Besluit van 22 september 1995, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 17 mei 1995, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, afdeling Kabinetszaken, nr. BK95/441;

Gelet op de artikelen 66 en 73 van de Gemeentewet;

De Raad van State gehoord (advies van 11 juli 1995, no. W04.95.0278);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 15 september 1995, no. BK95/1336;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Rechtspositiebesluit burgemeesters 19941 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 22, tweede lid, wordt «de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982» vervangen door «het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel en het Besluit inkomenstoeslag rijkspersoneel».

B

Na artikel 15 wordt een nieuw artikel 15a ingevoegd, luidend:

Eindejaarsuitkering

Artikel 15a
  • 1. De burgemeester heeft recht op een eindejaarsuitkering ten bedrage van 0,3% van de door hem in dat jaar genoten bezoldiging.

  • 2. De eindejaarsuitkering wordt eenmaal per kalenderjaar in de maand december betaald.

  • 3. Bij ontslag van de burgemeester vindt betaling plaats over het tijdvak gelegen tussen het einde van de laatst verstreken periode waarover de eindejaarsuitkering is betaald en de datum van het ontslag.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug voorwat betreft artikel I, onderdeel B, tot en met 1 januari 1995.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 september 1995

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Uitgegeven de vierentwintigste oktober 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

Bijgaand besluit bevat:

a. de formalisering van een wijziging in de tegemoetkoming in de kosten, verbonden aan verzekering tegen ziektekosten in verband met de totstandkoming Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel en Besluit inkomenstoeslag rijkspersoneel en

b. de formalisering van een afspraak die met de centrales van overheidspersoneel is gemaakt in het overleg voor de sector burgerlijk rijkspersoneel ter zake van het arbeidsvoorwaarden- en werkgelegenheidsbeleid 1993 dat eveneens van toepassing is op de burgemeester.

Ad a.

In artikel 22, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994 was bepaald dat de burgemeester die niet deelneemt of deel kan nemen aan een in het eerste lid bedoelde regeling, een tegemoetkoming geniet ten laste van de gemeente in de kosten, verbonden aan verzekering tegen ziektekosten, vastgesteld op grond van de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982. Het Besluit inkomenstoeslag betrokkenen in de zin van de Interimregeling ziektekosten voor ambtenaren 1982 was impliciet op de burgemeester van toepassing.

De aanspraak op een tegemoetkoming in de ziektekosten respectievelijk een (aanvullende) toeslag voor het rijkspersoneel is met terugwerkende kracht tot en met 1 april 1994 geregeld in het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel respectievelijk in het Besluit inkomenstoeslag rijkspersoneel. Deze besluiten verschillen op enkele punten van de besluiten waarop die aanspraak eerder was gebaseerd, te weten de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 (IRZK) en het Besluit inkomenstoeslag betrokkenen in de zin van de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 (Besluit IBIZA).

De belangrijkste verschilpunten zijn:

– de ambtenaren waarop het besluit van toepassing is,

– de uitbetaling tegemoetkoming/toeslag indien bij meerdere werkgevers wordt gewerkt,

– de wijze van aanvragen van een tegemoetkoming,

– de mogelijkheid van controle.

Voorts wordt ingegaan op het begrip inkomsten in het geval een echtgenoot of partner inkomsten uit een vrij beroep of eigen bedrijf heeft.

Ad b.

Bij de Overeenkomst arbeidsvoorwaarden- en werkgelegenheidsbeleid voor de sector rijkspersoneel van 22 september 1993 (contractperiode 1-4-1993–31-3-1995), eveneens van toepassing op de burgemeesters, is afgesproken dat het burgerlijk rijkspersoneel met ingang van het jaar 1993 aanspraak heeft op een eindejaarsuitkering ter grootte van 0,3% van het (jaar)salaris. De aanspraak op deze uitkering wordt neergelegd in een nieuw artikel 15a. Het is de bedoeling dat de aanspraak op de uitkering maandelijks wordt opgebouwd en dat de uitbetaling jaarlijks in de maand december zal plaatsvinden. Dit opbouwsysteem sluit aan bij de systematiek van de vakantie-uitkering, en heeft als gevolg dat alsdan ook afrekening bij tussentijds ontslag kan plaatsvinden. Conform eerdergenoemde overeenkomst geldt voorts dat, aangezien bedoeld opbouwsysteem eerst met ingang van 1995 kan worden ingevoerd, voor de uitkering over 1993 en 1994 het peilmaandsysteem zal worden gehanteerd te weten de feitelijk genoten bezoldiging over de maand november. De nadere regels ten aanzien van de eindejaarsuitkering over 1993 en 1994 zijn opgenomen in het Besluit van 25 april 1994, Stb. 346.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Stb. 1994, 462.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, vijfde lid jo. vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

Naar boven