Besluit van 16 augustus 1995, houdende wijziging van de Premieregeling en aanvullende voorzieningen beroepsmilitairen van de krijgsmacht 1982

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 15 mei 1995, nr. PAV6164/95008927;

Gelet op artikel 12 van de Militaire Ambtenarenwet 1931;

De Raad van State gehoord (advies van 28 juni 1995, nr. W07.95.0256);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 11 augustus 1995, nr. PAV6164/95015409;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De >Premieregeling en aanvullende voorzieningen beroepsmilitairen van de krijgsmacht 19821 wordt als volgt gewijzigd:

A.

In artikel 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Aan een militair, die voor een bepaalde tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel, kan bij ministeriële regeling voor elke maand dat hij als zodanig werkelijke dienst heeft verricht een premie worden toegekend:

    a. nadat hij de bij zijn aanstelling op hem gelegde verplichting heeft volbracht;

    b. nadat hij in voorkomend geval een verlengde verplichting heeft volbracht of;

    c. nadat hij zijn opleiding met gunstig resultaat heeft volbracht, en hij niet heeft kunnen voldoen aan de uit de aanstelling voortvloeiende of in voorkomend geval verlengde verplichting, door een naar het oordeel van Onze Minister niet aan hem zelf te wijten oorzaak.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot het tweede lid.

B.

Artikel 3a komt te luiden:

Door Onze Minister kan uitsluitend ten aanzien van bepaalde doelgroepen van militairen worden afgeweken van de percentages zoals genoemd in artikel 2, eerste lid, en artikel 3, tweede lid, onder a tot en met d, indien vaststaat dat met toepassing van laatstgenoemde percentages onvoldoende in de werving van tot deze doelgroepen behorende militairen kan worden voorzien.

C.

Artikel 4, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Een premie als bedoeld in artikel 3 wordt uitbetaald nadat daarop aanspraak is ontstaan.

D.

Artikel 12 komt te luiden:

Dit besluit wordt aangehaald als: Premieregeling en aanvullende voorzieningen beroepsmilitairen van de krijgsmacht.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 16 augustus 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Defensie,

J. C. Gmelich Meijling

Uitgegeven de zeventiende oktober 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

A. Algemeen

Door de keuze om te komen tot de vorming van een beroepskrijgsmacht, waarbij kwantitatief gezien de nadruk op de werving van de aanstelling voor militair personeel voor een bepaalde tijd komt te liggen, wordt de noodzaak om de premieregeling en aanvullende voorzieningen beroepsmilitairen verdergaand te flexibiliseren gevoeld. Bij de totstandkoming van de premieregeling werd een tweeledig doel beoogd, te weten het stimuleren van de vrijwillige dienstneming en het vergemakkelijken van de overgang naar de burgermaatschappij bij ontslag. Het zwaartepunt lag en is in de loop van de tijd meer en meer komen te liggen op het wervende karakter. Dit laatste blijkt tevens uit het feit dat medio 1988 de automatische koppeling tussen een aanstelling voor een bepaalde tijd en het recht op premie is komen te vervallen.

Hoewel de aanspraak op premie ontstaat bij aanstelling, wordt de premie, gelet op het genoemde streven de overgang naar de burgermaatschappij te vergemakkelijken, pas uitbetaald nadat de militair de aan de aanstelling verbonden en – in voorkomend geval – de verlengde verplichting heeft volbracht. De dientengevolge bij verlenging uitgestelde uitbetaling van de premie werkt belemmerend op de verlengingsbereidheid van de militair. Niet alleen de militair maar ook het Ministerie van Defensie hecht vanuit rendementsoverwegingen groot belang aan de mogelijkheid om de premie zowel aan het eind van de initiële aanstellingsduur als daarna aan het einde van iedere verlengingsperiode te doen uitbetalen.

Voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt bestaan andere voorzieningen. Zo zijn er overheidsvoorzieningen voor het starten van een eigen onderneming en heeft de regering de intentie uitgesproken de militair die aangesteld is voor een bepaalde tijd, niet zonder startkwalificatie naar de marktsector te doen teruggeleiden. Gelet op het voorgaande heeft de tweede doelstelling van de premieregeling zo sterk aan belang ingeboet dat zij voor een zwaarder belang dient te wijken, te weten de personele vulling van de krijgsmacht.

Over dit besluit is op 10 april 1995 overeenstemming bereikt met de sectorcommissie Defensie.

B. artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

In het eerste lid van artikel 3 is de mogelijkheid gecreëerd om zowel aan het einde van de initiële aanstellingsduur als aan het einde van een verlengde verplichting een premie toe te kennen. In het thans vervallen tweede lid was de van oudsher geldende uitzonderingspositie voor de militair die is bestemd voor opleiding tot en dienstverrichting als vlieger opgenomen. In dit geval was reeds voorzien in de mogelijkheid van tussentijdse uitbetaling van de premie, met dien verstande dat aan de verlengde verplichting alvorens tot uitbetaling kon worden overgegaan een minimale duur van 2 jaren was verbonden.

De hieraan ten grondslag liggende reden is dat verlenging van de aanstellingsduur meerdere malen tijdens de loopbaan plaats kan vinden en zelfs tot op een oudere dan bij een voor bepaalde tijd aangestelde militair in de regel gebruikelijke leeftijd. Inmiddels neemt de vlieger terzake geen exclusieve uitzonderingspositie meer in. In dit wijzigingsbesluit is de tekst van het huidige tweede lid vervallen.

Artikel I, onderdeel C

In het derde lid van artikel 4 is het moment van uitbetaling van de premie geregeld.

Artikel I, onderdeel D

De citeertitel van de Premieregeling en aanvullende voorzieningen beroepsmilitairen van de krijgsmacht 1982 is gewijzigd in: Premieregeling en aanvullende voorzieningen beroepsmilitairen van de krijgsmacht.

Ingevolge aanwijzing 185 van de Aanwijzingen voor de regelgeving wordt in een citeertitel alleen een jaartal opgenomen, indien daartoe behoefte bestaat ter onderscheiding van de betrokken regeling van een andere regeling.

De Staatssecretaris van Defensie,

J. C. Gmelich Meijling


XNoot
1

Stb. 1982, 648, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 januari 1995, Stb. 34.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven