Wet van 21 december 1995 tot wijziging van de Algemene burgerlijke pensioenwet en de Algemene militaire pensioenwet (invoering partnerpensioen), alsmede van de Uitkeringswet gewezen militairen (rechtspositionele erkenning van andere relatievormen dan het huwelijk)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het thans in de Algemene burgerlijke pensioenwet en de Algemene militaire pensioenwet bestaande onderscheid tussen de gehuwde ambtenaar en de ambtenaar die niet-gehuwd samenwoont, ongedaan te maken wat betreft de rechten die bij hun overlijden bestaan voor hun nabestaanden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De >Algemene burgerlijke pensioenwet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel A 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel k komt te luiden:

k. aanmelding: de aanmelding bij het fonds overeenkomstig artikel A 5, die niet door het fonds is geweigerd;

2. Toegevoegd wordt een nieuw onderdeel l, luidende:

l. nabestaande: de man of vrouw waarmee de overleden ambtenaar, gewezen ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar op de dag van overlijden gehuwd was, dan wel die door hem was aangemeld.

B

Het opschrift van artikel A 5 komt te luiden: Aanmelding.

C

Op de plaats van het vervallen artikel A 5 wordt een nieuw artikel A 5 ingevoegd, luidende:

Artikel A 5

  • 1. De ambtenaar kan één man of vrouw aanmelden bij het fonds indien:

    a. hij en deze man of vrouw beiden als ingezetene met hetzelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven, van welke gegevens hij een gewaarmerkt afschrift dient te overleggen;

    b. uit een notarieel verleden samenlevingscontract blijkt dat hij en deze man of vrouw zich tegenover elkaar verplicht hebben om over en weer bij te dragen in de kosten van levensonderhoud, van welk contract hij een kopie dient te overleggen, dan wel een uittreksel daaruit of een verklaring van een notaris dienaangaande, uit welk document de bedoelde wederzijdse rechten en plichten ter zake van de gemeenschappelijke huishouding blijken;

    c. geen van beiden gehuwd is;

    d. beiden ten tijde van de aanmelding achttien jaar of ouder zijn en

    e. hij en deze man of vrouw geen bloed- of aanverwanten in de rechte lijn zijn.

  • 2. Voorts kan een aanmelding als bedoeld in het eerste lid worden gedaan door:

    a. degene die recht heeft op periodieke uitkering wegens ontslag uit een betrekking voor het vervullen waarvan een reglementaire leeftijdsgrens geldt die lager is dan 65 jaar en als rechthebbende op zodanige uitkering ambtenaar is;

    b. degene die recht heeft op invaliditeitspensioen;

    c. degene die reeds voor het ontslag met de man of vrouw van wie de aanmelding wordt gewenst gehuwd is geweest, dan wel degene door wiens toedoen deze man of vrouw reeds voor het ontslag bij het fonds aangemeld is geweest, of

    d. degene die als wachtgelder ambtenaar is;

    mits de aanmelding wordt gedaan voordat degene die de aanmelding wenst te doen de 65-jarige leeftijd heeft bereikt.

  • 3. Indien aan de voorwaarden voor aanmelding, zoals genoemd in de voorgaande leden, niet is voldaan, weigert het fonds de aanmelding.

  • 4. Onze Minister kan regels stellen omtrent de aanmelding door degene die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven.

  • 5. De aanmelding eindigt met het doorhalen daarvan.

  • 6. De aanmelding bij het fonds wordt doorgehaald met ingang van de dag:

    a. waarop een aanvraag daartoe van degene die de aanmelding heeft gedaan, dan wel van de man of vrouw die is aangemeld, is ontvangen;

    b. van overlijden van de man of vrouw die is aangemeld, dan wel van degene die de aanmelding heeft gedaan, of

    c. waarop degene die de aanmelding heeft gedaan, dan wel de man of vrouw die is aangemeld, hetzij in het huwelijk treedt, hetzij partij is bij een volgende aanmelding.

  • 7. Het bestuur kan, indien daartoe aanleiding bestaat, bevestiging vragen of nog aan de voorwaarden voor aanmelding wordt voldaan. De ambtenaar dient alsdan een verklaring ter zake te overleggen, van hem en zijn partner gezamenlijk, alsmede een nieuw gewaarmerkt afschrift uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens waaruit blijkt dat beiden met hetzelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven ten tijde van de afgifte van dat afschrift. Wanneer in de voorgaande periode evenwel sprake is geweest van authentieke wijzigingen van het samenlevingscontract, die van belang kunnen zijn voor de aanmelding, dient een kopie van het gewijzigde samenlevingscontract te worden overgelegd, dan wel een uittreksel daaruit of een nieuwe verklaring van een notaris dienaangaande, uit welk document blijkt dat nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in onderdeel b van het eerste lid.

  • 8. Indien de bevestiging niet binnen zes weken wordt gedaan, herhaalt het bestuur zijn in het zevende lid bedoelde vraag.

  • 9. Indien die bevestiging niet binnen drie weken na de herhaalde vraag wordt gegeven, is het bestuur bevoegd te bepalen met ingang van welke datum de aanmelding is doorgehaald, welke datum niet is gelegen vóór de datum waarop de in het zevende lid bedoelde bevestiging is gevraagd.

D

In artikel G 2, onderdeel c, wordt na het woord «geweest» ingevoegd:, dan wel de echtgenoot reeds voor het ontslag dezelfde man of vrouw had aangemeld.

E

Artikel G 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt de zinsnede «vrouw of man» vervangen door: man of vrouw, en wordt in onderdeel b de zinsnede «, en» vervangen door een punt en vervalt onderdeel c van dat lid.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid worden na het eerste lid een nieuw tweede en derde lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Eveneens recht op bijzonder nabestaandenpensioen heeft de man of vrouw van wie de aanmelding is geëindigd, mits hij of zij recht op nabestaandenpensioen zou hebben gehad, indien de ambtenaar, gewezen ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar op de dag van eindigen van de aanmelding zou zijn overleden.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de desbetreffende man of vrouw als gevolg van een huwelijk met, dan wel een aanmelding door dezelfde ambtenaar, gewezen ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar ter zake van diens overlijden recht op nabestaandenpensioen verkrijgt.

F

Artikel G 5 komt te luiden:

Na het overlijden van een ambtenaar, gewezen ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar hebben recht op wezenpensioen zijn kinderen die de leeftijd van eenentwintig jaren nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd geweest zijn respectievelijk niet partij zijn of partij geweest zijn bij een aanmelding, mits zij zijn geboren of geadopteerd voor zijn ontslag is ingegaan, dan wel, indien zij zijn geboren of geadopteerd na zijn ontslag, hij op dat tijdstip de 65-jarige leeftijd nog niet had bereikt en:

a. recht had op periodieke uitkering wegens ontslag uit een betrekking voor het vervullen waarvan een reglementaire leeftijdsgrens geldt die lager is dan 65 jaar en als rechthebbende op zodanige uitkering ambtenaar was;

b. recht had op een invaliditeitspensioen, of

c. als wachtgelder ambtenaar was.

G

Artikel G 6 komt te luiden:

Ten aanzien van de kinderen ten opzichte van welke aan de mannelijke ambtenaar, gewezen ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar ten tijde van zijn overlijden een onderhoudsplicht krachtens artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek was opgelegd, dan wel door hem bij authentieke akte een dergelijke verplichting was erkend, is artikel G 5 van overeenkomstige toepassing.

H

Artikel G 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Ten aanzien van de kinderen voor welke de ambtenaar, gewezen ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar ten tijde van zijn overlijden de pleegouderlijke zorg droeg, is artikel G 5 eveneens van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van de zinsnede «zij zijn geboren of geadopteerd» wordt gelezen: de pleegouderlijke zorg is aangevangen.

2. Het derde lid komt te vervallen.

I

In artikel H 3b, eerste lid, wordt de zinsnede «na 31 december 1994» vervangen door: tussen 31 december 1994 en 1 januari 1996.

J

Artikel H 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na het woord «huwelijk» ingevoegd:, dan wel vóór het tijdstip waarop de aanmelding is doorgehaald.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede «het tweede en volgend huwelijk» vervangen door: elk huwelijk en elke aanmelding waaraan een eerder huwelijk dan wel een eerdere aanmelding voorafgaat.

3. In het tweede lid wordt na het woord «huwelijksduur» ingevoegd:

, dan wel de duur van de aanmelding.

K

Aan het opschrift van artikel H 6 wordt na het woord «hertrouwen» toegevoegd:, dan wel een latere aanmelding.

L

Artikel H 6 wordt als volgt gewijzigd:

De eerste volzin komt te luiden:

Indien een nabestaande hertrouwt, dan wel partij is bij een latere aanmelding, wordt zijn pensioen opnieuw vastgesteld met ingang van de maand volgende op die waarin hij hertrouwt onderscheidenlijk de aanmelding geschiedt.

M

In artikel H 7, tweede lid, wordt de zinsnede «echtgenoot van de ambtenaar, gewezen ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar» vervangen door: nabestaande.

N

In artikel H 8, tweede lid, wordt na het woord «hertrouwen» ingevoegd:

, dan wel partij zijn bij een latere aanmelding.

O

In artikel H 9a, derde lid, wordt na het woord «hertrouwen» ingevoegd:

, dan wel partij zijn bij een latere aanmelding.

P

Aan het opschrift van artikel J 3 wordt na het woord «hertrouwen» toegevoegd:, dan wel een latere aanmelding.

Q

In artikel J 3, eerste lid, wordt na het woord «huwelijk» ingevoegd:, dan wel een latere aanmelding.

R

Artikel N 17 komt te luiden:

  • 1. Op verzoek van de ambtenaar neemt het bestuur de door een pensioeninstantie beschikbaar gestelde waarde van de voor belanghebbende bij die pensioeninstantie opgebouwde pensioenaanspraken over.

  • 2. De tijd die aan de ambtenaar wordt toegekend in verband met de overgenomen waarde, bedoeld in het eerste lid, wordt geacht deel uit te maken van de dienstlijn die aanvangt op het tijdstip waarop belanghebbende de desbetreffende hoedanigheid van ambtenaar in de zin van deze wet heeft verkregen.

  • 3. Indien het in het eerste lid bedoelde verzoek betrekking heeft op pensioenaanspraken ingevolge de Algemene militaire pensioenwet, wordt de tijd, bedoeld in het tweede lid, gesteld op de tijd die ingevolge de genoemde wet als diensttijd in aanmerking komt, behoudens in het geval dat de berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel F 4, voor het jaar waarin de tijd, bedoeld in artikel D 1, eerste lid, is aangevangen, meer dan vijfentwintig procent hoger blijkt te zijn – algemene bezoldigingswijzigingen als bedoeld in artikel A 8 buiten beschouwing gelaten – dan het tot een jaarbedrag herleide inkomen dat voor hem was verbonden of geacht wordt verbonden te zijn geweest aan de betrekking waarin de diensttijd in de zin van de Algemene militaire pensioenwet is doorgebracht. In het laatstbedoelde geval wordt de tijd, bedoeld in het tweede lid, gesteld op de tijd die ingevolge de Algemene militaire pensioenwet als diensttijd in aanmerking komt, vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de noemer wordt gevormd door de berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel F 4, voor het jaar waarin de tijd, bedoeld in artikel D 1, eerste lid, is aangevangen en waarvan de teller wordt gevormd door het tot een jaarbedrag herleide inkomen dat voor hem was verbonden of geacht wordt verbonden te zijn geweest aan de betrekking waarin de diensttijd in de zin van de Algemene militaire pensioenwet is doorgebracht.

S

Artikel Q 5, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Het wezenpensioen eindigt voorts met het einde van de maand waarin:

    a. de rechthebbende de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt of, de leeftijd van eenentwintig jaren nog niet bereikt hebbende, in het huwelijk is getreden, dan wel partij is bij een aanmelding;

    b. ten opzichte van de rechthebbende ouderschap komt vast te staan van een ander dan degene aan wiens overlijden het recht op wezenpensioen wordt ontleend.

ARTIKEL II

De Algemene militaire pensioenwet2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel A 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel i komt te luiden:

i. aanmelding: de aanmelding bij Onze Minister overeenkomstig artikel A 5a, die niet door Onze Minister is geweigerd;

2. Onder verlettering van de onderdelen j tot en met p tot de onderdelen k tot en met q wordt een nieuw onderdeel j ingevoegd, luidende:

j. nabestaande: de man of vrouw met wie de overleden militair, gewezen militair of gepensioneerd militair op de dag van overlijden gehuwd was, dan wel die door hem was aangemeld.

B

Na artikel A 5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel A 5a

  • 1. De militair, die, als hij is of zou worden ontslagen, een uitzicht of een recht op pensioen heeft, waarvan een nabestaandenpensioen ingevolge deze wet zou kunnen worden afgeleid, kan één man of vrouw aanmelden bij Onze Minister indien:

    a. hij en deze man of vrouw beiden als ingezetene met hetzelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven, van welke gegevens hij een gewaarmerkt afschrift dient te overleggen;

    b. uit een notarieel verleden samenlevingscontract blijkt dat hij en deze man of vrouw zich tegenover elkaar verplicht hebben om over en weer bij te dragen in de kosten van levensonderhoud, van welk contract hij een kopie dient te overleggen, dan wel een uittreksel daaruit of een verklaring van een notaris dienaangaande, uit welk document de bedoelde wederzijdse rechten en plichten ter zake van de gemeenschappelijke huishouding blijken;

    c. geen van beiden gehuwd is;

    d. beiden ten tijde van de aanmelding achttien jaar of ouder zijn en

    e. hij en deze man of vrouw geen bloed- of aanverwanten in de rechte lijn zijn.

  • 2. Voorts kan een aanmelding als bedoeld in het eerste lid worden gedaan door:

    a. degene die recht heeft op periodieke uitkering wegens ontslag;

    b. degene die recht heeft op pensioen wegens ziekten of gebreken ingevolge deze wet, of

    c. degene die reeds voor het ontslag met de man of vrouw van wie de aanmelding wordt gewenst gehuwd was, dan wel degene door wiens toedoen deze man of vrouw reeds voor het ontslag bij Onze Minister aangemeld is geweest;

    mits degene die de aanmelding wenst te doen, de 65-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt, tenzij, indien de 65-jarige leeftijd door hem reeds is bereikt, deze recht heeft op een pensioen wegens invaliditeit met dienstverband, genoemd in artikel E 11.

  • 3. Indien aan de voorwaarden voor aanmelding, zoals genoemd in de voorgaande leden, niet is voldaan, weigert Onze Minister de aanmelding.

  • 4. Onze Minister kan regels stellen omtrent de aanmelding door de militair die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven.

  • 5. De aanmelding eindigt met het doorhalen daarvan.

  • 6. De aanmelding bij Onze Minister wordt doorgehaald met ingang van de dag:

    a. waarop een aanvraag daartoe van degene die de aanmelding heeft gedaan, dan wel van de man of vrouw die is aangemeld, is ontvangen;

    b. van overlijden van de man of vrouw die is aangemeld, dan wel van degene die de aanmelding heeft gedaan, of

    c. waarop degene die de aanmelding heeft gedaan, dan wel de man of vrouw die is aangemeld, hetzij in het huwelijk treedt, hetzij partij is bij een volgende aanmelding.

  • 7. Onze Minister kan, indien daartoe aanleiding bestaat, bevestiging vragen of nog aan de voorwaarden voor aanmelding wordt voldaan. De militair dient alsdan een verklaring ter zake te overleggen, van hem en zijn partner gezamenlijk, alsmede een nieuw gewaarmerkt afschrift uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens waaruit blijkt dat beiden met hetzelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven ten tijde van de afgifte van dat afschrift. Wanneer in de voorgaande periode evenwel sprake is geweest van authentieke wijzigingen van het samenlevingscontract, die van belang kunnen zijn voor de aanmelding, dient een kopie van het gewijzigde samenlevingscontract te worden overgelegd, dan wel een uittreksel daaruit of een nieuwe verklaring van een notaris dienaangaande, uit welk document blijkt dat nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in onderdeel b van het eerste lid.

  • 8. Indien de bevestiging niet binnen zes weken wordt gedaan, herhaalt Onze Minister zijn in het zevende lid bedoelde vraag.

  • 9. Indien die bevestiging niet binnen drie weken na de herhaalde vraag wordt gegeven, is Onze Minister bevoegd te bepalen met ingang van welke datum de aanmelding is doorgehaald, welke datum niet is gelegen vóór de datum waarop de in het zevende lid bedoelde bevestiging is gevraagd.

C

Artikel G 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na de zinsnede «en het huwelijk was gesloten» ingevoegd:, dan wel de aanmelding is gedaan.

2. In het eerste lid, onderdelen d, e, f, g en h, onder 2°, wordt na de zinsnede «en het huwelijk was gesloten» telkens ingevoegd:, dan wel de aanmelding is gedaan.

3. In het tweede, derde en vierde lid wordt na het woord «echtgenoot» telkens ingevoegd:, dan wel degene door toedoen van wie de aanmelding heeft plaatsgevonden.

4. In het vierde lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «wiens huwelijk is gesloten» vervangen door: die in het huwelijk is getreden, dan wel werd aangemeld, en wordt de zinsnede «het huwelijk geacht te zijn gesloten» vervangen door: het huwelijk aangemerkt als een huwelijk dat is gesloten dan wel die aanmelding aangemerkt als een aanmelding die is gedaan.

5. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Voor de toepassing van het eerste lid, onder c of g, op de nabestaande wordt, wanneer voor het tijdstip van het ontslag van de gepensioneerd beroepsmilitair of van de gewezen beroepsmilitair tussen betrokkenen reeds een huwelijk heeft bestaan, dan wel voor hen een aanmelding heeft bestaan, hun daaropvolgende huwelijk of daaropvolgende aanmelding, indien dat huwelijk is gesloten of die aanmelding is gedaan, voordat die militair 65 jaar is of zou zijn geworden, gelijk gesteld met een voor dat ontslag bestaande staat van huwelijk of aanmelding.

D

Artikel G 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de huidige tekst wordt geplaatst de aanduiding: 1..

2. In onderdeel b wordt de zinsnede «, en» vervangen door een punt.

3. Onderdeel c vervalt.

4. Toegevoegd worden twee leden, luidende:

  • 2. Eveneens recht op bijzonder nabestaandenpensioen heeft de man of vrouw van wie de aanmelding is geëindigd, mits deze recht op nabestaandenpensioen zou hebben gehad, indien de militair, gewezen militair of gepensioneerd militair op de dag, waarop de aanmelding is geëindigd, zou zijn overleden.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de desbetreffende man of vrouw als gevolg van een huwelijk met, dan wel een aanmelding door dezelfde militair, gewezen militair of gepensioneerd militair ter zake van diens overlijden recht op nabestaandenpensioen verkrijgt.

E

Artikel G 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt telkens het woord «wettige» geschrapt, wordt in de onderdelen c, d en e, telkens na de zinsnede «indien het huwelijk niet was ontbonden» ingevoegd:, dan wel indien de aanmelding niet zou zijn geëindigd, en wordt in de onderdelen c en e telkens als zinsnede toegevoegd:, een en ander mits zij zijn geboren of geadopteerd voor zijn ontslag is ingegaan, dan wel indien zij zijn geboren of geadopteerd na zijn ontslag, de geboorte of adoptie heeft plaatsgevonden voordat hij de 65-jarige leeftijd heeft bereikt.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Ten aanzien van de minderjarige kinderen ten opzichte van welke aan de mannelijke militair, ontslagen militair, gewezen militair of gepensioneerd militair ten tijde van zijn overlijden een onderhoudsplicht krachtens artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek was opgelegd, dan wel door hem bij authentieke akte een dergelijke verplichting was erkend, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

F

Artikel G 6, eerste lid, wordt vervangen door:

  • 1. Ten aanzien van de minderjarige kinderen, voor welke de militair, ontslagen militair, gewezen militair of gepensioneerd militair, ten tijde van zijn overlijden de pleegouderlijke zorg droeg, is artikel G 4, eerste lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van de zinsnede «zij zijn geboren of geadopteerd» wordt gelezen: de pleegouderlijke zorg is aangevangen.

G

In artikel G 8, onderdeel c, wordt na het woord «schoonouders» ingevoegd:, dan wel de ouders van degene die is aangemeld.

H

Artikel G 11 komt te luiden:

Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden onder minderjarige kinderen verstaan, kinderen die de leeftijd van 21 jaren niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd geweest zijn, respectievelijk niet partij zijn of partij geweest zijn bij een aanmelding.

I

Artikel H 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste tot en met vierde lid wordt na de zinsnede «als gehuwde» telkens ingevoegd:, dan wel als degene door wiens toedoen de aanmelding is geschied.

2. In het twaalfde lid wordt voor de bestaande eerste volzin een volzin gevoegd, luidende: Dit lid is uitsluitend van toepassing op pensioenberekening over diensttijd tot 1 januari 1996.

J

Artikel H 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt na het woord «huwelijk» ingevoegd:, dan wel van doorhalen van de aanmelding.

2. In het eerste lid, tweede volzin, en in het tweede lid, tweede volzin, wordt telkens de zinsnede «het tweede of volgend huwelijk» vervangen door: elk huwelijk en elke aanmelding waaraan een eerder huwelijk, dan wel een eerdere aanmelding voorafgaat, en wordt telkens na het woord «huwelijksduur» ingevoegd:, dan wel de duur van de aanmelding.

3. In het tweede lid, eerste volzin, wordt na het woord «huwelijk» ingevoegd:, dan wel van het doorhalen van de aanmelding.

K

Artikel H 4 wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid, onderdeel b, wordt de tweede volzin vervangen door: Voor de toepassing van dit lid wordt onder ouder mede begrepen de echtgenoot van de militair, gewezen militair of gepensioneerd militair, dan wel degene die door deze is aangemeld, en die op het tijdstip van zijn overlijden de pleegouderlijke zorg droeg voor het kind, bedoeld in artikel G 6.

L

Artikel H 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na de zinsnede «ouders, grootouders en schoonouders» ingevoegd:, dan wel de ouders van degene die is aangemeld.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Op een door een betrokkene ingediende aanvraag beslist Onze Minister of aan diegenen, aan wie reeds kostwinnerspensioen, als genoemd in het eerste lid was toegekend, dit pensioen wederom wordt toegekend en stelt daarbij tevens het bedrag en de duur van dat pensioen vast.

M

Artikel H 6 wordt als volgt gewijzigd:

Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Indien een nabestaande in een maand huwt, onderscheidenlijk partij is bij een aanmelding, wordt zijn pensioen met ingang van de eerste dag van de daaropvolgende maand nader vastgesteld als in het tweede tot en met vierde lid van dit artikel is aangegeven.

N

In artikel H 7, eerste lid, wordt na de zinsnede «een later huwelijk» ingevoegd:, dan wel een latere aanmelding, en wordt na de zinsnede «laatste echtgenoot» ingevoegd:, dan wel de laatste persoon, door wiens toedoen aanmelding is geschied.

O

In artikel H 10 wordt na de zinsnede «van de echtgenoot» telkens ingevoegd:, dan wel van degene die is aangemeld.

P

In artikel I 3 wordt na de zinsnede «ouders, grootouders en schoonouders» ingevoegd:, dan wel de ouders van degene die is aangemeld.

Q

In artikel J 2, derde en vierde lid, wordt na de zinsnede «de echtgenoot» telkens ingevoegd:, dan wel degene, door wiens toedoen aanmelding is geschied.

R

In artikel P 1, eerste lid, onderdeel b, wordt na het woord «echtgenoten» ingevoegd:, dan wel degenen die zijn aangemeld.

S

Aan artikel R 10 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien het in het eerste lid bedoelde verzoek betrekking heeft op aanspraken ingevolge de Algemene burgerlijke pensioenwet, wordt de tijd, bedoeld in het tweede lid, gesteld op de tijd die ingevolge die wet als diensttijd in aanmerking komt.

T

Artikel R 14 komt te luiden:

  • 1. Op het tijdstip waarop Onze Minister een opgave aan een pensioeninstantie verstrekt in verband met een aan die pensioeninstantie over te dragen waarde als bedoeld in artikel R 7, eerste lid, zendt deze tevens een afschrift van die opgave aan betrokkene.

  • 2. Bij de opgave van de over te nemen waarde, bedoeld in artikel R 10, eerste lid, deelt Onze Minister mede in hoeverre de tijd, bedoeld in artikel R 10, tweede lid, bij de berekening van nabestaandenpensioen in aanmerking zou worden genomen.

  • 3. Artikel W 4 is op de in het eerste en tweede lid bedoelde beslissingen niet van toepassing.

U

In artikel U 1, vierde en vijfde lid, wordt na de zinsnede «ouders, grootouders en schoonouders» telkens ingevoegd:, dan wel ouders van degene die is aangemeld.

V

In artikel U 4, eerste lid, wordt na de zinsnede «ouders, grootouders en schoonouders» ingevoegd:, dan wel de ouders van degene die is aangemeld.

W

Artikel U 5 wordt vervangen door:

Artikel U 5

Indien een ouder, grootouder of schoonouder, dan wel ouder van degene die is aangemeld, aan wie een kostwinnerspensioen is toegekend, in een maand in het huwelijk treedt, dan wel partij is bij een aanmelding, eindigt dat pensioen mede met het einde van die maand.

X

Artikel U 6 wordt vervangen door:

Artikel U 6

Het wezenpensioen en het kostwinnerspensioen, toegekend aan ouderloze kleinkinderen, eindigen mede met het einde van de maand, waarin:

a. de rechthebbende de leeftijd van 21 jaren heeft bereikt of, de leeftijd van 21 jaren nog niet bereikt hebbende, in het huwelijk is getreden, dan wel partij is bij een aanmelding, of

b. ten opzichte van de rechthebbende ouderschap komt vast te staan van een ander dan degene aan wiens overlijden het recht op wezenpensioen wordt ontleend.

Y

In artikel X 3, tweede lid, wordt na het woord «hertrouwen» de zinsnede ingevoegd:, dan wel een latere aanmelding,.

ARTIKEL III

Artikel 9 van de Uitkeringswet gewezen militairen3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

2. Na het eerste lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede begrepen de nabestaande van de levenspartner met wie de niet-gehuwde betrokkene samenwoonde en – met het oogmerk om duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding voerde op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract, bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding. Tegelijkertijd kan slechts één persoon als levenspartner worden aangemerkt. Onze Minister kan verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd, waaruit blijkt van het bestaan van dat samenlevingscontract.

3. In het tot derde lid vernummerde tweede lid, derde volzin, wordt de zinsnede «indien de overledene kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broeders en zusters, ten behoeve van deze betrekkingen» vervangen door: aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van de inkomsten van de overledene.

4. In het tot vierde lid vernummerde derde lid wordt de zinsnede «eerste en tweede lid» vervangen door: eerste tot en met derde lid.

ARTIKEL IV

  • 1. De artikelen H 3b van de Algemene burgerlijke pensioenwet en H 1, twaalfde lid, van de Algemene militaire pensioenwet, zoals deze artikelen luidden op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing ten aanzien van nabestaandenpensioenen waarop het recht is ontstaan vóór dat tijdstip.

  • 2. De artikelen G 5, G 6, G 7 en Q 5 van de Algemene burgerlijke pensioenwet en G 4, G 6 en U 6 van de Algemene militaire pensioenwet, zoals deze artikelen luidden op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing ten aanzien van wezenpensioenen waarop het recht is ontstaan vóór dat tijdstip.

ARTIKEL V

Ten aanzien van een aanmelding die plaatsvindt voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt de man of vrouw met wie de ambtenaar, gewezen ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar onderscheidenlijk de militair, gewezen militair of gepensioneerd militair op hetzelfde woonadres in het persoonsregister is opgenomen gelijk gesteld aan de man of vrouw die als ingezetene met hetzelfde woonadres in de basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven, bedoeld in het bij deze wet in de Algemene burgerlijke pensioenwet ingevoegde artikel A 5 onderscheidenlijk het in de Algemene militaire pensioenwet ingevoegde artikel A 5a.

ARTIKEL VI

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 1994, met uitzondering van artikel I onderdeel R en artikel II onderdelen S en T.

  • 2. Artikel I onderdeel R en artikel II onderdelen S en T werken terug tot en met 8 juli 1994.

  • 3. Een overlijden van een ambtenaar of gewezen ambtenaar, onderscheidenlijk een militair, gewezen militair of gepensioneerd militair tussen 31 december 1993 en 1 juli 1994 valt te rekenen vanaf de datum van overlijden onder de werking van de bepalingen van de Algemene burgerlijke pensioenwet, onderscheidenlijk de Algemene militaire pensioenwet inzake het nabestaanden- en wezenpensioen, zoals die bepalingen ingevolge deze wet zijn komen te luiden.

  • 4. Voor de toepassing van het derde lid wordt degene, van wie de aanmelding, bedoeld in het bij deze wet ingevoegde artikel A 5 Algemene burgerlijke pensioenwet onderscheidenlijk A 5a Algemene militaire pensioenwet op 1 juli 1994 zou zijn aanvaard indien het in het eerste lid bedoelde overlijden niet zou hebben plaatsgevonden, op aanvraag aangemerkt als nabestaande vanaf de datum van het overlijden.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 21 december 1995

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

De Staatssecretaris van Defensie,

J. C. Gmelich Meijling

Uitgegeven de zevenentwintigste december 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1986, 540, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 november 1995, Stb. 560.

XNoot
2

Stb. 1988, 284, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 november 1995, Stb. 560.

XNoot
3

Stb. 1966, 451, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 oktober 1992, Stb. 573.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1994/95, 1995/96, 24 227.

Handelingen II 1995/96, blz. 1045–1068; 1184–1213; 1235–1237; 1243–1246.

Kamerstukken I 1995/96, 24 227 (83a, 83b, 85).

Handelingen I 1995/96, zie vergadering d.d. 20 december 1995.

Naar boven