Besluit van 14 december 1995, houdende wijziging van het Besluit gegevensverstrekking jeugdhulpverlening

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Justitie, van 2 november 1995, nr. DJB/JHV-95.3824;

Gelet op artikel 56, tweede lid, van de Wet op de jeugdhulpverlening;

De Raad van State gehoord, advies van 5 december 1995, nr. W13.95.0632;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Justitie van 13 december 1995, nr. DJB/JHV-95.4377;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 6 van het >Besluit gegevensverstrekking jeugdhulpverlening1 komt te luiden:

Artikel 6

Tot 1 januari 1998 verstrekken de uitvoerders van voorzieningen, niet zijnde voorzieningen van ambulante jeugdhulpverlening, gegevens als bedoeld in artikel 4, voor zover de plaatsende instanties buiten staat zijn deze gegevens te verstrekken.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 1995.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 14 december 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Uitgegeven de zevenentwintigste december 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Op het moment dat de Wet op de jeugdhulpverlening in werking trad en het Besluit gegevensverstrekking jeugdhulpverlening werd vastgesteld, was de algemene opvatting dat de plaatsende instantie de instantie zou moeten zijn waar de voor beleid relevante gegevens zouden worden verzameld, dus ook de beleidsrelevante informatie van voorzieningen, waar jeugdigen geplaatst worden. Omdat echter werd voorzien dat het meewerken aan een systeem van registratie en verstrekking van gegevens een zekere gewenning vraagt, is voorzien in een overgangsperiode. Artikel 6 van het eerdergenoemde besluit regelt dat gedurende een bepaalde periode de gegevens ook door de uitvoerders van (semi)residentiële voorzieningen aangeleverd kunnen worden.

Inmiddels is er in organisatorische zin een ontwikkeling op gang gekomen, die ook consequenties heeft voor het onderhavige besluit.

Deze ontwikkeling vindt zijn neerslag in activiteiten van de Stuurgroep Regie in de Jeugdzorg en de Stuurgroep Structurering Beleidsinformatievoorziening Jeugdzorg.

Het belangrijkste speerpunt van de Stuurgroep Regie in de Jeugdzorg betreft het opzetten per regio van zogenaamde bureaus toegang, waarbinnen de plaatsingsfunctie in een regio wordt gecoördineerd. In het kader van de Stuurgroep Structurering Beleidsinformatievoorziening Jeugdzorg is onder andere een werkgroep bron- en beleidsinformatie geïnstalleerd, die als opdracht heeft de gewenste informatievoorziening bij de instellingen ten behoeve van beleidsinformatievoorziening in kaart te brengen.

Zowel de werkzaamheden van de Stuurgroep Regie in de Jeugdzorg, alsook de werkzaamheden van de Stuurgroep Structurering Beleidsinformatievoorziening Jeugdzorg, geven aanleiding de status quo te handhaven en artikel 6 te verlengen, omdat op dit moment het overleg omtrent de gegevensverstrekking en over de eigenaar van de gegevens nog gaande is. Vanuit de rijksoverheid wordt er nadrukkelijk naar gestreefd de opvattingen hieromtrent steeds af te stemmen met andere overheden en particulier initiatief. Voor een kwalitatief verantwoorde informatievoorziening verdient het naar onze mening de voorkeur in goed overleg met partijen te bepalen welke gegevens van de instellingen noodzakelijk zijn voor relevante beleidsinformatie.

Uit de werkzaamheden van de werkgroep bron- en beleidsinformatie valt af te leiden, dat ook de opnemende voorzieningen in de toekomst informatie zullen gaan aanleveren, die voor het beleid relevant is.

Een verlenging van de termijn genoemd in artikel 6 van het Besluit gegevensverstrekking jeugdhulpverlening tot 1 januari 1998 is noodzakelijk omdat is te voorzien dat die periode nodig is om te komen tot besluitvorming over de vraag waar welke gegevens verzameld dienen te worden, waarna bekrachtiging door middel van aanpassing van de regelgeving verantwoord kan plaatsvinden. De terugwerkende kracht van het besluit tot en met 1 juli 1995 hangt samen met de in het oude artikel 6 bepaalde termijn, die op 1 juli 1995 is afgelopen.

Het onderhavige besluit is ingevolge artikel 5, derde lid, van de Wet op de jeugdhulpverlening, als ontwerp in de Staatscourant (Stcrt. 1995, 154) bekend gemaakt. Er zijn geen commentaren op dit ontwerp binnengekomen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz


XNoot
1

Stb. 1993, 328.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven