Besluit van 29 november 1995, houdende wijziging van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 in verband met de uitbreiding van de kring van deelnemers en bekrachtiging van besluiten genomen ten behoeve van ambtenaren van politie die een deeltijd-VUT-uitkering ontvangen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 18 augustus 1995, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, hoofdafdeling Onderwijs en Personeelsbeleid, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, nummer EA95/1906, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie;

Gelet op afdeling 3, artikel 1, van de Invoeringswet Politiewet 1993 en artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993 en artikel 9, zesde lid, van de LSOP-wet;

De Raad van State gehoord (advies van 11 september 1995, nummer W04.95.0463);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van 6 november 1995, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, hoofdafdeling Onderwijs en Personeelsbeleid, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, nummer EA95/2716, mede namens Onze Minister van Justitie:

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Besluit geneeskundige verzorging politie 19941 wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 13 wordt een artikel 13a ingevoegd dat als volgt komt te luiden:

Artikel 13a

  • 1. Degene die in de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 maart 1994 als gezinslid had kunnen worden aangemerkt, indien artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel f, in genoemde periode reeds zou hebben gegolden, heeft over genoemde periode aanspraak op de vergoedingen, bedoeld in artikel 7, zevende lid.

  • 2. Degene op wie in de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 maart 1994, artikel 9, elfde lid, van toepassing zou zijn geweest indien dit lid in genoemde periode reeds zou hebben gegolden, heeft over genoemde periode, na het overleggen van betaalbewijzen, aanspraak op de vergoeding, bedoeld in artikel 9, elfde lid.

  • 3. Besluiten ter uitvoering van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1984 die in de periode van 1 juli 1989 tot en met 31 maart 1994 zijn genomen waarbij artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel c, artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel b, artikel 9, derde lid en vierde lid, aanhef en onderdeel b, van dit besluit zijn toegepast als zouden deze bepalingen in genoemde periode reeds hebben gegolden, worden gelijkgesteld met rechtsgeldig genomen besluiten op grond van dit besluit.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 1994.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 29 november 1995

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de negentiende december 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

1. Premieheffing en beëindiging deelnemerschap in relatie met deeltijd-VUT

In het verleden zijn maatregelen getroffen teneinde vrijwillig vervroegd uittreden van burgerlijk rijkspersoneel mogelijk te maken. In het Sectoroverleg Rijkspersoneel van 17 mei 1989 is overeenstemming bereikt met de centrales van overheidspersoneel over de introductie van deeltijd-VUT (circulaire van 30 mei 1989, nr. AB88/439/U37) ten behoeve van personeel waarop het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) en onder andere het Arbeidsovereenkomstenbesluit (AOB) van toepassing is.

De groep deelnemers binnen de politie die gebruik kon maken van de deeltijd-VUT – het administratief – en technisch personeel van het vroegere Korps Rijkspolitie – ondervond sinds 1 juli 1989 bij toepassing van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1984 ernstig financieel nadeel. Deze deelnemers betaalden een premie naar 80% van het volledige inkomen uit de dienstbetrekking vermeerderd met minimaal 70% van het bedrag waarnaar het VUT-inkomen was berekend. Dit leidde tot een veel hogere premieheffing dan bij voortzetting van het volledige dienstverband het geval zou zijn geweest.

Voorts was het nodig het deelnemerschap van deze groep deelnemers veilig te stellen. In artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1984 stond vermeld dat geen deelnemer is degene wiens betrekking een omvang heeft van minder dan 50% van een volledige betrekking. Door gebruik te maken van de deeltijd-VUT-regeling werd de betrekking gehalveerd, waardoor de omvang van de betrekking van een al in deeltijd werkende deelnemer minder dan 50% van een volledige betrekking bedroeg.

Bovengenoemde effecten dienden te worden tegengegaan, omdat enerzijds in het geval van deelnemers met voorheen een volledige betrekking de premieheffing door overgang naar deeltijd-VUT niet in een juiste verhouding kwam te staan tot de premieheffing in de oude situatie en anderzijds een niet bedoelde beëindiging van het deelnemerschap het gevolg was.

Met het van kracht worden van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 per 1 april 1994 zijn bedoelde negatieve effecten weggenomen. De premieheffing bij overgang naar deeltijd-VUT is in een juiste verhouding komen te staan tot de premieheffing in de oude situatie en van een niet bedoelde beëindiging van het deelnemerschap is geen sprake meer.

Met de vakorganisaties was echter afgesproken dat genoemde wijzigingen per 1 juli 1989 zouden ingaan. Vooruitlopend op de wijziging van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1984 zijn bovengenoemde wijzigingen reeds toegepast. Onderhavig besluit dient ter bekrachtiging van de reeds daartoe genomen besluiten.

2. Premieheffing en vergoedingen ziekenfondsverzekerden in relatie met de geneeskundige verzorging politie

Een deelnemer die naast zijn deeltijdbetrekking waaraan hij zijn deelnemerschap aan de geneeskundige verzorging politie ontleent, een andere betrekking vervult kan tevens verplicht verzekerd zijn ingevolge de Ziekenfondswet.

Deze deelnemer betaalde voor 1 april 1994 naar verhouding een hogere premie voor zijn ziektekostenverzekering dan de gemiddelde deelnemer aan de geneeskundige verzorging politie. De premie geneeskundige verzorging politie bedroeg een jaarlijks vast te stellen percentage van de heffingsgrondslag behorende bij 80% van een volledige betrekking of zoveel meer als de betrekking van de deelnemer omvat (artikel 9, derde lid, van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1984). Daarnaast kan de deelnemer een betrekking hebben waarbij hij ingevolge de Ziekenfondswet verplicht verzekerd is. Ook over deze inkomsten betaalt de deelnemer, naast de nominale premies, zijn procentuele bijdrage.

Om een eerlijker verdeling in de premie te verkrijgen wordt vanaf 1 april 1994 de deelnemer een tegemoetkoming in het werknemersdeel van de ziekenfondspremie en de nominale premie van de ziekenfondspremie verleend. De deelnemer moet hiertoe een schriftelijk verzoek doen aan de administrateur van de Dienst geneeskundige verzorging politie. Dit schriftelijke verzoek dient de deelnemer in te dienen onder overlegging van de benodigde bewijsstukken (een salarisstrook waaruit zijn aandeel in de ziekenfondspremie blijkt en een afschrift van de betaalde nominale premies ziekenfonds).

Voorts is in het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994, in het kader van harmonisatie binnen de publiekrechtelijke ziektekostenvoorzieningen, voor bepaalde niet meeverzekerde gezinsleden de mogelijkheid gecreëerd om een aanvullende vergoeding te verstrekken in de ziektekosten. Het betreft de gezinsleden die verplicht verzekerd zijn ingevolge de Ziekenfondswet, dan wel die particulier verzekerd zijn en minimaal een standaardpakketpolis hebben waarvan het verzekeringspakket nagenoeg overeenkomt met het pakket van de verplichte verzekering. De aanvullende vergoeding wordt toegekend voor die kosten die, buiten eigen toedoen, niet vergoed worden door het ziekenfonds of de particuliere verzekering op basis van de standaardpakketpolis.

Met de politievakorganisaties was afgesproken dat bovengenoemde mogelijkheden reeds per 1 januari 1992 van kracht zouden worden. In onderhavig besluit worden de deelnemers die vanaf laatstgenoemde datum hiervoor in aanmerking zouden komen alsnog het recht verleend een tegemoetkoming in de premie dan wel een aanvullende vergoeding in de ziektekosten te ontvangen.

3. Financiën

Wijziging in het kader van de deeltijd-VUT zal leiden tot een totale premierestitutie over de jaren 1989 tot en met 1992 van ongeveer f 9.692,00.

Vanaf 1993 zal de jaarlijkse premiederving vervolgens ongeveer f 2.000,00 per jaar bedragen voor de jaren dat de deeltijd-VUT-regeling gehandhaafd blijft.

De kosten voor de wijziging in het kader van de aanvullende rechten (voor elders verzekerde gezinsleden) zullen naar schatting f 513.000,00 per jaar gaan bedragen.

Het restitueren van de ziekenfondspremie aan de deelnemers die zowel bij de DGVP als bij een ziekenfonds verzekerd zijn, zal naar schatting f 37.000,00 bedragen.

4. Terugwerkende kracht

Om de betrokkenen niet langer in onzekerheid te laten is met de Dienst geneeskundige verzorging politie afgesproken dat vanaf 1 juli 1994, anticiperend op de bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bepalingen, voor zover mogelijk reeds uitvoering kan worden gegeven aan hetgeen met de politievakorganisaties is afgesproken.

De inzet was er na het bereiken van een akkoord met de politie-

vakorganisaties uiteraard op gericht zo snel mogelijk tot de vereiste aanpassing van regelgeving te komen. Dat dit in het onderhavige geval pas nu gebeurt, hangt samen met de omvangrijke wijzigingen in politiële regelgeving in verband met de reorganisatie van de politie.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1994, 338.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 9 januari 1996, nr. 6.

Naar boven