Besluit van 12 december 1995 tot wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 september 1995, nr. MJZ95009728, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen wat betreft de artikelen I en III en op artikel 8.7, eerste lid, van de Wet milieubeheer wat betreft de artikelen II en III;

De Raad van State gehoord (advies van 14 november 1995, nr. W08.95.0527);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 5 december 1995, nr. MJZ 95027109, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen1 wordt gewijzigd als volgt.

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt.

a. Onderdeel g vervalt.

b. Onderdeel h wordt geletterd g.

B

Artikel 2, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. De tweede volzin vervalt.

b. De laatste volzin komt te luiden:

Met betrekking tot het verzoek is artikel 13 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 13, tweede lid, de in de voorgaande volzin genoemde termijn wordt opgeschort.

C

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt.

a. In het eerste lid, tweede volzin, vervalt: , en aan de commissie.

b. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Ingeval organismen die behoren tot verschillende groepen in combinatie worden toegepast, kan worden volstaan met een gezamenlijke kennisgeving.

D

In de artikelen 9, eerste lid, 10, eerste lid, en 11, eerste lid, vervalt telkens: Hij zendt daarvan tegelijkertijd een afschrift aan de commissie.

E

In artikel 9, vierde lid, wordt de tweede volzin vervangen door: Met betrekking tot het verzoek is artikel 13 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 13, tweede lid, de in de eerste volzin genoemde termijn wordt opgeschort.

F

In artikel 12, tweede lid, wordt de zinsnede «11 j° 7, tweede tot en met vierde lid» vervangen door: 11 j° 7, derde lid.

G

Artikel 18 vervalt.

H

Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt.

a. De aanduiding «1.» voor het eerste lid vervalt.

b. Het tweede lid vervalt.

I

Artikel 23 wordt gewijzigd als volgt.

a. In het tweede lid, onderdeel d, vervalt: de commissie gehoord,.

b. In het derde lid vervalt: , gehoord de commissie,.

J

Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt.

a. Het vierde lid vervalt.

b. Het vijfde en het zesde lid worden vernummerd tot respectievelijk vierde en vijfde lid.

K

§ 4, aangeduid met het opschrift «Voorlopige commissie genetische modificatie», vervalt.

L

In artikel 36, eerste lid, worden de woorden «zes jaar» vervangen door: acht jaar.

ARTIKEL II

Het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer2 wordt gewijzigd als volgt.

A

Artikel 7.1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. Onderdeel b vervalt.

b. De onderdelen c en d worden geletterd respectievelijk b en c.

B

Artikel 7.2, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. Onderdeel a vervalt.

b. De onderdelen b, c en d worden geletterd respectievelijk a, b en c.

C

Artikel 7.3, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. Onderdeel c vervalt.

b. De onderdelen d en e worden geletterd respectievelijk c en d.

D

Bijlage II, categorie 9, komt te luiden:

Categorie 9

Laboratoria, bestemd voor het ontwikkelen en beproeven van genetisch gemodificeerde organismen, van welke activiteiten met toepassing van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen is vastgesteld dat deze uitsluitend mogen plaatsvinden met toepassing van voorzieningen en voorschriften die voldoen aan het CIII-niveau als bedoeld in de Regeling ingeperkt gebruik genetisch gemodificeerde organismen.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum waarop het in het Staatsblad is bekendgemaakt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 12 december 1995

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de eenentwintigste december 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

§ 1. Inleiding

Dit besluit voorziet in enkele aanpassingen van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen (Besluit GGO) en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. De aanleiding hiertoe is drieledig.

1. De rijksbrede herziening van het adviesstelsel heeft gevolgen voor het Besluit GGO en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer voor zover daarin de taak van de Commissie genetische modificatie is geregeld.

2. Ingevolge een toezegging aan de Tweede Kamer wordt in de loop van 1995 de regelgeving inzake genetisch gemodificeerde organismen

– waaronder het Besluit GGO – geëvalueerd. Het verslag van die evaluatie wordt in november 1995 aan de Tweede Kamer aangeboden. De verwerking van de resultaten van die evaluatie noopt tot aanpassing van de horizonbepaling in het Besluit GGO.

3. Enkele verkeerde verwijzingen en onduidelijkheden in het Besluit GGO dienen te worden hersteld.

In het navolgende zal achtereenvolgens op deze drie onderwerpen worden ingegaan.

§ 2. De herziening van het adviesstelsel

2.1. Instelling van de Commissie genetische modificatie

Per 1 januari 1995 is de Wet versobering en harmonisatie externe adviesorganen VROM in werking getreden. Daarmee is de Voorlopige commissie genetische modificatie hernoemd tot Commissie genetische modificatie en worden haar taak- en samenstelling en werkzaamheden geregeld in de artikelen 2.25 tot en met 2.40 van de Wet milieubeheer. De artikelen 27 tot en met 35 van het Besluit GGO kunnen dus vervallen.

2.2. Vervallen van adviesverplichtingen

Tevens kunnen de bepalingen vervallen die inhouden dat de commissie om advies moet worden gevraagd.

Het betreft allereerst de verplichte advisering die is neergelegd in het Besluit GGO. Het gaat om adviezen omtrent kennisgevingen en bepaalde vrijstellingen, neergelegd in de artikelen 18 en 23, tweede lid, onderdeel d, van het Besluit GGO.

Daarnaast vervalt de adviesverplichting die is neergelegd in de het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer juncto artikel 8.7, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Op grond van deze bepalingen moet de commissie om advies worden gevraagd over aanvragen om vergunning voor bepaalde inrichtingen waarin handelingen met genetisch gemodificeerde organismen zullen worden verricht.

Het laten vervallen van deze bepalingen betekent niet dat de commissie op dit terrein geen taak meer heeft. De commissie houdt tot taak om te adviseren over aspecten met betrekking tot de veiligheid van het vervaardigen van en handelingen met genetisch gemodificeerde organismen, maar dat zal krachtens de Wet milieubeheer in de toekomst hetzij uit eigen beweging, hetzij op verzoek gebeuren.

In de toelichting op het oorspronkelijke Besluit GGO is al op deze situatie geanticipeerd. In die toelichting is over de advisering door de commissie opgemerkt: «Het is te verwachten – en reeds enigszins zichtbaar – dat de commissie die nu nog de aangemelde (onderzoeks-)projecten stuk voor stuk behandelt, in de loop der tijd een classificatie in bewerkingen gaat aanbrengen. De Minister van VROM zal in de beginperiode voor alle vergunningaanvragen een advies van de commissie vragen. Te verwachten is dat hij slechts in uitzonderingsgevallen hiervan zal afwijken. In de loop der tijd zullen veel aanvragen echter aan de hand van de door de commissie opgestelde classificatie worden beoordeeld. Het advies van de commissie zal dan alleen worden gevraagd voor de grotere of complexere aanvragen.»

Gegeven de huidige situatie waarbij de door de commissie opgestelde classificatie is verwerkt in de Regeling ingeperkt gebruik genetisch gemodificeerde organismen, zal in de toekomst hoofdzakelijk advies worden ingewonnen voor de grotere of complexere kennisgevingen, aanvragen om vergunning of vrijstellingen. Ik zal mij inspannen om te bevorderen dat er terzake afspraken worden gemaakt tussen de betrokken overheden en de commissie. Met deze afspraken zal onder meer invulling kunnen worden gegeven aan de resultaten van de evaluatie van de regelgeving inzake genetisch gemodificeerde organismen. Uiteraard zullen deze afspraken hun weerslag vinden in het werkprogramma van de commissie, dat zal zijn gekoppeld aan de departementale begrotingstoelichting.

De bepaling dat de Commissie genetische modificatie de Tweede Kamer der Staten-Generaal op verzoek van de laatste adviseert over initiatiefvoorstellen van wet inzake genetisch gemodificeerde organismen, is eveneens vervallen (artikel 29, tweede lid, van het Besluit GGO). Een dergelijke expliciete wettelijke grondslag acht het kabinet in het algemeen niet langer nodig. Voldoende is dat het Reglement van Orde van de Tweede Kamer bepaalt dat kamercommissies zich door officiële adviescolleges, zoals de Commissie genetische modificatie, kunnen laten voorlichten over wetsvoorstellen of onderdelen daarvan.

2.3. Redenen om adviesverplichtingen te laten vervallen

Met het opheffen van adviesverplichtingen wordt, zoals gezegd, allereerst uitgevoerd het voornemen dat is opgenomen in de nota van toelichting bij het oorspronkelijke Besluit GGO, en dat inhoudt dat het consulteren van de commissie wordt beperkt als er voldoende ervaring met de regelgeving is opgedaan.

Het afschaffen van adviesverplichtingen sluit aan bij de huidige opvattingen over overheidsadvisering, waarvoor ik vooral wijs op de wet Afschaffing adviesverplichtingen. Die wet zet adviesverplichtingen om in adviesbevoegdheden voor zover het gaat om advisering over algemene beleidsvoornemens. Daarin past allereerst dat de verplichte advisering over vrijstellingen die is neergelegd in het Besluit GGO vervalt.

Daarnaast vermeldt de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Afschaffing adviesverplichtingen (Kamerstukken II 1994/95, 23 983, nr. 3) dat het feit dat dit voorstel geen betrekking heeft op advisering over individuele gevallen, niet betekent dat «dergelijke adviesverplichtingen niet op een ander moment kritisch zullen worden bezien. Terughoudendheid met het opleggen van verplichtingen tot het vragen van advies wil het kabinet immers over de hele linie nastreven.»

Naar mijn oordeel leert een dergelijke kritische blik dat het wenselijk is de bestaande adviesverplichtingen in het Besluit GGO op te heffen. Er is immers al meer dan vijf jaar ervaring opgedaan met dat besluit. Thans blijkt dan ook, dat het advies van de Commissie genetische modificatie in tal van gevallen met een routinematig karakter niet meer nodig is. Daarbij zij aangetekend dat ik, bij mijn beoordeling of er sprake is van een dergelijk routinematig karakter, prudent zal handelen. Het omzetten van adviesverplichtingen in adviesbevoegdheden is niet alleen efficiënter voor de commissie en voor degenen die belast zijn met de behandeling van kennisgevingen en aanvragen om vergunning, maar kan ook leiden tot een versnelling van die behandeling. Daarnaast is dit efficiënter voor de kennisgevers en aanvragers van vergunningen, doordat zij niet langer een kopie van de kennisgeving of aanvraag aan de commissie dienen te zenden. In die gevallen waarin advies zal worden gevraagd, zal de overheid zorgdragen voor het doorzenden van de stukken naar de commissie.

Het bevoegd gezag in het kader van de Wet milieubeheer zal in de toekomst bepalen of er, in gevallen waarin vergunning wordt gevraagd voor een inrichting waarin handelingen met genetisch gemodificeerde organismen zullen worden verricht, aanleiding is om de commissie om advies te vragen. Er is immers geen reden om op het punt van de adviesverplichtingen een principieel onderscheid te maken tussen de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (vergunningverlener in het kader van het Besluit GGO) en andere overheden (vergunningverleners in het kader van de Wet milieubeheer).

In deze context zij gewezen op het volgende. Met het per 1 oktober 1993 gewijzigde Besluit GGO en de daarop gebaseerde Regeling ingeperkt gebruik genetisch gemodificeerde organismen is beoogd een uitputtende regeling te geven voor werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen in inrichtingen zoals laboratoria. Dat betekent onder meer dat de voorschriften in een vergunning krachtens de Wet milieubeheer beperkt blijven tot:

– het aangeven van de delen van die inrichting die zijn bestemd voor het vervaardigen van en handelingen met genetisch gemodificeerde organismen, en

– het aangeven welke ruimtes bestemd zijn als specifieke werkruimtes (bijvoorbeeld als VMT- of C-I-werkruimtes), waarbij wordt aangegeven aan welke inrichtingsvoorschriften die werkruimtes moeten voldoen. Voor die inrichtingsvoorschriften kan de vergunningverlener in het kader van de Wet milieubeheer zich baseren op de Regeling ingeperkt gebruik genetisch gemodificeerde organismen.

Een bijzonder geval is nog de inrichting die valt onder bijlage II, categorie 9, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Hiervoor is de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het bevoegd gezag. Thans is er slechts één vergunning voor een dergelijke inrichting afgegeven. Hoewel er uiteraard in een concreet geval, waarin wijziging van deze vergunning aan de orde is of waarin een geheel nieuwe vergunning wordt afgegeven, advies aan de Commissie genetische modificatie zal worden gevraagd, is ook deze adviesverplichting geschrapt. In dit geval is dat gedaan uit oogpunt van eenheid in de wetgeving.

2.4. De toekomst van de Commissie genetische modificatie

Voor de toekomst van de Commissie genetische modificatie is het volgende nog van belang. In 1993 heeft de bijzondere Commissie Vraagpunten adviescolleges van de Tweede Kamer het rapport Raad op Maat uitgebracht (Kamerstukken II 1992/93, 21 427, nrs. 29–30). Daarin wordt aanbevolen om alle bestaande adviesorganen, met uitzondering van de Raad van State, op te heffen. Nadat de regering de Tweede Kamer had meegedeeld de conclusies en aanbevelingen van dat rapport in algemene zin te ondersteunen, is in juni 1995 een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend, waarin is geregeld welke adviesorganen zullen worden opgeheven of van hun algemene beleidsadviserende taak zullen worden ontheven (Kamerstukken II 1994/95, 24 232, nrs. 1–2).

In dat wetsvoorstel is voorzien dat de Commissie genetische modificatie per 1 januari 1997 van haar algemene beleidsadviserende taak zal worden ontheven, voor zover die taak nog zou voortvloeien uit de taakomschrijving in artikel 2.27 van de Wet milieubeheer. Het kabinet streeft ernaar de algemene beleidsadvisering vanaf die datum te laten plaatsvinden door adviesorganen die per beleidscluster zijn ingericht.

Aangetekend zij dat er nog geen besluit is genomen over de administratief/organisatorische structurering van de advisering door technische commissies zoals de Commissie genetische modificatie. Wel heeft het kabinet als uitgangspunt vastgesteld dat bij het handhaven van technische commissies een uiterste soberheid in acht zal worden genomen. Tegen deze achtergrond zal de taak- en samenstelling van de Commissie genetische modificatie binnen enkele jaren nader worden geëvalueerd.

Het is op dit moment niet mogelijk om een overzicht te bieden van de personele en financiële gevolgen van de herziening van het adviesstelsel voor de Commissie genetische modificatie. Dat geldt zeker nu nog niet bekend is hoe de nieuwe structuur zal zijn ingericht.

§ 3. Aanpassing horizonbepaling

Het besluit strekt tevens tot aanpassing van de horizonbepaling van artikel 36, eerste lid, van het Besluit GGO. Uit die bepaling vloeit voort dat het besluit met ingang van 1 maart 1996 vervalt, als op die datum geen wetsvoorstel bij de Staten-Generaal aanhangig is. Die horizonbepaling is destijds opgenomen om invulling te geven aan het voornemen de regelgeving inzake genetisch gemodificeerde organismen binnen enkele jaren te evalueren. Door het onderhavige besluit wordt de termijn waarop de horizonbepaling ziet, met twee jaar verlengd. Die verlenging met twee jaar is nodig om twee redenen.

In de eerste plaats is die periode nodig om de resultaten van de evaluatie van de regelgeving inzake genetisch gemodificeerde organismen te kunnen verwerken: deze resultaten zullen mede richtinggevend zijn voor de toekomst van de in het Besluit GGO geregelde materie. Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat die evaluatie uiterlijk in oktober 1995 aan de kamer zal worden aangeboden.

In de tweede plaats moet er rekening mee worden gehouden dat de aan het Besluit GGO ten grondslag liggende EG-richtlijnen op dit moment ook worden geëvalueerd. Om eventuele aanpassingen van die EG-richtlijnen te kunnen verwerken in het Besluit GGO, is de voorgestelde verlenging eveneens noodzakelijk.

§ 4. Technische aanpassingen

Ten slotte wordt met het besluit beoogd enkele verkeerde verwijzingen (bij voorbeeld naar per 1 januari 1994 vervallen bepalingen van de Wet milieubeheer, zie artikel I, onderdeel H) en onduidelijkheden in het Besluit GGO te herstellen.

§ 5. Inspraak en adviezen

Dit besluit is, krachtens de artikelen 61, eerste lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen en 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer voorgepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 1995, 119). Op de voorpublikatie in de Staatscourant zijn geen reacties gekomen.

Tevens is het besluit voor advies voorgelegd aan de Raad voor het milieubeheer en de Commissie genetische modificatie.

De Raad voor het milieubeheer heeft bij brief van 29 juni 1995, kenmerk 950381, medegedeeld geen advies te zullen uitbrengen.

De Commissie genetische modificatie heeft als volgt geadviseerd (brief d.d. 31 juli 1995, kenmerk CGM/950731/10).

Allereerst stelt de commissie voor om de bepalingen met betrekking tot vrijstelling van door zelfclonering verkregen niet-pathogene micro-organismen in het Besluit GGO op te nemen, in plaats van in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Dit voorstel – dat op het eerste gezicht zinvol lijkt – wordt meegenomen bij de evaluatie van de regelgeving inzake genetisch gemodificeerde organismen (zie § 3).

Ten tweede merkt de commissie op dat niet nodig lijkt om in de nota van toelichting te vermelden dat de commissie per 1 januari 1997 van haar beleidsadviserende taak wordt ontheven. Deze zin is gehandhaafd omdat de taakomschrijving van de commissie in artikel 2.27 van de Wet milieubeheer beleidsadvisering niet uitsluit. Paragraaf 2.4 van de nota van toelichting is op dit punt verduidelijkt.

Ten derde merkt de commissie op dat bij het toekennen van een routine-status aan een bepaalde toepassing de nodige prudentie zou moeten worden betracht, en dat ook bij gevallen die routinematig kunnen worden afgedaan, het wetenschappelijk debat voortschrijdt. Daarover zij opgemerkt dat er, om elkaar voldoende op de hoogte te houden, regelmatig een overleg met de commissie zal plaatsvinden. Wat betreft de prudentie is paragraaf 2.3 van de nota van toelichting aangevuld.

De commissie acht het ten slotte van groot belang dat zij overzicht kan behouden over wat er «in het veld» gebeurt, ook wat betreft de routinematige toepassingen. Daartoe zal een afschrift van elke vergunning aan de commissie worden gestuurd, en heeft zij toegang tot de informatie in de dossiers en in de databestanden.

Artikelsgewijze toelichting

ARTIKEL I

Artikelen A, B, C, D, G, I, J en K

Met deze artikelen wordt de Commissie genetische modificatie uit het Besluit GGO geschrapt: in de algemene regeling in de Wet milieubeheer zijn de taken en bevoegdheden van deze commissie voldoende geregeld. Hiermee zijn de adviesverplichtingen omgezet in adviesbevoegdheden.

Artikelen B, C, E, F

Deze artikelen strekken tot het herstellen van enkele onduidelijkheden en onvolkomenheden.

Artikel H

Bij de wijziging van de Wet milieubeheer in het kader van de totstandkoming van de Algemene wet bestuursrecht, is abusievelijk over het hoofd gezien dat ook artikel 22, tweede lid, van het Besluit GGO aangepast diende te worden. Artikel 22, tweede lid, vervalt met dit besluit. Daarmee wordt beoogd te bereiken dat voor wijzigingen van kennisgevingen en vergunningen dezelfde procedure geldt als voor de totstandkoming daarvan (geregeld in de artikelen 12, 13 en 14 van het Besluit GGO).

Artikel L

Ingevolge dit artikel vervalt het Besluit GGO met ingang van 1 maart 1998, indien op die datum geen wetsvoorstel bij de Staten-Generaal aanhangig is.

ARTIKEL II

Met dit artikel worden de adviesverplichtingen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geschrapt.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer


XNoot
1

Stb. 1993, 435, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 juni 1995, Stb. 361.

XNoot
2

Stb. 1993, 50, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 1 september 1995, Stb. 435.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven