Rijkswet van 4 oktober 1995, houdende goedkeuring van het op 1 juli 1985 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en op de erkenning van trusts

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 1 juli 1985 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet goedkeuring der Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Het op 1 juli 1985 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts, waarvan de Franse en de Engelse tekst alsmede de vertaling in het Nederlands zijn geplaatst in Trb. 1985, 141, wordt goedgekeurd voor Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba.

Artikel 2

Deze Rijkswet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad, het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 4 oktober 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Uitgegeven de zevenentwintigste oktober 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1992/93, 1993/94, 1994/95, 23 054(R 1464).

Handelingen II 1994/95, blz. 5919.

Kamerstukken I 1994/95, 23 054 (R 1464) (340, 340a).

Handelingen I 1 995/96, blz. 8.

Naar boven