Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 1995, 560 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 1995, 560 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de bepalingen inzake het toekennen van bonusuitkeringen en opleggen van geldelijke bijdragen aan werkgevers, neergelegd in hoofdstuk IIIB van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, af te schaffen, alsmede in de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet bepalingen op te nemen ter bevordering van de reïntegratie;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De >Algemene Arbeidsongeschiktheidswet1 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 27 wordt «onverminderd het bepaalde in artikel 29» vervangen door: onverminderd de artikelen 29 en 29a.
Na artikel 29 wordt, onder vernummering van artikel 29a in 29b, een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Ter zake van toeneming van de arbeidsongeschiktheid die intreedt binnen vijf jaar na de datum van toekenning of herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering en die voortkomt uit dezelfde oorzaak als de arbeidsongeschiktheid ter zake waarvan uitkering wordt genoten, vindt herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering steeds plaats, zodra de toegenomen arbeidsongeschiktheid onafgebroken vier weken heeft geduurd.
2. Voor het bepalen van de periode van vier weken, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van toegenomen arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan een maand opvolgen.
3. Dit artikel vindt geen toepassing, indien recht bestaat op herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van artikel 28 of 29, eerste lid, onderdelen a tot en met c.
Aan artikel 32 worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:
4. De arbeidsongeschiktheidsuitkering van degene die deelneemt aan een opleiding of scholing, wordt gedurende deze opleiding of scholing niet ingetrokken of herzien in verband met een daaruit voortvloeiende afname van de arbeidsongeschiktheid, tenzij artikel 12, derde lid, van toepassing is. Indien de belanghebbende tijdens de opleiding of scholing inkomsten uit arbeid verwerft, is artikel 33, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
5. Indien met toepassing van artikel 63 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering een reïntegratie-uitkering wordt verstrekt, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering gedurende de periode waarover eerstgenoemde uitkering wordt verstrekt, ter zake van de onbeloonde werkzaamheden niet ingetrokken of herzien.
Na artikel 32 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien degene
a. wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering wegens afneming van arbeidsongeschiktheid op grond van artikel 32, eerste lid, onderdeel a, is ingetrokken, of
b. die aan het einde van de in artikel 6, eerste lid, bedoelde wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte of gebreken, maar geen recht had op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering omdat hij niet arbeidsongeschikt was,
binnen vijf jaar na de datum van die intrekking dan wel binnen vijf jaar na het bereiken van het einde van die wachttijd arbeidsongeschikt wordt en deze arbeidsongeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak als die waaruit de arbeidsongeschiktheid ter zake waarvan de ingetrokken uitkering werd genoten dan wel als die op grond waarvan hij ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte of gebreken, vindt toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering steeds plaats, zodra die arbeidsongeschiktheid onafgebroken vier weken heeft geduurd.
2. Voor het bepalen van de periode van vier weken, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan een maand opvolgen.
3. Bevoegd tot toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering is de bedrijfsvereniging, die de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde uitkering heeft ingetrokken dan wel de bedrijfsvereniging die de beslissing tot niet toekenning van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde uitkering heeft genomen.
4. Dit artikel vindt geen toepassing, indien op grond van artikel 37 aanspraak bestaat op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Na hoofdstuk IIIA wordt een nieuw hoofdstuk IIIB ingevoegd, luidende:
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de toekenning van inkomenssuppletie aan zelfstandigen, die recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering welke is berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% en die de uitoefening van hun bedrijf of beroep voortzetten.
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering2 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 37 wordt «onverminderd het bepaalde in artikel 39» vervangen door: onverminderd de artikelen 39 en 39a.
Na artikel 39 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Ter zake van toeneming van de arbeidsongeschiktheid die intreedt binnen vijf jaar na de datum van toekenning of herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering en die voortkomt uit dezelfde oorzaak als de arbeidsongeschiktheid ter zake waarvan uitkering wordt genoten, vindt herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering steeds plaats, zodra de toegenomen arbeidsongeschiktheid onafgebroken vier weken heeft geduurd.
2. Voor het bepalen van de periode van vier weken, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van toegenomen arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan een maand opvolgen.
3. Dit artikel vindt geen toepassing, indien recht bestaat op herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van artikel 38 of 39, eerste lid, onderdelen a tot en met c.
Aan artikel 43 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
4. De arbeidsongeschiktheidsuitkering van degene die deelneemt aan een opleiding of scholing, wordt gedurende deze opleiding of scholing niet ingetrokken of herzien in verband met een daaruit voortvloeiende afname van de arbeidsongeschiktheid, tenzij artikel 21, vierde lid, van toepassing is. Indien de belanghebbende tijdens de opleiding of scholing inkomsten uit arbeid verwerft, is artikel 44, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
Na artikel 43 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien degene
a. wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering wegens afneming van arbeidsongeschiktheid op grond van artikel 43, eerste lid, is ingetrokken, of
b. die aan het einde van de in artikel 19, eerste lid, bedoelde wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte of gebreken, maar geen recht had op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering omdat hij niet arbeidsongeschikt was,
binnen vijf jaar na de datum van die intrekking dan wel binnen vijf jaar na het bereiken van het einde van die wachttijd arbeidsongeschikt wordt en deze arbeidsongeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak als die waaruit de arbeidsongeschiktheid ter zake waarvan de ingetrokken uitkering werd genoten dan wel als die op grond waarvan hij ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte of gebreken, vindt toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering steeds plaats, zodra die arbeidsongeschiktheid onafgebroken vier weken heeft geduurd.
2. Voor het bepalen van de periode van vier weken, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan een maand opvolgen.
3. Bevoegd tot toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering is de bedrijfsvereniging, die de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde uitkering heeft ingetrokken dan wel de bedrijfsvereniging die de beslissing tot niet toekenning van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde uitkering heeft genomen.
4. Dit artikel vindt geen toepassing, indien op grond van artikel 47 aanspraak bestaat op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Na hoofdstuk II van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt een nieuw hoofdstuk IIA ingevoegd, luidende:
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de toekenning van loonsuppletie aan personen, die recht
hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en die werk in dienstbetrekking aanvaarden tegen een lager loon dan de voor hen bij of krachtens artikel 5 vastgestelde hoogste loonwaarde uit alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe zij met hun krachten en bekwaamheden in staat zijn.
1. Indien een persoon die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en op of na de dag waarop hij de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt inkomsten uit arbeid in dienstbetrekking gaat verdienen in verband waarmee zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt beëindigd, binnen vijf jaar na de datum van werkaanvaarding opnieuw recht heeft op toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, wordt het aan die uitkering ten grondslag te leggen dagloon niet lager gesteld dan het dagloon dat voor de berekening van de laatstelijk ontvangen loondervingsuitkering of vervolguitkering in aanmerking werd genomen, zoals dat vanaf de beëindiging tot aan de datum van de in dit lid bedoelde toekenning op grond van artikel 15 van deze wet, al dan niet in verbinding met artikel 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, zou zijn herzien indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet was beëindigd.
2. Indien een persoon die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en op of na de dag waarop hij de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt inkomsten uit arbeid in dienstbetrekking gaat verdienen in verband waarmee zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering, al dan niet na toepassing van artikel 44, wordt herzien, binnen vijf jaar na de datum van werkaanvaarding recht heeft op een herziening van zijn uitkering wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid, wordt het aan die uitkering ten grondslag te leggen dagloon niet lager gesteld dan het dagloon dat voor de berekening van de laatstelijk ontvangen loondervingsuitkering of vervolguitkering in aanmerking werd genomen.
1. Een bedrijfsvereniging kan een loonkostensubsidie toekennen aan:
a. een werkgever die een privaatrechtelijke dienstbetrekking in de zin van artikel 3 of een op grond van artikel 4 of 5 daarmee gelijkgestelde arbeidsverhouding aangaat met een persoon die door de bedrijfsvereniging of het Algemeen burgerlijk pensioenfonds is bemiddeld;
b. een werkgever die door tussenkomst van de bedrijfsvereniging een werknemer die tot hem in een dienstbetrekking staat als bedoeld in onderdeel a, en arbeidsongeschikt is geworden voor de eigen functie, in een aangepaste dan wel in een andere functie arbeid laat verrichten.
2. De subsidie bedraagt per jaar ten hoogste 25% van het overeengekomen bruto loon uit de dienstbetrekking, gedurende maximaal 4 jaar.
3. Een bedrijfsvereniging kan aan een werkgever, aan wie op grond van het eerste lid subsidie is toegekend, ter tegemoetkoming in de kosten van training en begeleiding van de in het eerste lid bedoelde persoon een eenmalige subsidie van ten hoogste f 4000,– toekennen.
4. Indien op grond van dit artikel aan de werkgever subsidie is toegekend, bestaat terzake van dezelfde dienstbetrekking geen aanspraak op premievrijstelling op grond van de Wet bevordering arbeidsinpassing.
5. De in het eerste lid, onderdeel a, en het derde lid bedoelde subsidie kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd indien de dienstbetrekking eindigt binnen de periode waarvoor de subsidie is toegekend, behoudens in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen, en overigens:
a. gedurende vijf jaar na de dag van betaalbaarstelling indien de subsidie door toedoen van de werkgever onverschuldigd is betaald, of
b. gedurende twee jaar na de dag van betaalbaarstelling indien het de werkgever redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat de subsidie onverschuldigd is betaald.
6. De in het eerste lid, onderdeel b, en het derde lid bedoelde subsidie kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd indien de dienstbetrekking eindigt binnen de periode waarvoor de subsidie is toegekend en indien de arbeid in een aangepaste dan wel een andere functie niet langer wordt verricht, behoudens in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen, en overigens:
a. gedurende vijf jaar na de dag van betaalbaarstelling indien de subsidie door toedoen van de werkgever onverschuldigd is betaald, of
b. gedurende twee jaar na de dag van betaalbaarstelling indien het de werkgever redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat de subsidie onverschuldigd is betaald.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent:
a. de nadere voorwaarden voor toekenning van de in het eerste en derde lid bedoelde subsidies;
b. de toekenning, hoogte, uitbetaling en terugvordering van de subsidies;
c. hetgeen overigens voor de uitvoering van dit artikel noodzakelijk is.
8. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat dit artikel voor groepen werkgevers, dan wel voor categorieën dienstbetrekkingen of daarmee gelijkgestelde arbeidsverhoudingen buiten toepassing blijft.
1. Op zijn verzoek kan de bedrijfsvereniging aan degene die zowel recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering als op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en die voornemens is op een proefplaats bij een werkgever onbeloonde werkzaamheden te verrichten, ter zake van deze proefplaatsing een reïntegratie-uitkering toekennen. Niet als loon wordt beschouwd tijdens de proefplaatsing door of voor rekening van de werkgever te verstrekken onderricht.
2. Een verzoek tot toekenning van een reïntegratie-uitkering wordt niet in behandeling genomen indien tussen de indiening van het verzoek en de voorgenomen aanvang van de onbeloonde werkzaamheden een periode van minder dan vier weken ligt.
3. De bedrijfsvereniging kent de reïntegratie-uitkering niet toe, indien:
a. vaststaat dat de onbeloonde werkzaamheden geen algemeen geaccepteerde werkzaamheden zijn waartoe de werknemer met zijn krachten en bekwaamheden in staat is, of
b. de onbeloonde werkzaamheden op grond van de Werkloosheidswet met behoud van de uitkering kunnen worden verricht, of
c. de werkgever waarbij de proefplaatsing geschiedt geen aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve van de werknemer heeft afgesloten, of
d. de werknemer dezelfde of gelijksoortige werkzaamheden reeds eerder onbeloond op een proefplaats bij de werkgever of diens rechtsvoorganger heeft verricht en ter zake van deze eerste proefplaatsing een reïntegratie-uitkering is toegekend.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld met betrekking tot onderdeel c van het derde lid.
5. De reïntegratie-uitkering wordt verstrekt over een aaneengesloten periode van drie maanden of zoveel korter als de onbeloonde werkzaamheden op de proefplaats worden verricht, te rekenen vanaf de eerste dag van de kalenderweek waarin de werkzaamheden een aanvang hebben genomen. Voor de toepassing van dit artikel is de maandag de eerste dag van de kalenderweek. Indien de werknemer de onbeloonde werkzaamheden wegens ziekte onderbreekt, wordt de periode waarin deze een uitkering bij ziekte ontvangt, voor de toepassing van de eerste volzin buiten beschouwing gelaten.
6. De hoogte van de reïntegratie-uitkering is gelijk aan het bedrag van de uitkering op grond van de Werkloosheidswet dat zonder toepassing van artikel 33, derde lid, van die wet zou zijn betaald indien betrokkene over de uren waarop hij de onbeloonde werkzaamheden verricht werkloos zou zijn gebleven. Bij de bepaling van de hoogte van de reïntegratie-uitkering wordt geen rekening gehouden met een eventuele verlaging of eindiging van de uitkering op grond van de Werkloosheidswet die zou zijn opgetreden indien deze uitkering gedurende de proefplaatsing zou zijn doorbetaald.
7. De artikelen 30, eerste lid en tweede lid, onderdelen a en b, 31, eerste lid, 32, 33, eerste en tweede lid, 36, derde lid, 37, 39 en 40 van de Werkloosheidswet zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 34 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat een uitkering op grond van de Werkloosheidswet niet in mindering wordt gebracht op de reïntegratie-uitkering.
8. Degene die voornemens is op een proefplaats bij een werkgever onbeloonde werkzaamheden te verrichten, alsmede degene aan wie ter zake van deze werkzaamheden reeds een integratie-uitkering is toegekend, is verplicht aan de bedrijfsvereniging op haar verzoek of uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mede te delen, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de toekenning, de duur of de hoogte van de reïntegratie-uitkering.
9. Indien degene als bedoeld in het achtste lid de aldaar genoemde verplichting niet of niet behoorlijk is nagekomen, kent de bedrijfsvereniging de reïntegratie-uitkering niet toe of verlaagt zij deze tijdelijk of blijvend.
10. Gedurende de periode waarover de reïntegratie-uitkering wordt verstrekt, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering ter zake van de onbeloonde werkzaamheden niet ingetrokken of herzien.
11. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder werkgever mede verstaan het lichaam tot welk een of meer natuurlijke personen in een arbeidsverhouding staan als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a.
Indien een persoon met toepassing van artikel 76, eerste lid, van de Werkloosheidswet deelneemt of gaat deelnemen aan een opleiding of scholing en deze persoon tevens behoort tot de groep van personen waarover de bemiddelingstaak van de bedrijfsvereniging zich uitstrekt, is de bedrijfsvereniging bevoegd, binnen de grenzen van het daarvoor gereserveerde budget, bedoeld in artikel 76, vierde lid, de kosten van de opleiding of scholing, voor zover niet verband houdend met de voorziening in het inkomen van de betreffende persoon, geheel of gedeeltelijk te financieren.
In artikel 76 wordt, onder vernummering van het vierde in vijfde lid, een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:
4. Ter financiering van de in hoofdstuk IIA genoemde reïntegratiemaatregelen wordt aan de bedrijfsverenigingen ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds per paragraaf van dat hoofdstuk een budget toegekend. Het budget wordt per kalenderjaar door het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming, onder goedkeuring van het College van toezicht sociale verzekeringen, vastgesteld.
De Ziektewet3 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 21 wordt de zinsnede «voor zover hij werknemer is als bedoeld in artikel 8a» vervangen door: voor zover hij werknemer is als bedoeld in artikel 8a, behalve voor zover hij een reïntegratie-uitkering op grond van artikel 63 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ontvangt.
Artikel 29b, eerste lid wordt vervangen door:
1. Het ziekengeld, bedoeld in artikel 29, van de werknemer die in de drie jaren voorafgaand aan zijn dienstbetrekking:
a. recht had op een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of
b. de wachttijd van 52 weken, bedoeld in artikel 6 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en artikel 19 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, heeft doorgemaakt, en aansluitend aan die wachttijd niet arbeidsongeschikt is als bedoeld in die wetten,
wordt over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die zijn gelegen in de drie jaren na aanvang van de dienstbetrekking, op verzoek van de werkgever gesteld op het dagloon, met dien verstande dat het ziekengeld niet meer kan bedragen dan de aanspraak van de werknemer op het loon dat de werkgever verschuldigd zou zijn, indien daarop geen ziekengeld in mindering zou zijn gebracht.
De Werkloosheidswet4 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het achtste lid wordt «als bedoeld in het eerste lid» vervangen door: als bedoeld in het eerste of tiende lid.
2. Onder vernummering van het tiende lid in het elfde lid wordt aan artikel 16 een nieuw lid toegevoegd, luidende:
10. In afwijking van het eerste lid is tevens werkloos de werknemer die voldoet aan het eerste lid, onderdeel a, doch niet voldoet aan het eerste lid, onderdeel b, wegens het enkele feit dat hij voorafgaand aan of aansluitend op het arbeidsurenverlies deelneemt of gaat deelnemen aan een naar het oordeel van de bedrijfsvereniging noodzakelijke opleiding of scholing, als bedoeld in artikel 76. Voor de toepassing van het negende lid wordt een werknemer op wie de eerste volzin van toepassing is beschouwd als een werknemer die voldoet aan de voorwaarden van het eerste lid.
Artikel 76 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na de zinsnede «op grond van hoofdstuk IIa of IIb,» ingevoegd: deelneemt of.
2. In het tweede lid wordt na de zinsnede «In de door het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming te stellen regels» ingevoegd: , die voor verschillende groepen werknemers verschillend kunnen luiden,.
Artikel 35 van de Wet financiering volksverzekeringen5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel d, waarna de aanduiding van onderdeel e wordt gewijzigd in d.
2. Onderdeel e van het tweede lid, wordt vervangen door:
e. de inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 59b van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;.
3. Onderdeel f vervalt.
Aan artikel 16 van de Wet arbeid gehandicapte werknemers6 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Bij ministeriële regeling wordt bepaald tot welke personen de arbeidsbemiddelingstaak van de bedrijfsverenigingen en het Algemeen burgerlijk pensioenfonds zich uitstrekt.
Artikel XVI van de wet van 26 februari 1992, houdende wijziging van de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten, alsmede een regeling voor het overheidspersoneel in verband met maatregelen ter vermindering van het ziekteverzuim, beperking van langdurige arbeidsongeschiktheid en bevordering van de arbeidsmarktkansen van arbeidsongeschikten, herschikking van bevoegdheden in de Ziektewet, alsmede enkele technische aanpassingen (terugdringing arbeidsongeschiktheidsvolume) (Stb. 1992, 82) vervalt.
Artikel XX van de Wet terugdringing ziekteverzuim vervalt.
Indien het bij koninklijke boodschap van 21 september 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de sociale zekerheidswetten in verband met de nadere vaststelling van een stelsel van administratieve sancties, alsook tot wijziging van de daarin vervatte regels tot terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen en de invordering daarvan (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid; Kamerstukken 23 909) op een eerder tijdstip tot wet wordt verheven en in werking treedt dan deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
Het vijfde tot en met achtste lid van het in artikel II, onderdeel E, voorgestelde artikel 62 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt vervangen door:
5. De in het eerste lid, onderdeel a, en het derde lid bedoelde subsidie kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd indien de dienstbetrekking eindigt binnen de periode waarvoor de subsidie is toegekend, behoudens in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen, en overigens in de gevallen waarin de subsidie onverschuldigd is betaald.
6. De in het eerste lid, onderdeel b, en het derde lid bedoelde subsidie kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd indien de dienstbetrekking eindigt binnen de periode waarvoor de subsidie is toegekend en indien de arbeid in een aangepaste dan wel een andere functie niet langer wordt verricht, behoudens in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen, en overigens in de gevallen waarin de subsidie onverschuldigd is betaald.
7. De artikelen 57, tweede, derde en vierde lid, 57a en 57b zijn, voor zoveel nodig, van overeenkomstige toepassing.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent:
a. de nadere voorwaarden voor toekenning van de in het eerste en derde lid bedoelde subsidies;
b. de toekenning, hoogte, uitbetaling en terugvordering van de subsidies;
c. hetgeen overigens voor de uitvoering van dit artikel noodzakelijk is.
9. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat dit artikel voor groepen werkgevers, dan wel voor categorieën dienstbetrekkingen of daarmee gelijkgestelde arbeidsverhoudingen buiten toepassing blijft.
Het in artikel II, onderdeel E, voorgestelde negende lid van artikel 63 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt vervangen door:
9. Indien de verplichting bedoeld in het achtste lid niet of niet behoorlijk is nagekomen, zijn de artikelen 29a tot en met 29g van toepassing.
De Algemene burgerlijke pensioenwet7 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel F 10b wordt onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid een nieuw zesde lid toegevoegd, luidende:
6. De invaliditeitsgraad van degene die deelneemt aan een opleiding of scholing, wordt gedurende deze opleiding of scholing niet herzien in verband met een daaruit voortvloeiende afname van de algemene invaliditeit, tenzij artikel F 8a, vierde lid, van toepassing is. Indien de belanghebbende tijdens de opleiding of scholing inkomsten uit arbeid verwerft, is artikel J 20, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
De titel van hoofdstuk K komt te luiden:
HOOFDSTUK K
DE HERPLAATSBAAR VERKLAARDE AMBTENAAR EN REÏNTEGRATIEMAATREGELEN
Na artikel K 5 wordt een nieuw artikel K 5a toegevoegd, luidende:
Op de herplaatsingstoelage, bedoeld in artikel K 5, wordt in mindering gebracht de loonsuppletie die ingevolge artikel K 10, eerste lid, met overeenkomstige toepassing van hoofdstuk IIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, aan de herplaatsbaar verklaarde ambtenaar is toegekend.
Na artikel K 9 wordt een nieuw artikel K 10 toegevoegd, luidende:
1. Hoofdstuk IIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar of gewezen ambtenaar, onderscheidenlijk gepensioneerde ambtenaar, die uitzicht, onderscheidenlijk recht heeft op invaliditeitspensioen, herplaatsingswachtgeld of herplaatsingstoelage.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere en zo nodig afwijkende regels met betrekking tot het eerste lid gegeven worden.
De Wet financiële voorzieningen privatisering ABP8 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 39, eerste lid, wordt onder verlettering van de onderdelen b tot en met e tot c tot en met f een nieuw onderdeel b ingevoegd, luidende:
b. de uitgaven ter zake van de op grond van artikel K 10, eerste lid, van de Abp-wet overeenkomstige toepassing van hoofdstuk IIA van de WAO;.
Na artikel 43 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:
1. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Organisatiewet sociale verzekeringen, kan besluiten dat middelen uit het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds, bedoeld in artikel 34 van de Wet financiering volksverzekeringen, worden aangewend voor de uitgaven van het FAOP, bedoeld in artikel 39, eerste lid, onderdeel b.
2. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt in overeenstemming met Onze Minister regels omtrent:
a. de omstandigheden waaronder het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming tot de in het eerste lid bedoelde beschikbaarstelling van middelen in elk geval overgaat;
b. de periode gedurende welke ten hoogste middelen uit het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds kunnen worden aangewend voor de in het eerste lid bedoelde uitgaven ten laste van het FAOP.
De Algemene militaire pensioenwet9 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel X 5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Hoofdstuk IIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op de beroepsmilitair, die uitzicht, onderscheidenlijk recht heeft op een pensioen ter zake van arbeidsongeschiktheid.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere en zo nodig afwijkende regels met betrekking tot het eerste lid gegeven worden.
3. De mate van arbeidsongeschiktheid van degene die deelneemt aan een opleiding of scholing, wordt gedurende deze opleiding of scholing niet herzien in verband met een daaruit voortvloeiende afname van de arbeidsongeschiktheid, tenzij artikel E 6, derde lid, van toepassing is. Indien de belanghebbende tijdens de opleiding of scholing inkomsten uit arbeid verwerft, is artikel V 4, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 1 van hoofdstuk IIIB van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, zoals deze paragraaf luidde vóór de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet, blijft van kracht voor bonusuitkeringen als bedoeld in die paragraaf:
a. die vóór de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet door de bedrijfsvereniging zijn toegekend,
b. die vóór de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet zijn aangevraagd en betrekking hebben op een vóór die datum aangegane dienstbetrekking, doch die eerst op of na die datum door de bedrijfsvereniging worden toegekend,
c. die op of na de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet worden aangevraagd, betrekking hebben op een vóór die datum aangegane dienstbetrekking en tot het toekennen waarvan de bedrijfsvereniging bevoegd is.
Paragraaf 2 van hoofdstuk IIIB van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, zoals deze paragraaf luidde vóór de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet, blijft van toepassing op geldelijke bijdragen die aan de bedrijfsvereniging verschuldigd zijn op grond van artikel 59i, tweede lid, van die wet voor personen wier eerste dag van ongeschiktheid tot werken, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, is gelegen vóór 1 juli 1993.
Paragraaf 3 van hoofdstuk IIIB van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, zoals deze paragraaf luidde vóór de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet, met uitzondering van artikel 59n, zevende lid, blijft van kracht voor loonkostensubsidies als bedoeld in die paragraaf:
a. die vóór de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet door de bedrijfsvereniging zijn toegekend,
b. die vóór de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet zijn aangevraagd en betrekking hebben op
1°. een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 59n, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet die vóór die datum is aangegaan dan wel
2°. op het laten verrichten van arbeid in een aangepaste dan wel in een andere functie als bedoeld in artikel 59n, eerste lid, onderdeel b, van die wet, indien de aanvang van die werkzaamheden vóór die datum is gelegen,
doch die eerst op of na die datum door de bedrijfsvereniging worden toegekend,
c. die op of na de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet worden aangevraagd en betrekking hebben op een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 59n, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet die vóór die datum is aangegaan of op het laten verrichten van arbeid in een aangepaste dan wel in een andere functie als bedoeld in artikel 59n, eerste lid, onderdeel b, van die wet, indien de aanvang van die werkzaamheden vóór die datum is gelegen.
1. De door de bedrijfsvereniging teruggevorderde bonusuitkeringen en de door de werkgever nog te betalen geldelijke bijdragen, die betrekking hebben op perioden gelegen vóór de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet, komen ten gunste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds als bedoeld in artikel 72 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
2. De door de bedrijfsvereniging nog te betalen bonusuitkeringen en de door de bedrijfsvereniging te verlenen restitutie van geldelijke bijdragen die betrekking hebben op perioden gelegen vóór de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet, komen ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds als bedoeld in artikel 72 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
R. L. O. Linschoten
De Minister van Binnenlandse Zaken,
H. F. Dijkstal
De Staatssecretaris van Defensie,
J. C. Gmelich Meijling
Uitgegeven de achtentwintigste november 1995
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1994/95, 24 221.
Handelingen II 1994/95, blz. 5383–5408; 5410–5455; 5471–5490; 5493–5494; 5496–5503; 5516–5527; 5793.
Kamerstukken I 1994/95, 24 221 (290, 290a); 1995/96, 24 221 (1, 1a, 1b, 1c, 1d, 1e).
Handelingen I 1995/96, blz. 100–137; 140.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1995-560.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.