Besluit van 16 november 1995 tot wijziging van het
Besluit verfijningen algemene uitkering 1984 (wijziging tijdelijke verfijning
laag inkomen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 29 mei
1995, nr. fip 95/422 M, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken, mevr. A. G. M. van de Vondervoort;
Gelet op artikel 11 van de Financiële-Verhoudingswet 1984;
Gezien het advies van de Raad voor de gemeentefinanciën van 27 januari
1995, kenmerk Rgf 14.20/019.003;
De Raad van State gehoord (advies van 21 augustus 1995, nr. WO4.95.0309);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van
8 november 1995, nr. fip 95/903 M, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken, mevr. A. G. M. van de Vondervoort;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het >Besluit verfijningen algemene
uitkering 19841 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3.16.2 wordt «de uitkeringsjaren 1994 en 1995»
vervangen door: de uitkeringsjaren 1994, 1995 en 1996.
B
In artikel 3.16.3 wordt «per 1 januari 1994 of 1 januari 1995»
vervangen door: per 1 januari 1994, 1 januari 1995 of 1 januari 1996.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 16 november 1995
Beatrix
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
A. G. M. van de Vondervoort
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend
Uitgegeven de zevende december 1995
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
NOTA VAN TOELICHTING
1. Aanleiding tot wijziging
Met het Besluit van 7 december 1993 tot wijziging van het Besluit verfijningen
algemene uitkering 1984 (Staatsblad 1993, 654) is de tijdelijke verfijning
laag inkomen ingevoerd. De verfijning is één van de twee elementen
van de zogenoemde «interimmaatregel Gemeentefonds». De maatregel
bestaat daarnaast uit een tijdelijke gedifferentieerde verlaging van de bedragen
per woonruimte voor alle woonruimte-schijven. De verfijning geldt voor de
jaren 1994 en 1995 en is bedoeld vooruit te lopen op de uitkomsten van het
evaluatie-onderzoek van de Financiële-Verhoudingswet 1984. De verfijning
is toegespitst op de gemeenten die een zwakke sociale structuur hebben. Als
criterium daarbij is gehanteerd het aantal inkomenstrekkers met een laag inkomen.
Bij de invoering van de verfijning is er vanuit gegaan dat de gewijzigde
verdeling, waar de interimmaatregel een voorschot op nam, per 1996 zou kunnen
worden ingevoerd. De duur van de maatregel is derhalve beperkt tot 1994 en
1995. Nu de nieuwe Financiële-verhoudingswet niet per 1996, maar volgens
huidige inzichten per 1-1-1997, van kracht kan zijn is besloten de interimmaatregel
en daarmee de verfijning met een jaar te verlengen.
2. Financiële gevolgen
De verfijningsuitkering zal voor het uitkeringsjaar 1996 dezelfde zijn
als die voor het jaar 1995. Het uitkeringsjaar is op de verfijningsuitkering
niet van toepassing. De verlagingen van de bedragen van de maatstaf woonruimten,
waarmee het bedrag dat met de tijdelijke verfijning laag inkomen is gemoeid
wordt gecompenseerd, zullen voor het uitkeringsjaar 1996 dezelfde zijn als
voor het jaar 1995. Op deze verlagingen is het uitkeringspercentage van toepassing.
De ontwikkeling van dat percentage en de ontwikkeling van het aantal woonruimten
maken dat het bedrag dat gemeenten moeten inleveren ter compensatie van de
verfijning, enigermate verandert. De uiteindelijke herverdeling in het jaar
1996 kan derhalve iets afwijken van de herverdeling in het jaar 1995.
3. Advies Raad voor de gemeentefinanciën
Over de interimmaatregel voor het jaar 1996 is bij brief van 16 januari
1995, nr. fip 95/26 M, het advies van de Raad voor de gemeentefinanciën
(Rgf) gevraagd. Behalve over de verlenging van de tijdelijke verfijning laag
inkomen, is aan de Rgf tevens advies gevraagd over het aanbrengen van een
beperkte correctie op de tijdelijke verfijning in verband met de vermoedelijke
uitkomsten van de herziening van het Gemeentefonds. De Raad voor de gemeentefinanciën
heeft in zijn advies van 27 januari 1995, kenmerk Rgf 14.20/019.003, ingestemd
met dit voorstel.
Bij brief van 6 maart 1995, nr. fip 95/183 M, is de adviesaanvraag en
het advies van de Rgf ter kennisneming aan de Tweede Kamer gezonden.
Op 5 september 1995 heeft een algemeen overleg met de vaste kamercommissie
voor Binnenlandse Zaken plaatsgehad. Tijdens dit overleg is onder andere gesproken
over de vormgeving van de verlenging van de vigerende interimmaatregel. Naar
aanleiding van het besprokene tijdens dit algemeen overleg hebben wij de Tweede
Kamer bij brief van 13 september 1995, nr. fip 95/800 M, geïnformeerd
over onder andere de financiële effecten van de beoogde interimmaatregel
1996. In vervolg op deze brief, heeft op 5 oktober 1995 nogmaals overleg met
de vaste kamercommissie van Binnenlandse Zaken plaatsgehad. Tijdens
dit overleg is besloten de interimmaatregel 1994/1995 ongewijzigd met een
jaar te verlengen.
De gemeenten zijn van dit besluit bij brief van 9 oktober 1995, fip 95/856
M, op de hoogte gebracht.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
A. G. M. van de Vondervoort
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend
XNoot
1Stb. 1984, 179, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 1 februari 1994,
Stb. 110.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging
bij het Ministerie van Financiën.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden
opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 9 januari
1996, nr. 6.