Wet van 6 december 1995 tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enige andere wetten in verband met de invoering van de mogelijkheid tot het doen van aangifte op elektronische wijze (elektronische aangifte)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bepalingen inzake aangifte voor belastingen aan te passen ten einde het doen van aangifte op elektronische wijze mogelijk te maken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de >Algemene wet inzake rijksbelastingen1 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. De artikelen 6 tot en met 8 worden vervangen door:

Artikel 6

  • 1. Met betrekking tot belastingen welke ingevolge de belastingwet bij wege van aanslag worden geheven, dan wel op aangifte worden voldaan of afgedragen, kan de inspecteur degene die naar zijn mening vermoedelijk belastingplichtig of inhoudingsplichtig is uitnodigen tot het doen van aangifte. Worden door de belastingwet aangelegenheden van een derde aangemerkt als aangelegenheden van degene die vermoedelijk belastingplichtig of inhoudingsplichtig is, dan kan de inspecteur ook die derde uitnodigen tot het doen van aangifte. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop het uitnodigen tot het doen van aangifte geschiedt.

  • 2. Degene die een daartoe strekkend verzoek bij de inspecteur indient, wordt in elk geval uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 3. Bij ministeriële regeling kan degene, die in de daarbij omschreven omstandigheden verkeert, worden verplicht om binnen een te stellen termijn om uitnodiging tot het doen van aangifte te verzoeken.

Artikel 7

  • 1. In de uitnodiging tot het doen van aangifte wordt opgave verlangd van gegevens en kan overlegging of toezending worden gevraagd van bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, waarvan de kennisneming voor de heffing van de belasting van belang kan zijn.

  • 2. Onder bescheiden en andere gegevensdragers worden voor de toepassing van het eerste lid niet begrepen bescheiden en andere gegevensdragers welke plegen te worden opgemaakt om te dienen als bewijs tegenover derden.

  • 3. Bij ministeriële regeling worden de modellen voor de uitnodigingen tot het doen van aangifte vastgesteld.

Artikel 8

  • 1. Ieder die is uitgenodigd tot het doen van aangifte, is gehouden aangifte te doen door:

    a. de in de uitnodiging gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud op bij ministeriële regeling te bepalen wijze in te vullen, te ondertekenen en in te leveren of toe te zenden, alsmede

    b. de in de uitnodiging gevraagde bescheiden of andere gegevensdragers, dan wel de inhoud daarvan, op bij ministeriële regeling te bepalen wijze in te leveren of toe te zenden.

  • 2. Het doen van aangifte is geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. Bij ontvangst van de aangifte wordt desverlangd een ontvangstbevestiging afgegeven.

  • 4. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden de inspecteur ontheffing kan verlenen van de verplichting de in de uitnodiging tot het doen van aangifte gevraagde gegevens en bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan in te leveren of toe te zenden.

B.1. In artikel 9, eerste lid, wordt «na de uitreiking van het aangiftebiljet» vervangen door: na het uitnodigen tot het doen van aangifte.

B.2. In het tweede lid, tweede volzin, wordt «op een daartoe bestemd biljet» vervangen door: op bij ministeriële regeling te bepalen wijze.

B.3. Het derde lid, eerste volzin, wordt vervangen door: De inspecteur kan niet eerder dan na verloop van de in het eerste, onderscheidenlijk het tweede lid bedoelde termijn de belastingplichtige aanmanen binnen een door hem te stellen termijn aangifte te doen.

C. Artikel 10, eerste lid, wordt vervangen door:

  • 1. Met betrekking tot belastingen welke ingevolge de belastingwet op aangifte moeten worden voldaan of afgedragen, wordt de aangifte gedaan bij de inspecteur of de ontvanger die is vermeld in de uitnodiging tot het doen van aangifte.

D. Artikel 58 wordt vervangen door:

Artikel 58

Het uitnodigen tot het doen van aangifte van degene die niet binnen het Rijk een vaste woonplaats of plaats van vestiging heeft, alsmede het ingevolge de belastingwet uitreiken van een stuk aan die persoon, kan ook geschieden aan de binnen het Rijk gelegen vaste inrichting voor de uitoefening van zijn bedrijf of beroep, dan wel aan de woning of het kantoor van de binnen het Rijk wonende of gevestigde vertegenwoordiger.

ARTIKEL II

In de Wet op de inkomstenbelasting 19642 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A.1. In artikel 5, zevende lid, eerste volzin, wordt «schriftelijke verzoek» vervangen door: verzoek.

A.2. In het achtste lid vervalt «schriftelijk».

B. In artikel 8, tweede lid, eerste volzin, vervalt «schriftelijk».

C. In artikel 11, eerste lid, wordt na «op verzoek» ingevoegd: bij de aangifte.

D. In artikel 14c, eerste lid, onderdeel a, wordt «mits bij de aangifte een afschrift van deze verklaring is gevoegd» vervangen door: mits bij de aangifte een afschrift van deze verklaring wordt ingeleverd of toegezonden.

E. In artikel 15, derde lid, vervalt «schriftelijk». Voorts wordt aan dit lid toegevoegd: Het verzoek wordt bij de aangifte gedaan.

F. In artikel 17, eerste lid, vervalt «schriftelijk». Voorts wordt aan dit lid toegevoegd: Het verzoek wordt bij de aangifte gedaan.

G. Aan artikel 22, derde lid, wordt toegevoegd: Het verzoek wordt bij de aangifte gedaan.

H. In artikel 39, tiende lid, eerste volzin, vervalt «schriftelijk».

I. In artikel 44e, vijfde lid, vervalt «schriftelijk».

J.1. In artikel 44f, eerste lid, onderdeel b, vervalt «schriftelijk».

J.2. In het tweede lid, eerste volzin, vervalt «schriftelijk». Voorts wordt aan dit lid toegevoegd: Het verzoek wordt bij de aangifte gedaan.

K. In artikel 44g, eerste lid, eerste volzin, vervalt «schriftelijk». Voorts wordt aan dit lid toegevoegd: Het verzoek wordt bij de aangifte gedaan.

L. Artikel 44m, vijfde lid, wordt vervangen door:

  • 5. Het vierde lid is slechts van toepassing indien bij de aangifte een verklaring omtrent de juistheid en de volledigheid van de in de aangifte opgenomen gegevens met betrekking tot het verrichte speur- en ontwikkelingswerk, bedoeld in artikel 1 van de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk, afgegeven door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent, wordt ingeleverd of toegezonden.

M. In artikel 45a, eerste lid, derde volzin, vervalt «schriftelijk».

N.1. In artikel 45b, tweede lid, vervalt «schriftelijk».

N.2. In het derde lid, laatste volzin, vervalt «schriftelijk».

O.1. In artikel 46a, eerste lid, vervalt «schriftelijke».

O.2. In het tweede lid vervalt «schriftelijke».

P. In artikel 52, eerste lid, tweede volzin, wordt «reikt de inspecteur de belastingplichtige voor dat jaar alsnog een aangiftebiljet uit» vervangen door: nodigt de inspecteur de belastingplichtige alsnog uit tot het doen van aangifte voor dat jaar. In de derde volzin wordt «het tijdstip van uitreiking van het aangiftebiljet» vervangen door: het tijdstip van uitnodiging tot het doen van aangifte.

Q. In artikel 55, vierde lid, eerste volzin, vervalt «schriftelijk».

R. In artikel 56, derde lid, eerste volzin, vervalt «schriftelijk».

S. In artikel 75, eerste lid, tweede volzin, vervalt «schriftelijk».

ARTIKEL III

Artikel 31, tiende lid, van de Wet op de loonbelasting 19643 wordt vervangen door:

  • 10. Bij de in het derde, vijfde en zesde lid, onderdelen a en b, bedoelde aangifte wordt een verklaring omtrent de juistheid en de volledigheid van de daarin opgenomen gegevens, afgegeven door een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent, ingeleverd of toegezonden.

ARTIKEL IV

Artikel 10, derde lid, van de Wet op de dividendbelasting 19654 vervalt.

ARTIKEL V

In artikel 33, tweede lid, van de Wet op de omzetbelasting 19685 wordt «waarvan bij ministeriële regeling het formulier wordt vastgesteld» vervangen door: , ter zake waarvan bij ministeriële regeling het model van de uitnodiging tot het doen van aangifte wordt vastgesteld.

ARTIKEL VI

In artikel 19, tweede lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer6 wordt «waarvan Onze Minister het formulier vaststelt» vervangen door:

, ter zake waarvan bij ministeriële regeling het model van de uitnodiging tot het doen van aangifte wordt vastgesteld.

ARTIKEL VII

In de Successiewet 19567 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. Artikel 38 wordt vervangen door:

Artikel 38

De erfgenaam die is uitgenodigd tot het doen van aangifte, is gehouden mede aangifte te doen van de gegevens welke van belang kunnen zijn voor de heffing van het recht van successie van de andere verkrijgers, niet zijnde erfgenamen.

B. Artikel 39 wordt vervangen door:

Artikel 39

Indien meer verkrijgers gehouden zijn aangifte te doen ter zake van dezelfde nalatenschap, kunnen zij gezamenlijk aangifte doen.

C.1. In artikel 40, eerste lid, wordt «aan de schenker» vervangen door «de schenker» en «een aangiftebiljet uitreiken» vervangen door «uitnodigen tot het doen van aangifte».

C.2. Het tweede lid wordt vervangen door:

  • 2. De schenker en de begiftigde – dan wel de gezamenlijke schenkers of begiftigden – kunnen gezamenlijk aangifte doen.

D. In artikel 52, tweede lid, wordt «om uitreiking van een aangiftebiljet» vervangen door: tot uitnodiging tot het doen van aangifte.

E. In artikel 53, tweede lid, wordt «waarvan Onze Minister het formulier vaststelt» vervangen door: , ter zake waarvan bij ministeriële regeling het model van de uitnodiging tot het doen van aangifte wordt vastgesteld.

ARTIKEL VIII

In de Gemeentewet8 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. Artikel 237 wordt vervangen door:

Artikel 237

  • 1. Het uitnodigen tot het doen van aangifte, bedoeld in artikel 6 van de Algemene wet, geschiedt door het uitreiken van een aangiftebiljet.

  • 2. Het doen van aangifte, bedoeld in artikel 8 van de Algemene wet, geschiedt door het inleveren of toezenden van het uitgereikte aangiftebiljet met de daarbij gevraagde bescheiden.

  • 3. In afwijking in zoverre van de vorige leden kan het college van burgemeester en wethouders vorderen dat een verplichting tot het doen van aangifte of tot het indienen van een verzoek om uitreiking van een aangiftebiljet wordt nagekomen door het mondeling doen van aangifte. Daarbij:

    a. worden de door het college van burgemeester en wethouders gevraagde bescheiden overgelegd;

    b. kan het college van burgemeester en wethouders vorderen dat een van de mondelinge aangifte opgemaakt relaas door de aangever wordt ondertekend, bij gebreke waarvan de aangifte geacht wordt niet te zijn gedaan.

  • 4. Indien het derde lid toepassing vindt, is artikel 12 van de Algemene wet niet van toepassing.

  • 5. Bij de belastingverordening kan van het eerste en tweede lid worden afgeweken.

  • 6. De vaststelling van de modellen voor de uitnodigingen tot het doen van aangifte, alsmede het stellen van regels ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Algemene wet, geschiedt bij afzonderlijk besluit van de raad. Op zodanig besluit is artikel 218 niet van toepassing.

B. Artikel 241 vervalt.

ARTIKEL IX

Artikel 127 van de Waterschapswet9 wordt vervangen door:

Artikel 127

  • 1. Het uitnodigen tot het doen van aangifte, bedoeld in artikel 6 van de Algemene wet, geschiedt door het uitreiken van een aangiftebiljet.

  • 2. Het doen van aangifte, bedoeld in artikel 8 van de Algemene wet, geschiedt door het inleveren of toezenden van het uitgereikte aangiftebiljet met de daarbij gevraagde bescheiden.

  • 3. In afwijking in zoverre van de vorige leden kan het dagelijks bestuur vorderen dat een verplichting tot het doen van aangifte of tot het indienen van een verzoek om uitreiking van een aangiftebiljet wordt nagekomen door het mondeling doen van aangifte. Daarbij:

    a. worden de door het dagelijks bestuur gevraagde bescheiden overgelegd;

    b. kan het dagelijks bestuur vorderen dat een van de mondelinge aangifte opgemaakt relaas door de aangever wordt ondertekend, bij gebreke waarvan de aangifte geacht wordt niet te zijn gedaan.

  • 4. Indien het derde lid toepassing vindt, is artikel 12 van de Algemene wet niet van toepassing.

  • 5. Bij de belastingverordening kan van het eerste en tweede lid worden afgeweken.

  • 6. De vaststelling van de modellen voor de uitnodigingen tot het doen van aangifte, alsmede het stellen van regels ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Algemene wet, geschiedt bij afzonderlijk besluit van het dagelijks bestuur.

ARTIKEL X

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 6 december 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de negentiende december 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1959, 301. Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 november 1995, Stb. 554.

XNoot
2

Stb. 1990, 103. Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 november 1995, Stb. 554.

XNoot
3

Stb. 1990, 104. Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 april 1995, Stb. 250.

XNoot
4

Stb. 1965, 621. Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 december 1994, Stb. 938.

XNoot
5

Stb. 1968, 329. Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 1995, Stb. 588.

XNoot
6

Stb. 1990, 442. Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 1995, Stb. 588.

XNoot
7

Stb. 1984, 546. Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 1995, Stb. 592.

XNoot
8

Stb. 1993, 64. Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 16 november 1995, Stb. 582.

XNoot
9

Stb. 1991, 444. Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 november 1995, Stb. 554.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1994/95, 1995/96, 24 341.

Handelingen II 1995/96, blz. 1359–1364.

Kamerstukken I 24 341 (99).

Handelingen I 1995/96 (zie de vergadering van 4 december 1995).

Naar boven