Wet van 4 oktober 1995, houdende intrekking van de Bedrijfsvergunningenwet 1954

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Bedrijfsvergunningenwet 1954 (Stb. 339) in te trekken, aangezien gebleken is dat deze wet slechts geringe toepassingsmogelijkheden biedt en weinig effectief is;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Bedrijfsvergunningenwet 1954 (Stb. 339) wordt ingetrokken.

ARTIKEL II

In artikel 1, onder 4°, van de >Wet op de economische delicten1 vervalt het onderdeel betreffende de Bedrijfsvergunningenwet 1954.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 4 oktober 1995

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de vierentwintigste oktober 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1950, K258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 juli 1995, Stb. 368.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1985/86, 1986/87, 1987/88, 1992/93,19 537 .

Handelingen II 1994/95, blz. 5919.

Kamerstukken I 1994/95, 19 537 (343).

Handelingen I 1995/96, zie vergadering van 3 oktober 1995.

Naar boven