Besluit van 14 november 1995, houdende uitvoering van de artikelen 38, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en 45, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf (Besluit technische voorzieningen natura-uitvaartverzekeringsbedrijf)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 18 juli 1995, no. BGW95–1663M, Generale Thesaurie, Directie Binnenlands Geldwezen, Afdeling Verzekeringswezen;

Gelet op de artikelen 38, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 45, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en 92, eerste lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf;

Gezien de adviezen van de Verzekeringskamer en van het Verbond van Verzekeraars;

De Raad van State gehoord (advies van 26 september 1995, no. W06.95.0404);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 8 november 1995, no. BGW 2233U;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK I. DE BEREKENING VAN DE TECHNISCHE VOORZIENINGEN

Artikel 1

  • 1. De voorziening voor levensverzekering, bedoeld in artikel 435, eerste lid, onderdeel b, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, wordt, met inachtneming van artikel 427, derde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voor natura-uitvaartverzekeraars berekend op basis van een voldoende voorzichtige prospectieve actuariële methode, rekening houdend met de in de toekomst te ontvangen premies, met alle toekomstige verplichtingen volgens de voor iedere lopende overeenkomst van natura-uitvaartverzekering gestelde voorwaarden en met het risico van een stijging van de gemiddelde leeftijd van de verzekerden in de portefeuille, met inbegrip van:

    a. alle gegarandeerde prestaties, met inbegrip van indexering, en gegarandeerde afkoopwaarden;

    b. alle keuzemogelijkheden waarover de verzekeringnemer of verzekerde volgens de voorwaarden van de overeenkomst beschikt;

    c. de bedrijfskosten, met inbegrip van provisies.

  • 2. Deze voorziening wordt voor elke overeenkomst afzonderlijk berekend. Het gebruik van statistische of wiskundige methoden is toegestaan indien de aard van de overeenkomst dat toelaat en indien deze methoden naar verwachting dezelfde resultaten opleveren als de afzonderlijke berekeningen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan een retrospectieve methode worden toegepast indien de op grond van die methode berekende technische voorzieningen niet lager zijn dan de voorzieningen bij toepassing van een prospectieve methode of indien het gebruik van een prospectieve methode vanwege de aard van het betrokken type overeenkomst niet mogelijk is.

  • 4. De Verzekeringskamer kan ten behoeve van de berekeningen, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, de maximum rentepercentages en de daarbij in acht te nemen voorzichtigheidsmarges vaststellen.

Artikel 2

Onverminderd het bepaalde in artikel 1 kan de Verzekeringskamer nadere regels stellen omtrent de mate waarin technische voorzieningen moeten worden gevormd met betrekking tot verplichtingen en kosten en over de indeling van de technische voorzieningen. Zij kan daarbij voorschrijven naar welke grondslagen deze voorzieningen moeten worden berekend.

HOOFDSTUK II. DE BELEGGING VAN DE TECHNISCHE VOORZIENINGEN

Artikel 3

  • 1. De verzekeraar draagt er zorg voor dat de aard en de waardering van de waarden die dienen tot dekking van de technische voorzieningen in overeenstemming zijn met de aard onderscheidenlijk de waardering van de aangegane verplichtingen. Deze waarden worden adequaat gediversificeerd en gespreid. Waarden met een hoog risico worden tot een voorzichtig niveau beperkt en voorzichtig gewaardeerd.

  • 2. De Verzekeringskamer kan de categorieën van activa vaststellen waarin de waarden die dienen tot dekking van de technische voorzieningen mogen worden aangehouden, alsmede de voorwaarden en maxima ten aanzien van bepaalde waarden.

Artikel 4

Een vordering op een herverzekeraar uit hoofde van een door de verzekeraar als verzekeringnemer gesloten herverzekeringsovereenkomst komt als waarde ter dekking van de technische voorzieningen in aanmerking:

a. voor zover geen tegenvordering openstaat; en

b. voor zover het naar het oordeel van de Verzekeringskamer aannemelijk is dat de vordering in Nederland zal worden voldaan of dat de verzekeraar buiten Nederland zijn uitkeringen aan verzekerden zal moeten voldoen.

Artikel 5

  • 1. De Verzekeringskamer kan de in de artikelen 38, vierde lid, en 45, vierde lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf bedoelde vrijstelling onderscheidenlijk ontheffing verlenen indien de verzekeraar aannemelijk maakt dat de belangen van de verzekeringnemers of verzekerden zich daartegen niet verzetten.

  • 2. Een vrijstelling of ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt niet verleend van het voorschrift dat de waarden die dienen tot dekking van de technische voorzieningen in Nederland aanwezig moeten zijn.

HOOFDSTUK III. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf in werking treedt.

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit technische voorzieningen natura-uitvaartverzekeringsbedrijf.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 14 november 1995

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de achtentwintigste november 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

A. Algemeen

In het besluit wordt uitvoering gegeven aan artikel 38 (voor verzekeraars met zetel in Nederland) en artikel 45 (voor verzekeraars met zetel buiten Nederland) van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf.

Hierbij is zo nauw mogelijk aangesloten bij het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994, dat uitvoering geeft aan de overeenkomstige bepalingen in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.

Het besluit ingedeeld in bepalingen omtrent:

– de berekening van de technische voorzieningen (hoofdstuk I) en de belegging van de technische voorzieningen (hoofdstuk II).

Voor de indeling van de technische voorzieningen in dit besluit is de indeling aangehouden die is opgenomen in artikel 435, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Genoemde indeling is tot stand gekomen met de Wet houdende bepalingen voor de jaarrekening van verzekeringsmaatschappijen.

In artikel 435, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek worden de technische voorzieningen onderscheiden in:

a. de voorziening voor niet-verdiende premies en lopende risico's;

b. de voorziening voor levensverzekering;

c. de voorziening voor te betalen schaden of voor te betalen uitkeringen;

d. de voorziening voor winstdeling en kortingen;

e. de egalisatievoorziening, voor zover egalisatie van winsten en verliezen bij of krachtens de wet is toegestaan;

f. de overige technische voorzieningen.

Ingevolge artikel 106 van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf is aan artikel 427 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek een derde lid toegevoegd, waardoor bovengenoemde «voorziening voor levensverzekering» in het kader van dit besluit moet worden aangemerkt als «voorziening voor natura-uitvaartverzekering».

Vanwege het karakter van de natura-uitvaartverzekering behoeven niet alle onderdelen van bovenstaand artikel van het Burgerlijk Wetboek in dit besluit te worden uitgewerkt. Door de koppeling met het Burgerlijk Wetboek wordt bereikt dat verzekeraars zoveel mogelijk met uniforme eisen worden geconfronteerd. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de bepalingen voor de jaarrekening van verzekeringsmaatschappijen uit het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn op verzekeraars met zetel buiten Nederland. De in het onderhavige besluit opgenomen voorschriften leiden er echter de facto toe dat deze verzekeraars de bovengenoemde indeling zullen volgen.

Ter zake van de positie van de Verzekeringskamer kan het volgende worden opgemerkt. Ingevolge dit besluit kan de Verzekeringskamer nadere regels stellen omtrent de mate waarin technische voorzieningen moeten worden gevormd met betrekking tot verplichtingen en kosten en over de indeling van de technische voorzieningen. Teneinde rekening te kunnen houden met specifieke omstandigheden van een verzekeraar of van een groep van verzekeraars is er tenslotte in voorzien dat de Verzekeringskamer vrijstelling of ontheffing van deze voorschriften kan verlenen.

Conform artikel 4 van de Bekendmakingswet doet de Verzekeringskamer mededeling in de Staatscourant van de algemene maatstaven die zij bij het geven van voorschriften of bij het verlenen van een vrijstelling of ontheffing hanteert.

Ingewonnen adviezen

De Verzekeringskamer heeft geen opmerkingen.

Het Verbond van Verzekeraars merkt op dat, in afwijking van het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994, geen voorziening is getroffen voor winstdeling. Indien winstdeling bij natura-uitvaartverzekering nog niet voorkomt, kan het volgens het Verbond geen kwaad dit in het besluit toch te regelen.

Bij natura-uitvaartverzekering neemt winstdeling de vorm aan van pakketverbetering of premieverlaging. Voor de in verband hiermee vereiste technische voorzieningen is in het besluit geen aparte bepaling nodig.

B. Artikelsgewijs

Artikel 1

Het eerste en het tweede lid bevatten het algemene uitgangspunt dat de technische voorzieningen voor het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf moeten worden berekend aan de hand van een voldoende voorzichtige prospectieve actuariële methode op basis van:

– de in de toekomst te ontvangen premies, alsmede

– alle toekomstige verplichtingen uit hoofde van de lopende verzekeringsovereenkomsten. Expliciet is aangegeven dat ook rekening moet worden gehouden met (contractueel vastgelegde) indexeringen. Natura-uitvaartverzekeraars worden immers geconfronteerd met stijgingen van de kosten van uitvaart. Deze behoeven niet noodzakelijkerwijs gelijke tred te houden met het algemene niveau van inflatie. Dit verschijnsel is een van de belangrijkste risico's van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf. Indien de verzekeraar toezegt dat de verzekeringsdekking gelijke tred zal houden met prijsstijgingen, zal daarvoor adequaat moeten worden gereserveerd.

Omdat ook vergrijzing een belangrijk risico voor het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf is, moet daarmee bij het berekenen van de technische voorzieningen eveneens terdege rekening worden gehouden.

Aangetekend wordt dat een voorzichtige berekening niet betekent dat de waardering plaatsvindt op basis van de meest waarschijnlijke hypothesen, maar dat een redelijke marge in acht wordt genomen voor negatieve afwijkingen in de verschillende betrokken factoren. Hierbij dient tevens rekening te worden gehouden met de methode voor de waardering van de tegenover deze voorzieningen staande activa.

Bij de berekening dient de eventuele gegarandeerde afkoopwaarde in aanmerking te worden genomen. Dit houdt in dat het bedrag van de wiskundige voorzieningen voor de desbetreffende overeenkomst te allen tijde ten minste gelijk dient te zijn aan de op dat tijdstip gegarandeerde waarde.

Ter zake van de toekomstige kosten moet rekening worden gehouden met de aard van de verbintenis, het type polis alsmede de voorziene administratieve kosten en provisies. Deze voorziening voor de kosten kan impliciet zijn, bijvoorbeeld door op de toekomstige premies een opslag voor beheerskosten in mindering te brengen. De totale (impliciete of expliciete) voorziening mag evenwel niet geringer zijn dan een voorzichtige schatting van die toekomstige kosten.

Het tweede lid geeft het algemene uitgangspunt aan dat de technische voorzieningen voor elke overeenkomst apart moeten worden berekend, maar dat het gebruik van statistische methoden is toegestaan indien deze nagenoeg dezelfde resultaten opleveren als de afzonderlijke berekeningen. De statistische elementen voor de berekening en de elementen die met de kosten overeenkomen, moeten met de nodige voorzichtigheid worden gekozen, rekening houdend met het recht dat op de overeenkomst van toepassing is, het type polis alsmede de voorziene administratieve kosten en provisies.

Via de algemene bevoegdheid van de Verzekeringskamer in artikel 2 om nadere regels te stellen omtrent de mate waarin de verplichtingen en kosten door technische voorzieningen moeten worden gedekt, is de juiste toepassing van de in het tweede en derde lid genoemde methoden gewaarborgd.

Op grond van het vierde lid kan de Verzekeringskamer ten behoeve van de berekening van de technische voorzieningen maximum rentepercentages en de daarbij in acht te nemen voorzichtigheidsmarges vaststellen. Zo kan rekening worden gehouden met het rendement van de op dat moment in portefeuille aanwezige overeenkomstige activa, verminderd met een voorzichtigheidsmarge en rekening houdend met het verwachte rendement van de toekomstige activa. De voorzichtigheidsmarge dient onder meer ter dekking van de kostenverhogingen die de in natura te leveren prestatie van de verzekeraar kan ondergaan. Zowel de voorzichtigheidsmarge als het percentage dat wordt toegepast op het verwachte rendement van de toekomstige activa wordt in dat geval door de Verzekeringskamer bepaald. Anders dan in de overeenkomstige bepaling in het op de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 gebaseerde Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994, is in dit besluit gekozen voor een «kan-bepaling». Toezichtservaringen ten aanzien van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf ontbreken thans nog. Op voorhand kan niet worden aangenomen dat de regels die voor bijvoorbeeld levensverzekeraars gelden ook de meest prudente benadering opleveren voor natura-uitvaartverzekeraars. Om die reden en omdat Europese regels – anders dan ten aanzien van levensverzekeraars – niet verplichten tot het vaststellen van maximum rentepercentages en voorzichtigheidsmarges, is voor een discretionaire bevoegdheid van de Verzekeringskamer gekozen.

Artikel 2

Deze bepaling brengt tot uitdrukking dat uiteindelijk de Verzekeringskamer bepaalt in hoeverre de verplichtingen moeten worden gedekt door technische voorzieningen. Deze bepaling vormt daarmee een belangrijke hoeksteen in het toezichtsinstrumentarium.

De nadere regels die de Verzekeringskamer op grond van dit artikel kan stellen, kunnen van algemene of van individuele aard zijn (afhankelijk van de geaccepteerde risico's of contractuele voorwaarden in de concrete omstandigheden van het geval).

Artikel 3

Deze bepaling brengt tot uitdrukking dat ten aanzien van de activa waarin de technische voorzieningen zijn belegd, rekening moet worden gehouden met de aard van de door de verzekeraar verrichte transacties, teneinde de veiligheid, het rendement en de liquiditeit van die beleggingen te waarborgen. De verzekeraar dient daarom zorg te dragen voor een adequate diversificatie en spreiding van deze beleggingen om te voorkomen dat een buitensporige afhankelijkheid van een bepaalde categorie van activa, een specifieke beleggingssector of een specifieke belegging optreedt. Van belang is ook een voorzichtige waardering van de activa, waarbij in voorkomend geval rekening moet worden gehouden met het risico dat zij eventueel niet te gelde kunnen worden gemaakt. Voor zover deze activa zijn gefinancierd met aangegane schulden dienen deze op de waarde van de activa in mindering te worden gebracht. Beleggingen die een hoog risico dragen dienen tot een voorzichtig niveau beperkt te blijven. Afgeleide instrumenten zoals opties, futures en swaps kunnen worden gebruikt voor zover zij het beleggingsrisico helpen beperken of een efficiënt portefeuillebeheer mogelijk maken. Ook daarbij geldt dat deze instrumenten op een voorzichtige grondslag moeten worden gewaardeerd en in aanmerking kunnen worden genomen bij de waardering van de onderliggende activa.

Het tweede lid brengt tot uitdrukking dat de Verzekeringskamer de toegestane categorieën van activa die dienen ter dekking van de technische voorzieningen kan vaststellen, alsmede de voorwaarden en limieten die bij de belegging in deze categorieën van activa in acht moeten worden genomen. Gekozen is voor een andere benadering dan ten aanzien van schade- en levensverzekeraars. Op basis van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 stelt de minister beleggingsregels vast. De aan die wet ten grondslag liggende EG-richtlijnen verplichten daartoe. Omdat toezichtservaringen ten aanzien van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf thans nog ontbreken en op voorhand niet kan worden aangenomen dat de regels die voor bijvoorbeeld levensverzekeraars gelden ook de meest prudente benadering opleveren voor natura-uitvaartverzekeraars, is voor een discretionaire bevoegdheid van de Verzekeringskamer gekozen.

Artikel 4

Een vordering op een herverzekeraar komt als zodanig in aanmerking als waarde ter dekking van de technische voorzieningen, indien aannemelijk is dat de herverzekeraar zijn uitkeringen zal doen aan het Nederlandse hoofd- of bijkantoor van de directe verzekeraar dan wel dat de directe verzekeraar buiten Nederland zijn uitkeringen aan verzekerden zal moeten voldoen. Dit laat echter de bevoegdheid van de Verzekeringskamer onverlet om tegen de waardering van de vordering op de herverzekeraar bezwaar te maken. De Verzekeringskamer zal een dergelijk bezwaar met name kunnen maken indien de financiële positie van de herverzekeraar daartoe aanleiding geeft of indien niet wordt voldaan aan de geldende beleggingsregels, zoals de eis tot adequate diversificatie en spreiding en congruentie.

Artikel 5

Artikel 38, derde lid, van de WTN schrijft voor dat de waarden die dienen tot dekking van de technische voorzieningen in toereikende mate moeten kunnen worden geïnd of te gelde gemaakt in de muntsoort van de staat waar, kort gezegd, de verzekerde woont. Anders dan bij levensverzekeringen het geval kan zijn, kiest een polishouder bij natura-uitvaartverzekeringen niet voor een andere muntsoort dan die van het land waar hij woont. Om deze reden is, anders dan in het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1993 (dat ter implementatie van de Europese richtlijnen nadere regels stelt met betrekking tot de congruentie van muntsoort en verzekeringsverplichtingen) , is in dit besluit slechts voorzien in de mogelijkheid voor de Verzekeringskamer de in de artikelen 38, vierde lid, en 45, vierde lid, van de WTN bedoelde vrijstelling of ontheffing te verlenen, indien de verzekeraar aannemelijk maakt dat de belangen van de verzekeringnemers of verzekerden zich daartegen niet verzetten.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Financiën.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 12 december 1995, nr. 241.

Naar boven