbetreffende onderneming winst uit zeescheepvaart geniet, dan wel in het tiende jaar of een veelvoud daarvan nadien. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij inwilliging van het verzoek geldt zulks met ingang van het jaar waarin het verzoek is gedaan en tot wederopzegging door de belastingplichtige, waarbij wederopzegging slechts mogelijk is met ingang van het tiende jaar of een veelvoud daarvan na het einde van het jaar met ingang waarvan de winst uit zeescheepvaart wordt bepaald aan de hand van de tonnage.

  • 6. Bij inwilliging van het verzoek wordt tot de winst van het jaar waarin het verzoek wordt gedaan, mede gerekend het gezamenlijke bedrag – dat is bepaald naar de toestand op het tijdstip dat onmiddellijk aan dat jaar voorafgaat – van:

    a. de op de voet van de artikelen 13 en 14 gevormde reserves van de onderneming die verband houden met de zeescheepvaart; en

    b. een bedrag ter grootte van het positieve verschil tussen de waarde die in het economische verkeer wordt toegekend aan de zaken die door de onderneming worden gebruikt voor het behalen van winst uit zeescheepvaart en de waarde waarvoor deze zaken op dat tijdstip te boek zijn gesteld.

  • 7. Het in het zesde lid bedoelde gezamenlijke bedrag – of het totaal van de gezamenlijke bedragen ingeval de belastingplichtige voor meer dan een onderneming een verzoek als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan – blijft buiten aanmerking voor zover dit het bedrag waarvoor de belastingplichtige op het in de aanhef van dat lid bedoelde tijdstip aanspraak kan maken op verrekening van verliezen, te boven gaat. De inspecteur stelt het bedrag dat buiten aanmerking blijft per onderneming vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 8. Het bedrag dat op de voet van het zevende lid buiten aanmerking is gebleven, wordt alsnog tot de winst gerekend indien de belastingplichtige – anders dan door overlijden – binnen tien jaren na het tijdstip met ingang waarvan de winst uit zeescheepvaart wordt bepaald aan de hand van de tonnage, de onderneming waarmee in Nederland winst uit zeescheepvaart wordt behaald, voor het geheel of voor een gedeelte staakt. In geval van staking voor een gedeelte wordt het in de vorige volzin bedoelde bedrag slechts tot de winst gerekend voor zover dat betrekking heeft op dit gedeelte. Het bedrag dat alsnog tot de winst wordt gerekend, wordt geacht te zijn genoten ten tijde van de staking.

  • 9. Voor de toepassing van het achtste lid wordt niet als een staking aangemerkt een overdracht als bedoeld in artikel 17, tweede lid, dan wel een omzetting als bedoeld in artikel 18, eerste lid, mits de belastingplichtige, alsmede in geval van een overdracht tevens degene aan wie is overgedragen, dit verzoekt. Alsdan wordt degene aan wie is overgedragen, respectievelijk de vennootschap waarin de onderneming is omgezet voor de toepassing van het achtste lid geacht in de plaats te zijn getreden van degene die de onderneming heeft overgedragen, respectievelijk heeft omgezet.

  • 10. De zaken die worden gebruikt voor het behalen van winst uit zeescheepvaart, worden op het tijdstip waarop na wederopzegging het eerste lid niet meer van toepassing is, te boek gesteld voor de waarde in het economische verkeer.

  • 11. Voor de toepassing van dit artikel kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.

B. Artikel 14c vervalt.

C. Na artikel 70a wordt ingevoegd:

Artikel 70b

  • 1. Voor de toepassing van artikel 8c, vijfde lid, wordt ten aanzien van een onderneming waaruit de belastingplichtige in het jaar 1995 winst uit zeescheepvaart heeft genoten, het jaar 1996 aangemerkt als het eerste jaar waarin hij uit die onderneming winst uit zeescheepvaart geniet.

  • 2. Op verzoek van de belastingplichtige bij wie een verlies als gevolg van een aan hem toegekende zeescheepvaartaftrek als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Wet stimulering zeescheepvaart nog niet volledig is verrekend met de voor 1 januari 1996 genoten inkomens, kan Onze Minister, in afwijking van het eerste lid, onder door hem te stellen voorwaarden een later jaar dan 1996, maar uiterlijk het jaar 1998, aanmerken als het eerste jaar waarin de belastingplichtige uit die onderneming winst uit zeescheepvaart geniet. Het verzoek wordt gedaan in het jaar 1996.

ARTIKEL II

In de Wet op de vennootschapsbelasting 19692 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. In artikel 8, eerste lid, wordt «8a, 9 tot en met 14c, 16 en 44b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Stb. 1990, 103)» vervangen door: 8a, 8c, 9 tot en met 14b, 16 en 44b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

B. Artikel 31b wordt vervangen door:

Artikel 31b

De artikelen 70a en 70b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 vinden overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL III

De bepalingen welke ingevolge artikel I, onderdeel B, en artikel II, onderdeel A, vervallen of worden gewijzigd, blijven van toepassing met betrekking tot de na 31 december 1995 gedagtekende structuurverklaringen en correctieverklaringen, bedoeld in artikel 11, vijfde lid, respectievelijk de artikelen 16, 17, 18 of 20 van de Wet stimulering zeescheepvaart. Het bepaalde in de vorige volzin vindt overeenkomstige toepassing in geval ten tijde van de dagtekening van een structuurverklaring, respectievelijk correctieverklaring de winst wordt bepaald op de voet van artikel 8c van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

ARTIKEL IV

In de Wet belasting- en premiefaciliteit voor de zeevaart 19953 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. In artikel 2, tweede lid, onderdeel a, wordt «19 percent» vervangen door: 38 percent.

B. In artikel 2, tweede lid, onderdeel b, wordt «5 percent» vervangen door: 10 percent.

ARTIKEL V

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 oktober 1995 ingediende voorstel van Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (24 458)4 tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt Artikel IV vervangen door:

ARTIKEL IV

In de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. In artikel 17, tweede lid, onderdeel a, wordt «19 percent» vervangen door: 38 percent.

B. In artikel 17, tweede lid, onderdeel b, wordt «5 percent» vervangen door: 10 percent.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag waarop het bij koninklijke boodschap van 24 mei 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op belastingen van rechtsverkeer en enkele andere belastingwetten in verband met de bestrijding van constructies met betrekking tot onroerende zaken (Kamerstukken II, 1994/95, 24 172, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt, dan wel zo dit tijdstip voor 1 januari 1996 zou liggen met ingang van 1 januari 1996.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 21 december 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de achtentwintigste december 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1990, 103. Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 1995, 664.

XNoot
2

Stb. 1969, 469. Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 1995, 664.

XNoot
3

Stb. 1994, 928. Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 december 1995, Stb. 635.

XNoot
4

Stb. 1995, 635.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/96, 24 482.

Handelingen II 1995/96, blz. 2364.

Kamerstukken I 1995/96, 24 482 (116).

Handelingen I 1995/96, zie vergadering d.d. 20-12-1995.

Naar boven