Besluit van 20 oktober 1995, houdende vaststelling van het Pachtnormenbesluit 1995

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 14 juli 1995, no. J 9510978, Directie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 3 en 87 van de Pachtwet;

Gehoord het Landbouwschap en de Commissie van Advies voor het Grond- en Pachtprijspeil;

De Raad van State gehoord (advies van 22 september 1995);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 18 oktober 1995, no. J 9514165, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. In dit besluit wordt onder de vrije verkeerswaarde verstaan de waarde van land in onverpachte staat die overeenstemt met de prijs bij voortgezet agrarisch gebruik, en die tot stand komt als redelijk handelende partijen op de markt tot koop en verkoop besluiten over te gaan.

  • 2. Voor de toepassing van dit besluit worden voor het bepalen van de vrije verkeerswaarde de pachtersinvesteringen buiten beschouwing gelaten.

Artikel 2

  • 1. De tussen partijen vastgestelde pachtprijzen per ha per jaar voor land zonder woningen of andere opstallen worden verhoogd met 15% met een maximum van f 85,– per ha per jaar, met dien verstande dat de pachtprijs niet meer bedraagt dan:

    a. 2% van de vrije verkeerswaarde of

    b. de in bijlage I van dit besluit vermelde norm per regio, onderscheiden naar grasland, bouwland en fruitteeltgrond enerzijds en tuinland anderzijds, bedoeld in de tabellen 1 en 2 van genoemde bijlage, indien deze norm lager is dan 2 % van de vrije verkeerswaarde.

  • 2. Indien de tussen partijen geldende pachtprijs voor land zonder woningen of andere opstallen hoger is dan:

    a. 2 % van de vrije verkeerswaarde of

    b. de in bijlage I van dit besluit vermelde norm per regio, onderscheiden naar bouwland, grasland en fruitteeltgrond enerzijds en tuinland anderzijds, bedoeld in de tabellen 1 en 2 van genoemde bijlage, wordt de pachtprijs verlaagd met 15 % met een maximum van f 85,– per ha per jaar, met dien verstande dat de pachtprijs niet lager kan zijn dan:

    1°. 2 % van de vrije verkeerswaarde of

    2°. de in bijlage I van dit besluit vermelde norm per regio, onderscheiden naar bouwland, grasland en fruitteeltgrond enerzijds en tuinland anderzijds, bedoeld in de tabellen 1 en 2 van genoemde bijlage, indien deze norm lager is dan 2 % van de vrije verkeerswaarde.

  • 3. Indien de pachtprijs, bedoeld in het eerste lid, niet van rechtswege wordt herzien ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Pachtwet, stelt de grondkamer de hoogst toelaatbare pachtprijs voor land zonder woningen of andere opstallen vast door de hoogst toelaatbare pachtprijs, zoals die berekend zou kunnen worden overeenkomstig de normen die golden op het moment voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, te verhogen met 15%, met een maximum van f 85,– per ha per jaar, met dien verstande dat de hoogst toelaatbare pachtprijs niet meer bedraagt dan:

    a. 2% van de vrije verkeerswaarde van dat land of

    b. de in bijlage I van dit besluit vermelde norm per regio, onderscheiden naar bouwland, grasland en fruitteeltgrond enerzijds en tuinland anderzijds, bedoeld in de tabellen 1 en 2 van genoemde bijlage, indien deze norm lager is dan 2 % van de vrije verkeerswaarde.

  • 4. Indien de pachtprijs, bedoeld in het tweede lid, niet van rechtswege wordt herzien ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Pachtwet, en de pachtprijs is hoger dan:

    a. 2 % van de vrije verkeerswaarde of

    b. de in bijlage I van dit besluit vermelde norm per regio, onderscheiden naar bouwland, grasland en fruitteeltgrond enerzijds en tuinland anderzijds, bedoeld in de tabellen 1 en 2 van genoemde bijlage, stelt de grondkamer de hoogst toelaatbare pachtprijs voor land zonder woningen of andere opstallen vast door de pachtprijs te verlagen met 15 % met een maximum van f 85,– per ha per jaar, met dien verstande dat de pachtprijs niet lager kan zijn dan:

    1°. 2 % van de vrije verkeerswaarde of

    2°. de in bijlage I van dit besluit vermelde norm per regio, onderscheiden naar bouwland, grasland en fruitteeltgrond enerzijds en tuinland anderzijds, bedoeld in de tabellen 1 en 2 van genoemde bijlage, indien deze norm lager is dan 2% van de vrije verkeerswaarde.

Artikel 3

  • 1. De tussen partijen geldende pachtprijzen voor bedrijfsgebouwen van akkerbouw- en veeteeltbedrijven en gemengde bedrijven worden met 16.5% verhoogd.

  • 2. Indien de pachtprijs, bedoeld in het eerste lid, niet van rechtswege wordt herzien ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Pachtwet, stelt de grondkamer de hoogst toelaatbare pachtprijs vast met inachtneming van het derde tot en met veertiende lid.

  • 3. De grondslag voor de vaststelling van de hoogst toelaatbare pachtprijs voor de bedrijfsgebouwen van akkerbouw- en veeteeltbedrijven en gemengde bedrijven bestaat uit de in de onderstaande tabel vermelde bedragen, welke aangeven de maximale pachtwaarde in guldens per ha per jaar al naar gelang van bedrijfstype, bedrijfsgrootte en doelmatigheid van de gebouwen. Hierbij is het lagere bedrag van de volgende grootteklasse alleen van toepassing voor de oppervlakte waarmee de voorgaande grootteklasse wordt overtroffen.

  • 4. De hoogst toelaatbare pachtprijs voor bedrijfsgebouwen van bedrijven van 45 ha en groter wordt vastgesteld op basis van een redelijke vergoeding met betrekking tot de gebruikswaarde doch tenminste op het bedrag dat volgens onderstaande tabel voor bedrijfsgebouwen tot 45 ha wordt verkregen.

    Aard vanGrootte klasseDoelmatigheid
    het bedrijfin hazeer goedvoldoendeslecht
    Veeteelt en gemengde bedrijventot 1562534095
     15–2553029575
     25–3546525570
     35–4538523570
         
    Akkerbouwbedrijventot 1552530580
     15–2548027075
     25–3542024070
     35–4535518070
  • 5. De in bovenstaande tabel vermelde maxima voor iedere doelmatigheidsklasse zijn van toepassing voor bedrijfsgebouwen van de hoogste doelmatigheid in die klasse.

  • 6. Bij de toepassing van de normen voor bedrijfsgebouwen wordt rekening gehouden met de totale oppervlakte land voor de exploitatie waarvan de bedrijfsgebouwen naar redelijke verwachting zullen dienen.

  • 7. In afwijking van het derde, vierde en vijfde lid wordt voor het geval door de verpachter of de toekomstige verpachter nieuwe bedrijfsgebouwen of glasopstanden worden gebouwd, over de vorm en inrichting waarvan, hetzij voor het ingaan, hetzij tijdens de geldigheidsduur van de pachtovereenkomst, schriftelijke overeenstemming met de pachter of de toekomstige pachter is bereikt, de hoogst toelaatbare pachtprijs voor deze bedrijfsgebouwen en glasopstanden voor de bij die schriftelijke overeenstemming overeengekomen duur vastgesteld naar de jaarlijkse afschrijving op grondslag van de vervangingswaarde alsmede naar de rente van het geïnvesteerde kapitaal en de eigenaarslasten. Deze vaststelling van de hoogst toelaatbare pachtprijs blijft van toepassing, ook indien wijziging optreedt in de persoon van de verpachter of van de pachter.

  • 8. Met het bouwen van nieuwe bedrijfsgebouwen wordt gelijkgesteld een zodanig ingrijpende verbouwing van bestaande gebouwen, dat deze gelijkwaardig zijn aan nieuwe gebouwen.

  • 9. Voor het geval door de verpachter of de toekomstige verpachter aan de bedrijfsopstallen verbeteringen of bijzondere voorzieningen worden aangebracht, waaromtrent hetzij voor het ingaan, hetzij tijdens de geldigheidsduur van de pachtovereenkomst schriftelijke overeenstemming met de pachter of de toekomstige pachter is bereikt, kent de grondkamer voor de bij die schriftelijke overeenstemming overeengekomen duur een toeslag toe, vastgesteld naar de jaarlijkse afschrijving op grondslag van de vervangingswaarde, alsmede naar de rente van het geïnvesteerde kapitaal en de daaruit voortvloeiende verhoging van de eigenaarslasten. Deze toeslag blijft van toepassing, ook indien wijziging optreedt in de persoon van de verpachter of de pachter.

  • 10. Indien de exploitatie van de bedrijfsgebouwen niet geschiedt in direct verband met de oppervlakte grond, is de hoogst toelaatbare pachtprijs een redelijke vergoeding met betrekking tot de gebruikswaarde.

  • 11. Indien de bedrijfsgebouwen bijzonder doelmatig zijn ingericht, is de grondkamer bevoegd voor de vaststelling van de hoogst toelaatbare pachtprijs een toeslag toe te kennen.

  • 12. De hoogst toelaatbare pachtprijs voor de glasopstanden wordt vastgesteld naar de jaarlijkse afschrijving en rente op grondslag van de vervangingswaarde rekening houdende met de gebruikswaarde.

  • 13. De hoogst toelaatbare pachtprijs voor de overige opstallen is een redelijke vergoeding met betrekking tot de gebruikswaarde.

  • 14. De grondkamer houdt bij de vaststelling van de hoogst toelaatbare pachtprijs rekening met de staat van onderhoud van de bedrijfsgebouwen.

Artikel 4

  • 1. Indien partijen voor de eerste maal een pachtovereenkomst sluiten met betrekking tot land zonder woningen of andere opstallen, bedraagt de hoogst toelaatbare pachtprijs 2 % van de vrije verkeerswaarde van dat land met dien verstande dat de pachtprijs niet meer bedraagt dan de in bijlage I van dit besluit vermelde norm per regio, onderscheiden naar bouwland, grasland en fruitteeltgrond enerzijds en tuinland anderzijds, bedoeld in de tabellen 1 en 2 van genoemde bijlage.

  • 2. Onder een partij als bedoeld in het eerste lid, wordt mede verstaan de echtgenoot, de bloed- en aanverwanten in de rechte lijn en de pleegkinderen van die partij.

Artikel 5

  • 1. Voor land zonder woningen of andere opstallen en voor bedrijfsgebouwen van akkerbouw- en veeteeltbedrijven en gemengde bedrijven is de hoogst toelaatbare pachtprijs:

    a. die welke voortvloeit uit de toepassing van artikel 2, derde en vierde lid, onderscheidenlijk artikel 3, tweede lid, dan wel

    b. die welke tot stand komt in die gevallen waarin door de grondkamers de hoogst toelaatbare pachtprijs, zoals die berekend zou kunnen worden overeenkomstig de normen die golden op het moment voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit is vastgesteld en waarbij de verhoging overeenkomstig artikel 2, eerste en tweede lid, onderscheidenlijk artikel 3, eerste lid, tot stand is gekomen.

  • 2. Voor zover de grondkamers krachtens artikel 4 van de Pachtwet nadere regelen stellen, kunnen zij indien bijzondere omstandigheden daartoe nopen, voor door haar aan te wijzen delen van haar rechtsgebied, afwijken van de in de artikelen 2, 5 en 7 bedoelde bedragen.

Artikel 6

De hoogst toelaatbare pachtprijs voor een tot een boerderij of tuinderij behorende woning of woongedeelte en voor een tot de boerderij of tuinderij behorende arbeiders- of dienstwoning wordt vastgesteld aan de hand van het puntenstelsel voor agrarische bedrijfswoningen als opgenomen in bijlage II, waarbij per punt een bedrag van f 5,– per maand wordt berekend.

Artikel 7

  • 1. De hoogst toelaatbare pachtprijs voor een boomgaard is die welke voortvloeit uit de toepassing van artikel 2 dan wel artikel 4, vermeerderd met een bedrag voor de boomopstand, berekend overeenkomstig het tweede tot en met vierde lid.

  • 2. Voor een boomopstand, aangelegd en opgekweekt door de pachter, is het in het eerste lid bedoelde bedrag nihil.

  • 3. Voor een boomopstand van zeer goede kwaliteit, in volle produktie, aangelegd en opgekweekt door de verpachter, is het in het eerste lid bedoelde bedrag f 1500,– per hectare per jaar.

  • 4. Voor de overige boomopstanden geldt een bedrag, dat in redelijke verhouding staat tot het bedrag, genoemd in het derde lid.

Artikel 8

Indien de pachter ingevolge artikel 116, onderdeel b, van de Waterschapswet geen pachtersomslag is verschuldigd, kan de pachtprijs met maximaal 50% van de waterschapslasten zoals die in het betrokken jaar zijn vastgesteld, worden vermeerderd.

Artikel 9

  • 1. Indien op het verpachte land een ruilverkavelingsrente dan wel een landinrichtingsrente rust, kan door de verpachter 50% van de ruilverkavelingsrente dan wel landinrichtingsrente aan de pachter doorberekend worden met een maximum van f 50,– per ha per jaar.

  • 2. Indien de geldelijke lasten welke de verpachter door publiekrechtelijke lichamen zijn opgelegd, worden verhoogd in verband met door deze lichamen uit te voeren onderhoudswerkzaamheden, welke vóórdien ten laste kwamen van de pachter, kan de verpachter ten hoogste het bedrag van de aan die werkzaamheden verbonden kosten aan de pachter doorberekenen.

Artikel 10

De grondkamer gebruikt bij de vaststelling van de hoogst toelaatbare pachtprijs een formulier, waarvan het model door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij wordt vastgesteld.

Artikel 11

Het Pachtnormenbesluit 1977 wordt ingetrokken.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking met ingang van 31 oktober 1995.

Artikel 13

Dit besluit kan worden aangehaald als: Pachtnormenbesluit 1995.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 20 oktober 1995

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de zevenentwintigste oktober 1995

De Minister van Justitie a.i.,

H. F. Dijkstal

NOTA VAN TOELICHTING

§ 1. Inleiding

Het Kabinetsstandpunt naar aanleiding van het Rapport Heroverweging Pachtwetgeving (Kamerstukken II, 1990/91, 16 625, nr. 131) geeft aan dat een meer marktconforme benadering van de pacht noodzakelijk is om het instituut pacht voor de landbouw behouden te laten blijven.

Eén van de maatregelen om dit te bewerkstelligen is een gefaseerde verhoging van de pachtnormen zodat op termijn een netto rendement voor de verpachter van 2% van de vrije verkeerswaarde, exclusief eigenaarslasten, van onverpachte grond bereikt wordt.

De eerste stap om 2% netto rendement te bereiken is in 1992 gezet bij wijziging van het Pachtnormenbesluit 1977 (Stb. 1992, 542).

Ter uitvoering van de motie Huys en Van Noord (Kamerstukken II, 1991/92, 22 300 XIV, nr. 19) is bij die wijziging gekozen voor een landelijke indeling van de pachtnormen naar grondsoorten alsmede voor het bepalen van de individuele hoogst toelaatbare pachtprijs op basis van het voortbrengend vermogen van de grond. In verband met die motie is afgezien van een regionale indeling en een toepassing van de 2% netto-rendementssystematiek per object. Het gevolg hiervan was dat 2% netto rendement uitgangspunt was voor de berekening van de landelijke pachtnorm per grondsoort en niet voor de individuele hoogst toelaatbare pachtprijs per object.

Naar aanleiding van de motie Reitsma/Huys (Kamerstukken II, 1993/94, 23 400 XIV, nr. 5) is de bedoelde wijziging van het Pachtnormenbesluit 1977 geëvalueerd. Het resultaat van deze evaluatie is de Voorzitter van de Tweede Kamer bij brief van 10 maart 1994 toegezonden.

Als gevolg van deze evaluatie is de sierteelttoeslag afgeschaft bij wijziging van het Pachtnormenbesluit 1977 van 15 oktober 1994 (Stb. 1994, 709) omdat door de evaluatie duidelijk werd dat de hoogte van de sierteelttoeslag aanmerkelijk was gestegen als gevolg van de verhoogde basispachtwaarde.

Voorts heeft de voormalige Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de Commissie van advies voor het grond- en pachtprijspeil (verder te noemen: de Commissie) naar aanleiding van deze evaluatie verzocht een advies te geven over regionalisering van de pachtnormen in het kader van de verdere invulling van de 2% netto-rendementssystematiek.

De Commissie heeft op basis van een analyse van een aantal varianten in november 1994 een unaniem advies uitgebracht.

De Commissie adviseert de pachtprijs voor landbouwgrond op basis van 2% van de vrije verkeerswaarde van het betreffende object te bepalen, uitgaande van voortgezet agrarisch gebruik.

Voorts adviseert de Commissie dat, om te komen tot 2% netto rendement van het betreffende object, sommige eigenaarslasten kunnen worden doorberekend. Dit betreft, zoals ook besproken is in het Algemeen Overleg met de vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op 14 september 1994 (Kamerstukken II, 1994/95, 23 900 XIV, nr. 6), 50% van de waterschapslasten voor zover door de waterschappen geen pachtersomslag is geheven.

Ook stelt de Commissie voor om ten hoogste 50% van de ruilverkavelingsrente dan wel van de landinrichtingsrente met een maximum van f 50,– per hectare aan de pachter door te berekenen. Tevens dienen de door publiekrechtelijke lichamen opgelegde lasten in verband met onderhoudswerkzaamheden doorberekend te kunnen worden.

In het kader van een nieuwe systematiek waarbij de maximale pachtprijs per object op basis van 2% van de vrije verkeerswaarde wordt toegepast, acht de Commissie onderscheid naar grondsoorten en onderscheid naar gras- en bouwland enerzijds en tuinland inclusief fruitteeltgrond anderzijds niet meer nodig. Ook aftrekposten en toeslagen (met uitzondering van de toeslag voor een boomgaard) kunnen volgens de Commissie afgeschaft worden.

Ten aanzien van tuinland stelt de Commissie dat de pachtnormen voor tuinland (exclusief fruitteeltgrond) op het huidige niveau gehandhaafd dienen te blijven.

De Commissie adviseert voorts om regionale pachtnormen vast te stellen om extreem hoge pachtprijzen te voorkomen. Dit kan, aldus de Commissie, omdat regionaal gezien er een duidelijke samenhang bestaat tussen de bedrijfsuitkomsten in de agrarische sector en de vrije verkeerswaarde van landbouwgrond.

De Commissie adviseert de regio's in te delen op basis van de landbouwgebiedsindeling 1991, de zogenaamde CBS-14 indeling (CBS, 1993, Landbouwgebiedsindeling 1991).

De Commissie stelt dat de 2% netto rendement voor de verpachter in het jaar 2001 bereikt dient te zijn en adviseert om de verhoging 15% te laten bedragen met een maximum van f 85,– per hectare. De Commissie kiest voor een verhoging van 15% om te voorkomen dat de verhogingen bij de komende wijzigingen van het onderhavige Pachtnormenbesluit te groot zullen zijn.

De verhoging zou naar het oordeel van de Commissie moeten gelden ten opzichte van de hoogst toelaatbare pachtprijs, zoals die gold vanaf 15 oktober 1994, de datum van inwerkingtreding van de laatste wijziging van het Pachtnormenbesluit 1977.

Tot slot adviseert de Commissie om ten behoeve van een goede uitvoering door partijen de prijs van de vrije verkeerswaarde van het betreffende object op een formulier te laten vermelden en dit als bijlage bij het pachtcontract te voegen.

De Commissie heeft ongevraagd een unaniem advies uitgebracht betreffende de systematiek ter bepaling van de pachtprijzen voor agrarische bedrijfswoningen. De Commissie heeft een nieuwe systematiek ontwikkeld om op basis van een geobjectiveerde methode de hoogst toelaatbare pachtprijs vast te stellen. De nieuwe systematiek betreft een puntenstelsel dat vergelijkbaar is met het puntenstelsel dat de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (verder te noemen: VROM puntenstelsel) hanteert voor de vaststelling van de huurprijs voor woningen, maar houdt rekening met de bijzondere omstandigheden van agrarische woningen.

De Commissie vindt het van belang om de verhoging van de pachtprijzen voor woningen geleidelijk aan te laten plaatsvinden. Omdat het pachten van een agrarische woning vaak onvermijdelijk samenhangt met het pachten van land, is de Commissie van mening dat het maximum bedrag dat bij het VROM puntenstelsel gehanteerd wordt, te hoog is om ook bij het agrarisch puntenstelsel te worden toegepast. De Commissie adviseert om in een aantal stappen in het jaar 2004 te komen tot het uiteindelijk gewenste bedrag per punt, zijnde het bedrag dat in het VROM puntenstelsel wordt gehanteerd minus f 0.75,–.

Het advies van de Commissie van november 1994 is richtinggevend geweest voor het onderhavige Pachtnormenbesluit.

§ 2. Adviezen

Het ontwerp-Pachtnormenbesluit 1995 is in maart 1995 voor advies naar het Landbouwschap en de Commissie van advies voor het grond- en pachtprijspeil gezonden.

a. Advies Commissie van advies voor het grond- en pachtprijspeil

De Commissie geeft een unaniem advies.

De Commissie adviseert positief over de wijze waarop invulling is gegeven aan de 2% netto rendementssystematiek.

De Commissie kan instemmen met de invoering van de 2% netto rendementssystematiek voor tuinland, mits in die gevallen waarbij van een verlaging van de pachtprijs sprake zal zijn, de verlaging gefaseerd zal geschieden met een maximale verlaging van f 85,– per ha per jaar. Dit advies is overgenomen.

De Commissie adviseert om, overeenkomstig haar advies van november 1994, voor nieuwe pachtovereenkomsten direkt een pachtprijs van 2% van de vrije verkeerswaarde, exclusief eigenaarslasten toe te passen.

Ook dit advies is overgenomen.

De Commissie is het eens met de wijze waarop de bepaling van de pachtprijs voor agrarische woningen geregeld is in artikel 6.

b. Advies Landbouwschap

Het Landbouwschap kan zich vinden in de systematiek van het onderhavige besluit voor wat betreft de regionalisering van de pachtprijzen en een toepassing van de 2% netto-rendementssystematiek per object.

Het Landbouwschap vindt de voorgestelde stijging van 15% met een maximum van f 85,– fors, maar, gezien in het licht van de doelstelling om in het jaar 2001 een 2% netto rendement te bereiken, te billijken. Het Landbouwschap wenst te benadrukken dat in de resterende stappen een hogere stijging dan 15% niet aanvaardbaar is.

Het Landbouwschap adviseert, evenals de Commissie, in die gevallen waar een pachtprijsverlaging aan de orde is, een gefaseerde verlaging in te voeren.

Het Landbouwschap kan instemmen met het voorgestane puntensysteem dat afgeleid is van het VROM puntensysteem, voor de pachtprijsvaststelling van agrarische woningen. Het Landbouwschap is van mening dat gefaseerd naar een voor de landbouw gecorrigeerd bedrag per punt toegegroeid moet worden. De fasering, zoals vastgelegd in het advies van de Commissie dd november 1994, wordt onderschreven.

Het Landbouwschap kan zich niet vinden in de verhoging van 16.5 % voor bedrijfsgebouwen en stelt dat deze verhoging in geen enkele verhouding staat tot de gebruikswaarde van die gebouwen. Op basis van de gestegen eigenaarslasten komt het Landbouwschap tot een maximaal aanvaardbare verhoging van 8%, zeker gezien het feit dat de Commissie momenteel werkt aan een nieuw, op de landbouwsituatie toegesneden systeem.

Dit advies wordt niet overgenomen. In afwachting van de afronding van de ontwikkeling van een nieuw pachtstelsel voor agrarische bedrijfsgebouwen door de Commissie, blijft de oude systematiek – aansluiten bij de stijging van de huur voor gebouwen, zoals vastgesteld in de Huurwet (Stb. 1994, 567) – gehandhaafd en is de verhoging van 16.5 % doorgevoerd.

Ten aanzien van de hoogst toelaatbare pachtprijs voor nieuw gebouwde bedrijfsgebouwen, adviseert het Landbouwschap om een maximale duur, gekoppeld aan de economische levensduur van de gebouwen, te introduceren, omdat de op basis van artikel 3, zevende lid, vastgestelde pachtprijzen bij het voortschrijden van de tijd in geen enkele verhouding meer tot de gebruikswaarde staan. Het feit dat de partijen onderling prijs en duur kunnen overeenkomen is volgens het Landbouwschap niet afdoende, omdat niet altijd van gelijkwaardige contractpartners kan worden gesproken.

Het systeem, zoals dat in het onderhavige Pachtnormenbesluit is vastgelegd, is gelijk aan het systeem zoals dat gold onder het regime van het Pachtnormenbesluit 1977.

Partijen komen ten aanzien van nieuw gebouwde bedrijfsgebouwen schriftelijk overeen, ook ten aanzien van de duur. Deze overeenkomst is onderhevig aan toetsing door de grondkamers. Deze toetsing van de verschillende onderdelen van de pachtprijsberekening ingevolge artikel 3, zevende lid, leidt in het algemeen in de praktijk tot pachtprijzen voor die nieuw gebouwde bedrijfsgebouwen die in overeenstemming zijn met de feitelijke hoedanigheid en gebruikswaarde. Deze toetsing biedt dan ook voldoende waarborg tegen de door het Landbouwschap bedoelde onevenwichtigheid. Ik zie dan ook geen aanleiding het advies van het Landbouwschap te volgen.

§ 3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel wordt ten behoeve van dit besluit de definitie gegeven van de vrije verkeerswaarde. Het betreft de waarde van de grond in onverpachte staat. De gebruiksmogelijkheden van de grond en de externe produktieomstandigheden zijn in deze waarde verdisconteerd. Het toepassen per object van een aftrek voor externe produktieomstandigheden, zoals geschiedde ingevolge het Pachtnormenbesluit 1977 is derhalve niet meer opportuun.

Het tweede lid bepaalt dat de pachtersinvesteringen buiten beschouwing worden gelaten bij het bepalen van de vrije verkeerswaarde. Immers, pachtersinvesteringen zoals drainage en cultuurtechnische maatregelen verhogen de verkeerswaarde van de grond. Indien als gevolg van de verhoging van de verkeerswaarde de hoogst toelaatbare pachtprijs ook omhoog zou gaan, zou de pachter de investeringen twee maal betalen.

Artikel 2

Als gevolg van de inwerkingtreding van artikel 19 van het wetsvoorstel tot wijziging van de Pachtwet, (Kamerstukken I, 1994/95, 22 705, nr. 99) is sprake van rechtstreekse doorwerking van een wijziging of vernieuwing van het Pachtnormenbesluit in de pachtprijzen van reeds bestaande pachtovereenkomsten. Dit betekent dat van rechtswege nieuwe pachtprijzen zullen gelden zodat partijen zich in beginsel niet meer tot de grondkamers hoeven te wenden.

In het eerste lid van artikel 2, is bepaald dat alle pachtprijzen voor land zonder woningen of andere opstallen zoals die tussen partijen zijn vastgesteld, van rechtswege met 15% worden verhoogd met een maximum van f 85,–. Dit geldt voor alle situaties, zowel die waarin reeds de hoogst toelaatbare pachtprijs ingevolge het Pachtnormenbesluit 1977 wordt betaald, als ook voor de pachtprijzen die nog niet op het niveau van de hoogst toelaatbare pachtprijzen zijn vastgesteld.

Het maximum van f 85,– komt ongeveer overeen met de stijging van 15 % van de gemiddelde pachtprijzen van rivierklei, zandgrond, dalgrond en veengrond. Door een maximum van f 85,– per hectare vast te stellen, wordt de stijging van de pachtprijzen in de gebieden met hogere prijzen enigszins afgetopt.

Naast de verhoging van 15% met een maximum van f 85,– per hectare per jaar, kunnen een deel van de waterschapslasten en een deel van de landinrichtingsrente (artikelen 8 en 9, eerste lid) doorberekend worden, alsmede de publiekrechtelijke lasten, bedoeld in artikel 9, tweede lid van het onderhavige besluit.

Deze bepaling geeft criteria waardoor te hoge pachtprijzen worden voorkomen.

In de eerste plaats geldt dat, indien de pachtprijs door de verhoging van 15% meer zou gaan bedragen dan 2% van de vrije verkeerswaarde, de hoogst toelaatbare pachtprijs nooit meer kan zijn dan deze 2% van de waarde van dat betreffende land.

In de tweede plaats is een regionaal bepaald maximum ingesteld, de regionale pachtnorm. Deze geeft de hoogst toelaatbare pachtprijs voor de desbetreffende regio weer. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen grasland, bouwland en fruitteeltgrond enerzijds en tuinland anderzijds. Indien 2% van de vrije verkeerswaarde meer is dan de regionale norm, dan geldt de regionale norm.

Het tweede lid van artikel 2 regelt die gevallen waarin sprake is van een hoogst toelaatbare pachtprijs die verlaagd wordt. Dit geldt voor gevallen waarbij 2% van de vrije verkeerswaarde voor het betreffende object is overschreden. Met name in het noorden van het land kan zich dit voor doen.

Indien sprake is van een verlaging, geschiedt de verlaging gefaseerd. Dat wil zeggen dat op grond van het onderhavige besluit sprake is van een maximale verlaging van 15% – met een maximum van f 85,– per ha per jaar – , mits de pachtprijs niet lager wordt dan 2 % van de vrije verkeerswaarde of de regionale norm die van toepassing is op het betreffende pachtobject, indien deze norm lager is dan 2% van de vrije verkeerswaarde.

Ook deze verlaging geschiedt van rechtswege.

Het derde lid regelt de wijze waarop de grondkamers de hoogst toelaatbare pachtprijs vaststellen voor die gevallen waarin één der partijen de grondkamers verzoekt de hoogst toelaatbare pachtprijs vast te stellen. In die gevallen wordt, om te voorkomen dat het traject tot het bereiken van een 2% netto rendement voor de verpachter relatief te lang duurt, door de grondkamers de hoogst toelaatbare pachtprijs als volgt vastgesteld. De grondkamers gaan uit van de hoogst toelaatbare pachtprijs zoals die gegolden zou hebben op het moment vóór inwerkingtreding van dit besluit, te verhogen met 15% met een maximum van f 85,– per hectare per jaar.

Ook hier geldt dat de verhoging van 15% alleen toegepast kan worden indien geen overschrijding plaatsvindt van 2 % van de vrije verkeerswaarde en de regionale pachtnorm.

Voor de duidelijkheid zij vermeld dat, indien in de hoogst toelaatbare pachtprijs toeslagen verdisconteerd zijn die bij het onderhavige besluit zijn afgeschaft, de pachtprijs inclusief de afgeschafte toeslagen geldt als referentiepunt voor de wijziging.

De in bijlage I genoemde regio's zijn ingedeeld op basis van de landbouwgebiedsindeling 1991, de zogenaamde CBS-14 indeling (CBS, 1993, Landbouwgebiedsindeling 1991). Voor bouwland, grasland en fruitteeltgrond wordt deze indeling gehanteerd met een nadere onderverdeling van 5 regio's. Deze indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek is gebaseerd op landbouw- structurele kenmerken van de onderscheiden regio's. De regio's zijn opgebouwd uit gemeenten. Als grondgebied van de gemeenten wordt aangemerkt het grondgebied, zoals dat is begrensd op 1 januari 1995.

De regionale normen zijn samengesteld op basis van door de Dienst Landinrichting en Beheer Landbouwgronden verzamelde gegevens over de vrije verkoopwaarde van landbouwgronden in de onderscheiden regio's. Hierbij wordt uitsluitend uitgegaan van transacties van percelen groter dan 0.5 hectare, waarbij de koper agrariër is.

Met betrekking tot de regionale norm is voorts uitgegaan van de 80% grens. Dat wil zeggen dat 20% van de verhandelde oppervlakte met de hoogste grondprijzen buiten beschouwing is gelaten. Daarmee worden extreme grondprijzen niet bij de bepaling van de regionale pachtnorm betrokken. De regionale norm wordt bepaald door het gemiddelde van de laatste drie jaar (juli 1991 tot en met juni 1994) van de 80% grondprijs te berekenen en daar 2% van te nemen.

Ook voor tuinland is het 2 % systeem toegepast en geldt een indeling in regio's. Omdat de grondprijzen voor tuinland, als gevolg van een hoger rendement per hectare, veel hoger liggen dan voor de andere categorieën, zijn er aparte regionale normen voor tuinland. Gegeven de verschillen in verkoopprijzen, is gekozen voor drie regio's, die gevormd worden door de regio's die gelden voor grasland, bouwland en fruitteeltgrond te clusteren tot 3 grotere regio's.

De regionale norm voor tuinland wordt op dezelfde wijze berekend als de norm voor grasland, bouwland en fruitteeltgrond, met dat verschil dat voor tuinland transacties van percelen, die kleiner zijn dan 0.25 hectare buiten beschouwing blijven.

De onderhavige verhoging van de pachtnormen zal leiden tot extra inkomsten voor de rijksoverheid. De extra inkomsten worden geraamd op 5.2 miljoen gulden in 1996, oplopend tot 7.4 miljoen gulden in het jaar 2001.

Artikel 3

Het eerste lid bepaalt dat pachtprijzen van bedrijfsgebouwen zoals zijn overeengekomen en door de grondkamer zijn goedgekeurd, van rechtswege met 16.5% omhoog gaan.

Het tweede lid is van toepassing op die situatie dat één der partijen aan de grondkamers verzoekt de hoogst toelaatbare pachtprijs vast te stellen. De vaststelling door de grondkamers geschiedt met inachtneming van het derde tot en met veertiende lid.

Voor het berekenen van de stijging van 16.5% is aangesloten bij de stijgingen van de huur voor gebouwen, zoals vastgesteld in de Huurwet (Stb. 1994, 567). Het Pachtnormenbesluit 1977 is op dit punt voor het laatst gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1992. Dat betekent dat de stijgingen van de huur voor gebouwen over 1993, 1994, 1995 meegenomen moet worden, hetgeen neerkomt op een stijging van 16.5%.

Het vijfde lid is van toepassing op die situaties waar de doelmatigheid van de gebouwen steeds slechter wordt. In die gevallen dient een andere doelmatigheidsklasse gehanteerd te worden. In die gevallen is de verhoging minder dan 16.5%.

Aan het artikel is een veertiende lid toegevoegd dat de bepaling van artikel 7, eerste lid, van het Pachtnormenbesluit 1977 bevat, zodat bij de vaststelling van de hoogst toelaatbare pachtprijs met de staat van onderhoud rekening gehouden kan worden.

Artikel 4

Voor nieuwe pachtovereenkomsten geldt dat direkt een pachtprijs van 2% van de vrije verkeerswaarde kan worden toegepast. Onder een nieuwe pachtovereenkomst wordt verstaan een pachtovereenkomst tussen partijen die nog niet eerder een pachtverhouding met elkaar hadden ten aanzien van een bepaald stuk land. Onder een partij wordt tevens verstaan de echtgenoot, de bloed- en aanverwanten in rechte lijn en de pleegkinderen van die partij.

Ook hier geldt dat indien 2% van de vrije verkeerswaarde meer is dan de regionale pachtnorm, de regionale norm als hoogst toelaatbare pachtprijs geldt.

Artikel 5

In het eerste lid is de omschrijving gegeven van de hoogst toelaatbare pachtprijs.

Het tweede lid geeft de grondkamers, voor zover zij krachtens artikel 4 van de Pachtwet nadere regelen stellen, de bevoegdheid af te wijken van de in de artikelen 2,5, en 7 bedoelde bedragen, indien bijzondere omstandigheden daartoe nopen. De bepaling is overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van het Pachtnormenbesluit 1977.

Artikel 6

Dit artikel bepaalt de hoogst toelaatbare pachtprijs voor een agrarische bedrijfswoning. Deze prijs wordt vastgesteld aan de hand van een puntenstelsel waarbij de kwaliteit van de woningen wordt weergegeven in punten. Het puntenstelsel bevordert een objectieve en redelijke bepaling van de pachtprijs van agrarische bedrijfswoningen, waarbij rekening gehouden is met enerzijds de pachtprijsstijging voor de pachter en anderzijds het te behalen rendement voor de verpachter.

De hoogst toelaatbare pachtprijs wordt vastgesteld door het aantal punten met een bepaald bedrag te vermenigvuldigen.

In het onderhavige besluit wordt per punt een bedrag van f 5,– per maand berekend. Dit zal neerkomen op een gemiddelde stijging van 15%. In sommige gevallen zal echter sprake kunnen zijn van een hogere stijging. Ook zullen verlagingen kunnen voorkomen. Het stelsel is in bijlage II aan dit besluit toegevoegd.

In het puntenstelsel wordt de staat van onderhoud van de bedrijfswoningen meegewogen. Een apart artikel daarvoor, zoals in het Pachtnormenbesluit 1977, artikel 7, eerste lid, is derhalve niet meer nodig.

Door de invoering van dit puntenstelsel kan nog geen sprake zijn van een van rechtswege doorwerking van de onderhavige pachtnormen voor woningen.

Artikel 7

Dit artikel bepaalt de toeslag die de verpachter in bepaalde gevallen mag berekenen aan de pachter in verband met boomopstanden en is gelijk gebleven aan het corresponderende artikel (artikel 4) in het Pachtnormenbesluit 1977.

Artikelen 8 en 9

In het Pachtnormenbesluit 1977 konden op grond van de artikelen 2a en 3 sommige eigenaarslasten worden doorberekend. Zoals hierboven gesteld, is het uitgangspunt van het onderhavige Pachtnormenbesluit een netto rendement voor de verpachter van 2% van de verkeerswaarde van onverpachte grond.

Op grond van het onderhavige Pachtnormenbesluit kan de verpachter, overeenkomstig het Pachtnormenbesluit 1977, naast de verhoging van 15% met een maximum van f 85,–, maximaal 50% van de waterschapslasten zoals in het betreffende jaar is vastgesteld aan de pachter doorberekenen. Om dubbele betaling te voorkomen kan de doorberekening alleen geschieden indien geen pachtersomslag door de waterschappen wordt geheven.

Overeenkomstig artikel 3, vijfde lid, van het Pachtnormenbesluit 1977 kan ook de landinrichtingsrente dan wel in voorkomende gevallen de ruilverkavelingsrente (in die gevallen waar de verschuldigde rente voortvloeit uit de vóór de Landinrichtingsrente geldende Ruilverkavelingswet 1954) doorberekend worden aan de pachter met een maximum van f 50,– per ha per jaar. Het door te berekenen percentage is op 50% gesteld. In dit verband zij nog opgemerkt dat, zoals te doen gebruikelijk, de landinrichtings- dan wel ruilverkavelingsrente, opgelegd wegens overbedeling, financiering van opstallen en andere factoren die uitsluitend in de vermogenssfeer van de eigenaar liggen, voor de doorberekening buiten beschouwing dienen te blijven.

Op basis van artikel 3, derde lid, van het Pachtnormenbesluit 1977 was het mogelijk bepaalde lasten door te berekenen om de lasten die door de publiekrechtelijke lichamen aan de verpachter waren opgelegd voor uit te voeren onderhoudswerkzaamheden, die voordien ten laste van de pachter kwamen, door te kunnen berekenen. Hierbij moet worden gedacht aan slootonderhoud. Ook in het onderhavige pachtnormenbesluit kunnen deze lasten doorberekend worden aan de pachter op basis van artikel 9. Het zijn lasten die samenhangen met het feitelijke gebruik van het perceel.

Bij een wijziging van de hoogte van de waterschapslasten, kan maximaal 50% hiervan doorberekend worden aan de pachter voor zover de pachtersomslag niet is geheven.

Bij een wijziging van de hoogte van de Landinrichtingsrente kan maximaal 50% hiervan doorberekend worden aan de pachter met een maximum van f 50,– per jaar.

Investeringen, gedaan door de verpachter die verdisconteerd zijn in de vrije verkeerswaarde van de grond, zullen niet meer doorberekend kunnen worden. Op grond van het Pachtnormenbesluit 1977 was een toeslag mogelijk voor die gevallen waarin de verpachter de aanleg bekostigde van drainage, ondergrondse aanvoer voor beregening, infiltratie of irrigatie en verbetering (onder-)bemaling. Deze zaken verhogen de waarde van het betreffende perceel en zijn derhalve verdisconteerd in de vrije verkeerswaarde. Om dubbeltelling te voorkomen worden bovengenoemde toeslagen in het onderhavige besluit afgeschaft en kunnen niet meer apart aan de pachter worden doorberekend.

Artikel 7, tweede lid, van het Pachtnormenbesluit 1977 waarin geregeld was dat in geval de pachtprijs vooruit betaald werd er een bepaalde aftrek toegepast kon worden, is vervallen. In de praktijk is gebleken dat onderlinge afspraken gemaakt kunnen worden omtrent een vermindering van de pachtprijs in geval van vooruitbetaling.

Artikel 10

Dit artikel is overeenkomstig artikel 8 van het Pachtnormenbesluit 1977.

Artikel 11

Gelet op de hoeveelheid wijzigingen die in het Pachtnormenbesluit 1977 aangebracht zouden moeten worden, is gekozen voor vaststelling van een nieuw besluit. Het Pachtnormenbesluit 1977 wordt ingetrokken.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

BIJLAGE 1

Tabel 1. Regionale normen in guldens per ha per jaar voor grasland, bouwland en fruitteeltgrond.

REGIO   
nr.NaamNorm in gulden
1.Bouwhoek en Hogeland, bestaande uit de gemeenten*:655
 De Marne  
 Eemsmond  
 Loppersum  
   
 het Bildt 
 Ferwerderadeel  
 Franekeradeel  
 Harlingen 
 Kollumerland  
 Leeuwarderadeel  
 Menaldumadeel 
 Dongeradeel  
   
2.Veenkoloniën en Oldambt, bestaande uit de gemeenten:525
   
 Delfzijl  
 Appingedam 
 Reiderland  
 Menterwolde  
 Scheemda  
 Winschoten 
 Slochteren  
 Haren  
   
 Bellingwedde  
 Hoogezand-Sappemeer 
 Veendam  
 Pekela  
 Stadskanaal  
 Vlagtwedde 
   
 Assen  
 Beilen  
 Norg  
 Oosterhesselen 
 Rolde  
 Sleen  
 Smilde  
 Vries  
 Westerbork 
 Zuidlaren  
 Zweeloo  
 Anloo  
 Borger 
 Emmen  
 Gasselte  
 Gieten  
 Odoorn 
   
3a.Noordelijk weidegebied640
 met uitzondering van het weidegebied in Overijssel, bestaande uit de gemeenten:  
 Winsum 
 Groningen  
 Zuidhorn  
 Bedum  
 Ten Boer  
   
 Grootegast  
 Marum  
 Leek  
   
 Littenseradiel 
 Bolsward  
 Gaasterlân-Sleat  
 Skarsterlân 
 Nijefurd  
 Boarnsterhim  
 Leeuwarden  
 Lemsterland 
 Sneek  
 Wûnseradiel  
 Wymbritseradiel 
   
 Achtkarspelen  
 Dantumadeel  
 Heerenveen 
 Ooststellingwerf  
 Opsterland  
 Smallingerland 
 Tytsjerksteradiel  
 Weststellingwerf  
   
 Ameland 
 Schiermonnikoog  
 Terschelling  
 Vlieland 
   
 Eelde  
 Peize  
 Roden  
 Diever 
 Dwingeloo  
 Havelte  
 Meppel  
 Nijeveen 
 Ruinen  
 Ruinerwold  
 Vledder  
 De Wijk  
 Zuidwolde  
   
3b.Weidegebied Overijssel, bestaande uit de gemeenten:1010
   
 Dalfsen  
 Genemuiden 
 Hasselt  
 Heino  
 Kampen  
 Nieuwleusen 
 IJsselham  
 Staphorst  
 Steenwijk  
 Brederwiede 
 IJsselmuiden  
 Zwartsluis  
 Zwolle  
   
4a.Oostelijk veehouderijgebied met uitzondering van het zuidelijk zandgebied in Drenthe en noordoost Overijssel, bestaande uit de gemeenten:1230
   
 Almelo 
 Ambt Delden  
 Borne  
 Denekamp  
 Diepenheim 
 Enschede  
 Goor  
 Haaksbergen  
 Hellendoorn 
 Hengelo  
 Losser  
 Markelo  
 Oldenzaal 
 Ootmarsum  
 Rijssen  
 Stad Delden  
 Tubbergen 
 Vriezenveen  
 Weerselo  
 Wierden  
 Bathmen 
 Deventer  
 Diepenveen  
 Holten  
 Olst 
 Raalte  
 Wijhe  
 Angerlo  
 Brummen 
 Doesburg  
 Hummelo en Keppel  
 Rheden  
 Steenderen 
 Voorst  
 Beuningen  
 Druten  
 Duiven 
 Groesbeek  
 Heerewaarden  
 Rijnwaarden  
 Heumen 
 Millingen aan de Rijn  
 Ubbergen  
 West Maas en Waal  
 Westervoort  
 Wijchen  
 Zevenaar  
   
 Aalten 
 Bergh  
 Borculo  
 Didam  
 Dinxperlo 
 Doetinchem  
 Eibergen  
 Gendringen  
 Gorssel 
 Groenlo  
 Hengelo  
 Lichtenvoorde  
 Lochem 
 Neede  
 Ruurlo  
 Vorden  
 Warnsveld 
 Wehl  
 Winterswijk  
 Wisch  
 Zelhem 
 Zutphen  
   
4b.Zuidelijk zandgebied in Drenthe, bestaande uit de gemeenten:550
   
 Coevorden  
 Dalen 
 Hoogeveen  
 Schoonebeek  
   
4c.Zuidelijk zandgebied in noordoost Overijssel, bestaande uit de gemeenten:825
   
 Avereest  
 Gramsbergen  
 Den Ham  
 Hardenberg  
 Ommen  
   
5.Centraal veehouderijgebied, bestaande uit de gemeenten:1215
   
 Elburg 
 Epe  
 Hattem  
 Heerde  
 Oldebroek 
   
 Barneveld  
 Ede  
 Ermelo  
 Harderwijk 
 Hoevelaken  
 Nijkerk  
 Putten  
 Scherpenzeel 
 Nunspeet  
   
 Amerongen  
 Leusden  
 Maarn 
 Renswoude  
 Rhenen  
 Veenendaal  
 Woudenberg 
   
6.IJsselmeerpolders, bestaande uit de gemeenten:1035
   
 Urk  
 Noordoostpolder  
   
 Lelystad 
 Dronten  
 Almere  
 Zeewolde  
   
 Wieringen 
 Wieringermeer  
   
7a.Westelijk Holland, Noord-Holland bestaande uit de gemeenten:835
   
 Haarlemmermeer  
 Aalsmeer 
 Amsterdam  
 Amstelveen  
 Uithoorn  
   
 Anna Paulowna  
 Bergen  
 Den Helder  
 Schoorl  
 Texel 
 Zijpe  
   
 Andijk  
 Wester-Koggenland  
 Drechterland 
 Stede Broec  
 Enkhuizen  
 Harenkarspel  
 Heerhugowaard 
 Hoorn  
 Langedijk  
 Medemblik 
 Niedorp  
 Obdam  
 Opmeer  
 Noorder-Koggenland 
 Schagen  
 Venhuizen  
 Wervershoof  
 Wognum 
   
 Alkmaar  
 Bennebroek  
 Beverwijk  
 Bloemendaal 
 Castricum  
 Egmond  
 Haarlem  
 Heemskerk 
 Heemstede  
 Heiloo  
 Limmen  
 Velsen 
 Zandvoort  
   
7b.Westelijk Holland, Zuid-Holland, bestaande uit de gemeenten:1235
   
 Barendrecht  
 Heerjansdam 
 Hendrik-Ido-Ambacht  
 Maassluis  
 Albrandswaard 
 Ridderkerk  
 Rotterdam  
 Rozenburg  
 Schiedam 
 Vlaardingen  
 Zwijndrecht  
   
 Ter Aar 
 Alkemade  
 Leiden  
 Leiderdorp  
 Leidschendam 
 Jacobswoude  
 Voorburg  
 Voorschoten  
 Warmond 
 Liemeer  
 Zoetermeer  
 Zoeterwoude  
   
 Boskoop 
 Rijnwoude  
   
 Hillegom  
 Katwijk  
 Lisse 
 Noordwijk  
 Noordwijkerhout  
 Oegstgeest  
 Rijnsburg 
 Sassenheim  
 Valkenburg  
 Voorhout  
 Wassenaar 
   
 Bergschenhoek  
 Berkel en Rodenrijs  
 Bleiswijk 
 Capelle aan den IJssel  
 Delft  
 's-Gravenhage 
 's-Gravenzande  
 Monster  
 De Lier  
 Maasland 
 Naaldwijk  
 Nieuwerkerk aan den IJssel  
 Nootdorp 
 Pijnacker  
   
 Rijswijk  
 Schipluiden  
 Waddinxveen 
 Wateringen  
 Zevenhuizen-Moerkapelle  
   
8.Waterland en Droogmakerijen, bestaande uit de gemeenten:710
   
 Akersloot 
 Beemster  
 Edam-Volendam  
 Graft-De Rijp  
 Haarlemmerliede en Spaarnwoude  
 Waterland  
 Landsmeer  
 Oostzaan 
 Purmerend  
 Schermer  
 Uitgeest  
 Wormerland 
 Zaanstad  
 Zeevang  
   
9.Hollands/Utrechts weidegebied, bestaande uit de gemeenten:1050
   
 Abcoude 
 Breukelen  
 Nieuwegein  
 Woerden  
 Montfoort 
 Loenen  
 Loosdrecht  
 Lopik  
 Maartensdijk 
 De Ronde Venen  
 Oudewater  
 IJsselstein  
   
 Amersfoort 
 Baarn  
 Bunschoten  
 Eemnes  
 Soest 
   
 Blaricum  
 Bussum  
 Diemen  
 's-Graveland 
 Hilversum  
 Huizen  
 Laren  
 Muiden 
 Naarden  
 Nederhorst den Berg  
 Ouder-Amstel 
 Weesp  
   
 Alphen aan den Rijn  
 Bergambacht 
 Bodegraven  
 Gouda  
 Krimpen aan den IJssel 
 Nederlek  
 Moordrecht  
 Nieuwkoop  
 Ouderkerk 
 Reeuwijk  
 Schoonhoven  
 Vlist  
   
 Alblasserdam 
 Graafstroom  
 Vianen  
 Giessenlanden  
 Gorinchem 
 Liesveld  
 Hardinxveld-Giessendam  
 Leerdam 
 Zederik  
 Nieuw-Lekkerland  
 Papendrecht  
 Sliedrecht 
   
10.Rivierengebied, bestaande uit de gemeenten:1075
   
 Bemmel  
 Elst  
 Gendt  
 Huissen 
 Nijmegen  
   
 Arnhem  
 Buren  
 Culemborg 
 Dodewaard  
 Echteld  
 Geldermalsen  
 Neerijnen 
 Lingewaal  
 Heteren  
 Kesteren  
 Lienden 
 Maurik  
 Renkum  
 Rozendaal  
 Tiel 
 Valburg  
 Wageningen  
   
 Ammerzoden  
 Brakel 
 Hedel  
 Kerkwijk  
 Maasdriel  
 Rossum 
 Zaltbommel  
   
 De Bilt  
 Bunnik  
 Cothen 
 Doorn  
 Driebergen-Rijsenburg  
 Houten  
 Langbroek 
 Leersum  
 Wijk bij Duurstede  
 Zeist 
   
 Harmelen  
 Maarssen  
 Utrecht  
 Vleuten-De Meern  
   
 's-Hertogenbosch  
 Heusden  
 Sprang-Capelle 
 Vlijmen  
 Vught  
 Waalwijk  
 Woudrichem 
 Aalburg  
   
11a.Zuidwestelijk akkerbouwgebied in Zeeland, bestaande uit de gemeenten:745
   
 Brouwershaven 
 Bruinisse  
 Noord-Beveland  
 Tholen  
 Zierikzee 
 Duiveland  
 Middenschouwen  
 Westerschouwen 
   
 Arnemuiden  
 Borsele  
 Domburg  
 Goes 
 Kapelle  
 Valkenisse  
 Reimerswaal  
 Mariekerke 
 Middelburg  
 Veere  
 Vlissingen  
 Westkapelle 
   
 Sluis-Aardenburg  
 Axel  
 Hontenisse 
 Hulst  
 Oostburg  
 Sas van Gent  
 Terneuzen 
   
11b.Zuidwestelijk akkerbouwgebied in Zuid-Holland, en Noord-Brabant, bestaande uit de gemeenten:900
   
 Brielle  
 Dordrecht 
 's-Gravendeel  
 Hellevoetsluis  
 Binnenmaas 
 Cromstrijen  
 Oud-Beijerland  
 Westvoorne 
 Spijkenisse  
 Strijen  
 Korendijk  
 Bernisse 
   
 Dirksland  
 Goedereede  
 Middelharnis  
 Oostflakkee  
   
 Dinteloord en Prinsenland 
 Fijnaart en Heijningen  
 Klundert  
 Nieuw-Vossemeer 
 Standdaarbuiten  
 Steenbergen  
 Willemstad 
 Zevenbergen  
   
 Dussen  
 Werkendam  
   
12.Zuidwest Brabant, bestaande uit de gemeenten:1180
   
 Bergen op Zoom  
 Etten-Leur  
 Halsteren  
 Hoeven  
 Huijbergen 
 Ossendrecht  
 Oudenbosch  
 Oud en Nieuw Gastel 
 Prinsenbeek  
 Putte  
 Roosendaal en Nispen 
 Rucphen  
 Woensdrecht  
 Wouw  
   
 Breda 
 Nieuw-Ginneken  
 Rijsbergen  
 Zundert  
   
13a.Zuidelijk veehouderijgebied, met uitzondering van Noord-Limburg, bestaande uit de gemeenten:1350
   
 Geertruidenberg  
 's Gravenmoer  
 Hooge en Lage Zwaluwe  
 Made en Drimmelen  
 Oosterhout  
 Raamsdonk 
 Terheijden  
 Teteringen  
 Waspik  
   
 Alphen en Riel  
 Baarle-Nassau  
 Bergeyk  
 Bladel en Netersel  
 Chaam  
 Diessen  
 Eersel  
 Goirle 
 Hilvarenbeek  
 Hoogeloon  
 Hooge en Lage Mierde 
 Luyksgestel  
 Moergestel  
 Oost-, West- en Middelbeers  
 Reusel  
 Riethoven  
 Vessem  
 Westerhoven 
   
 Berkel-Enschot  
 Best  
 Boxtel 
 Dongen  
 Drunen  
 Den Dungen  
 Eindhoven 
 Esch  
 Geldrop  
 Gilze en Rijen  
 Haaren 
 Heeze  
 Helvoirt  
 Liempde  
 Loon op Zand  
 Oirschot  
 Oisterwijk  
 Sint Michielsgestel 
 Tilburg  
 Udenhout  
 Valkenswaard  
 Veldhoven 
 Waalre  
   
 Boxmeer  
 Cuijk  
 Grave 
 Lith  
 Mill en Sint Hubert  
 St. Anthonis 
 Oss  
 Ravenstein  
 Landerd  
 Vierlingsbeek 
   
 Aarle-Rixtel  
 Asten  
 Bakel en Milheeze 
 Beek en Donk  
 Berlicum  
 Boekel  
 Budel 
 Deurne  
 Maasdonk  
 Gemert  
 Heesch 
 Helmond  
 Leende  
 Lieshout  
 Maarheeze 
 Mierlo  
 Nuenen  
 Rosmalen  
 Schijndel 
 Sint-Oedenrode  
 Someren  
 Son en Breugel 
 Uden  
 Veghel  
   
13b.Noord-Limburg, bestaande uit de gemeenten:1020
   
 Arcen en Velden  
 Beesel 
 Belfeld  
 Bergen  
 Broekhuizen  
 Echt 
 Grubbenvorst  
 Haelen  
 Heel 
 Helden  
 Heythuysen  
 Horst  
 Hunsel 
 Kessel  
 Maasbracht  
 Maasbree  
 Meerlo-Wanssum 
 Roerdalen  
 Meijel  
 Ambt Montfort  
 Mook en Middelaar  
 Nederweert  
 Gennep  
 Roermond 
 Roggel en Neer  
 Sevenum  
 Stramproy  
 Swalmen 
 Tegelen  
 Thorn  
 Venlo  
 Venray 
 Weert  
   
14.Zuid-Limburg, bestaande uit de gemeenten:1020
   
 Beek  
 Born  
 Brunssum  
 Eijsden 
 Geleen  
 Gulpen  
 Heerlen  
 Kerkrade 
 Maastricht  
 Margraten  
 Meerssen  
 Nuth 
 Schinnen  
 Onderbanken  
 Simpelveld  
 Sittard 
 Stein  
 Susteren  
 Landgraaf  
 Vaals 
 Valkenburg aan de Geul  
 Voerendaal  
 Wittem 

* Als grondgebied van de gemeenten wordt aangemerkt het grondgebied, zoals begrensd op 1 januari 1995.

Tabel 2 Regionale norm in guldens per hectare per jaar voor tuinland

REGIO   
nr.Naamnorm (in guldens)
I.Westelijk Holland, bestaande uit de regio's genoemd onder nummer 7a en 7b in tabel 1.3535
II.Zuidwest Brabant en Zuidelijk veehouderijgebied, bestaande uit de regio's genoemd onder nummer 12, 13a en 13b in tabel 1.1900
III.Overig Nederland, bestaande uit de regio's genoemd onder nummer 1, 2, 3a, 3b, 4a, 4b, 5, 6, 8, 9, 10, 11a, 11b, 14 in tabel 1.1730

BIJLAGE II

PUNTENSTELSEL AGRARISCHE BEDRIJFSWONINGEN

  +  -  
       
1.Vertrekkençb     
 (woonkamer, slaapkamer, keuken bijkeukenc, badkamer)     
       
 begane grondd     
       
 woonkamer(s)e .. x .. = m2: .. m2 x 1 pt =..  pt  
 .. m2 x 0,5 pt =..  pt  
 slaapkamer(s)f .. x .. = m2: .. m2 x 1 pt =..   pt 
 .. m2 x 0,5 pt =..   pt 
 badkamer .. x .. = m2: .. m2 x 1 pt =..   pt  
       
 keuken .. x .. = m2: .. m2 x 1 pt =..  pt  
       
 bijkeuken .. x ..= m2: .. m2 x 1 pt =..  pt  
 m2..   pt  
       
 1e etagedg     
       
 slaapkamer(s)h .. x .. = m2: .. m2 x 0,9 pt =..  pt  
 .. x .. = m2: .. m2 x 0,5 pt =..   pt  
       
 badkamer .. x .. = m2: .. m2 x 0,9 pt =..   pt  
 m2..  pt  
       
 2e etagedg     
       
 slaapkamer(s)i .. x .. = m2: .. m2 x 0,75 pt =..   pt  
 .. m2 x 0,4 pt =..   pt  
 m2 ..    pt  
       
 zolderg .. m2 (max. 80 m2) x 0,5 pt =..  pt  
 (max. 40 punten)     
 vliering c.q. zolder met vlizo-trap     
 of losse trap (max. 5 pt)..  pt  
     pt  
  ..  pt  
2.Bijruimten     
 (kelder, bergruimte)     
 kelder .. m2 x 0,5 pt (max. 10 pt)..   pt  
 berging .. m2 x 0,5 pt (max. 10 pt)..   pt 
       
3.Garagej max. 12 pt     
 (0,3 pt tot 0,6 pt per m2)..   pt  
       
4.Woonvorm     
 Afhankelijk van de van het eigen bedrijf     
 ondervonden hinder: max. -10 pt  pt  
       
5.Keukeninrichting     
 ten minste 2 ptk; max. 12 pt..   pt  
       
6.Sanitair     
 toilet(ten) .. à 3 pt = pt     
 wastafel(s)/fonteintje(s) .. à 1 pt = pt     
 douche .. à 4 pt = pt     
 bad .. à 6 pt = pt     
 bad/douche .. à 7 pt = pt     
 luxueuze c.q. komplete1     
 uitvoering max. +5 pt = pt +     
 –––>..  pt  
       
7.Centrale verwarming/warmwatervoorziening     
 max. 20 pt..   pt  
       
8.Muren     
 spouw of meer dan 1½-steens 0 pt     
 steens of 1½-steens max -8 pt  pt  
 halfsteens/overige max -15 pt  pt  
       
9.Isolatie     
 (gevels, dak, vloer, beglazing)     
 max. 15 pt..   pt 
       
10.Nutsvoorzieningen     
 niet aangesloten op riolering max. -4 pt  pt  
 niet aangesloten op aardgas max. -6 pt  pt  
 niet aangesloten op waterleiding -10 pt  pt  
 niet aangesloten op elektriciteit -10 pt  pt  
       
11.Af wegens     
 ondoelmatige inrichting max. 10 pt  .. pt  
 hoge energiebehoefte max. 5 pt  ..pt  
 ontbreken beschoten kap max. 5 pt  ..pt 
 staat van onderhoud max. 10 pt  ..pt 
 vochtproblemen max. 5 pt  ..pt 
 verouderingm max. 25 pt  ..pt  
12.Woonomgevingn (negatieve factoren)     
 – grote afstand tot openbare weg  pt 
 – geen of onvoldoende openbaar vervoer  pt 
 binnen loopafstand     
 – afstand tot basis- en middelbaar onderwijs  pt  
 groter dan loopafstand resp. fietsafstand     
 – afstand tot winkels voor dagelijkse levens-  pt  
 behoeften groter dan 2 kilometer     
 – geen of onvoldoende stedelijke voorzieningen  pt  
 binnen 10 kilometer     
 – hinderlijke situatie  pt 
 – overige omstandigheden die het woongenot  pt 
 nadelig beïnvloeden     
 (totaal max. -40 pt)     
       
13.Woonomgevingn (positieve factoren)     
 bijvoorbeeld fraaie ligging max. +10 pt..   pt  
  ..  pt 
       
14.Wooncomfort verbeterende omstandigheden     
 (Voorzover functioneel en niet reeds hierboven     
 in aanmerking genomen)     
 bijvoorbeeld vrijstaande woning, ligging tuin,     
 ruime hal/gang/overloop, enz. max. +20 pt..   pt 
 A.. B.. pt  
       
 Totaal (A-B) .. pt per maand à f 5,- = f      
 Totaal per jaar  = f     

NB: a. Door of voor rekening van de pachter gedane investeringen blijven buiten beschouwing en tellen dus niet mee voor de bepaling van de pachtwaarde.

b. Gerekend voorzover de hoogte 1.50 meter of meer is.

c. Afhankelijk van de concrete situatie kan de bijkeuken ook onder 2. Bijruimten worden gewaardeerd

d. Vloeroppervlakte hal, gang, toilet, overloop en trappenhuis blijft buiten beschouwing.

e. Woonkamer tot en met 50 m2: 1 pt/m2

oppervlakte boven 50 m2: 0,5 pt/m2

f. Slaapkamer tot en met 25 m2: 1 pt/m2

oppervlakte boven 25 m2: 0,5 pt/m2

g. Uitgaande van aanwezigheid vaste trap en gerekend voorzover de hoogte 1.50 meter of meer is.

h. Slaapkamer tot en met 25 m2: 0,9 pt/m2

oppervlakte boven 25 m2: 0,5 pt/m2

i. Slaapkamer tot en met 25 m2: 0,75 pt/m2

oppervlakte boven 25 m2: 0,4 pt/m2

j. De garage moet als zodanig aanwezig en in gebruik zijn in vrij staande of in afgescheiden ruimte met deur.

k. Indien pachter verouderde keukeninrichting, die verpachter ter beschikking had gesteld, heeft vervangen.

l. Bijvoorbeeld: betegeling, mengkranen.

m. Ouder dan 15 jaar. Voorts renovatie door verpachter verdisconteren, mede in relatie tot de hoogte van de betreffende investering.

n. Het gaat om externe omstandigheden.

o. Het gaat om interne omstandigheden.


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Viserij.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 14 november 1995, nr. 221.

Naar boven