Besluit van 14 november 1995, houdende wijziging
van het Besluit landinrichtingsrente
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september
1995, nr. WDB95/289M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving
Directe Belastingen, gedaan mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij;
Gelet op artikel 223 van de Landinrichtingswet;
De Raad van State gehoord (advies van 23 oktober 1995, nr. W06.95.0507);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van
7 november 1995, nr. WDB95/371M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken,
Directie Wetgeving Directe Belastingen, uitgebracht mede namens de Minister
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het >Besluit landinrichtingsrente1 wordt als volgt gewijzigd.
Artikel 1 wordt vervangen door:
Artikel 1. Het bedrag, bedoeld in artikel 223, eerste lid,
onderdeel a, van de Landinrichtingswet, wordt gesteld op f 333,50.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 14 november 1995
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen
Uitgegeven de dertigste november 1995
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
NOTA VAN TOELICHTING
Het onderhavige besluit tot wijziging van het Besluit landinrichtingsrente
strekt tot verhoging van het bedrag aan landinrichtingsrente dat buiten de
heffing en invordering blijft. Thans worden geen aanslagen vastgesteld als
de rente minder dan f 12 bedraagt. De verhoging leidt ertoe dat, ingaande
1 januari 1996, een jaarlijkse rente van (afgerond) f 20 en minder buiten
de heffing en invordering blijft. Het bedrag van f 20 komt in grote lijnen
overeen met de kosten die samenhangen met de heffing en invordering van een
aanslag landinrichtingsrente. Met deze verhoging wordt rekening gehouden met
de stijging van de kosten van de heffing en invordering sedert 1986.
De voorgestelde verhoging vindt plaats door een verhoging van het kostenbedrag
dat krachtens artikel 223, eerste lid, onderdeel a, van de Landinrichtingswet
buiten de heffing en invordering blijft. Dit bedrag is thans in artikel 1
van het Besluit landinrichtingsrente gesteld op f 200. Met dit bedrag
correspondeert ingevolge artikel 225 van de Landinrichtingswet een rente van
6% van f 200 = f 12. Door een verhoging van het in artikel 1 van
het Besluit landinrichtingsrente vermelde bedrag tot f 333,50 wordt het
resultaat bereikt dat voor rentes van f 20 en minder vanaf 1 januari
1996 geen aanslagen meer worden opgelegd.
De tweede ondergetekende zal bevorderen dat de lijst der geldelijke regelingen,
genoemd in artikel 223, tweede lid, van de Landinrichtingswet dienovereenkomstig
zal worden aangepast.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend
XNoot
1Stb. 1986, 96, gewijzigd bij besluit van 30 mei 1990, Stb. 224.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat
het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.