Besluit van 3 november 1995, houdende wijziging van het koninklijk besluit van 20 juni 1984 (Stb. 364) in verband met de inwerkingtreding van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 juni 1995, nr. DVVB/WUP-U-95552, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Defensie;

Gelet op artikel 89 van de Grondwet;

De Raad van State gehoord (advies van 29 augustus 1995, no. W13.95.0292.);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 oktober 1995, nr. DVVB/WUP-U-951152, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Defensie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >koninklijk besluit van 20 juni 1984 (Stb. 364)1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt «Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid» vervangen door: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

B

In artikel 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Na «Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966» vervalt de staatsbladaanduiding.

2. Het woord «verzoek» wordt vervangen door: aanvraag.

3. De zinsnede «als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder a, van laatstgenoemde wet» wordt vervangen door: , bedoeld in de artikelen 33 tot en met 36 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en de artikelen 20 en 22 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,.

C

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

Bij teruggaaf van motorrijtuigenbelasting als bedoeld in de artikelen 18 en 20 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 aan degene aan wie op grond van artikel 2 of 3 compensatie van de door hem verschuldigde motorrijtuigenbelasting is verleend, valt het terug te geven bedrag toe aan het Rijk.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 1995.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 3 november 1995

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Staatssecretaris van Defensie,

J. C. Gmelich Meijling

Uitgegeven de drieëntwintigste november 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Bij de wet van 23 februari 1983 (Stb. 94) is de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 in die zin gewijzigd dat met ingang van 1 april 1983 de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting wegens invaliditeit voor personen beneden de 65 jaar is komen te vervallen. De personen uit deze leeftijdsgroep die op 31 maart 1983 in het genot waren van een pensioen of uitkering ingevolge een van de wetten of regelingen voor oorlogsgetroffenen ontvangen sindsdien ingevolge het besluit van 20 juni 1984 (Stb. 364) een compensatie voor de verschuldigde motorrijtuigenbelasting.

Bij de wet van 16 december 1993 is de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 vastgesteld, die de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 zal gaan vervangen. In het besluit van 20 juni 1984 wordt wat betreft de naheffing, teruggaaf respectievelijk verrekening van de motorrijtuigenbelasting naar de desbetreffende artikelen uit de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 verwezen. Nu deze wet door de nieuwe Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt vervangen, zal het besluit van 20 juni 1984 op deze punten moeten worden geactualiseerd. De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 kent ten aanzien van motorrijtuigen met een maximaal toegestane massa van 3500 kg niet meer de mogelijkheid van verrekening van de verschuldigde motorrijtuigenbelasting. Deze mogelijkheid vervalt derhalve ook in dit besluit. Artikel I, onder B en C, van het onderhavige besluit strekken ertoe de noodzakelijke technische wijzigingen in het besluit van 20 juni 1984 aan te brengen. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in artikel 1 de nieuwe aanduiding van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in te voeren en de aanduiding van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SoZaW) uit dit artikel te verwijderen, omdat deze minister sinds 1 juli 1984 niet meer bij de toepassing en uitvoering van het besluit betrokken is. In het oorspronkelijke artikel 2 was bepaald dat een vergoeding kon worden verleend aan een persoon die in het genot was van een uitkering ingevolge de Rijksgroepsregeling Oorlogsslachtoffers 1940–1945. Deze op de Algemene Bijstandswet steunende regeling viel onder de verantwoordelijkheid van de Minister van SoZaW. Op 1 juli 1984 is de Rijksgroepsregeling Oorlogsslachtoffers 1940–1945 echter vervangen door de onder de verantwoordelijkheid van de toenmalige Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur vallende Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945.

Gelet op de samenhang met de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 is de inwerkingtredingsdatum van het onderhavige besluit gekoppeld aan de inwerkingtredingsdatum van die wet.

Uit het vorenstaande volgt dat het besluit geen financiële consequenties met zich brengt.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Staatssecretaris van Defensie,

J. C. Gmelich Meijling


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 februari 1991, Stb. 91.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 12 december 1995, nr. 241.

Naar boven