Besluit van 6 september 1995 tot wijziging van het Bekostigingsbesluit W.V.O. in verband met de uitkering van bestemmingsbedragen aan scholen voor m.b.o. en v.a.v.o.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 13 juni 1995, nr. 95011607/3680, directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 106, eerste en derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Gezien het advies van de Onderwijsraad (advies van 22 maart 1995, nr. OR 95000014/SK);

De Raad van State gehoord (advies van 27 juli 1995, No.W05.95.0305);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 5 september 1995, nr. 95021076/3680, directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Bekostigingsbesluit W.V.O.1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 2 van hoofdstuk 4 vervalt.

B

Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid wordt «op de voet van het bepaalde in artikel 55» vervangen door: zo nodig.

b. Onder vernummering van het derde lid tot vijfde lid worden na het tweede lid twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:

  • 3. Het Rijk verstrekt elke maand van het uitkeringsjaar in verband met de kosten voor het personeel en voor de voorzieningen ten behoeve van de exploitatie aan het bevoegd gezag een gedeelte van het bedrag, bedoeld in artikel 96f, eerste lid, van de wet, waarop het over dat jaar recht heeft.

  • 4. Onze Minister kan op het in het eerste lid bedoelde bedrag in mindering brengen:

    a. een bedrag aan verwachte inkomsten als bedoeld in artikel 96m, tweede lid, onderdeel a, van de wet,

    b. een bedrag aan verwachte inkomsten als bedoeld in artikel 96m, tweede lid, onderdeel b, van de wet,

    c. een bedrag aan verwachte inkomsten als bedoeld in artikel 96m, tweede lid, onderdeel d, van de wet,

    d. een bedrag als bedoeld in artikel 96m, tweede lid, onderdeel f, van de wet, en

    e. een bedrag aan verwachte uitgaven als bedoeld in artikel 96p van de wet.

C

Artikel 54 komt te luiden:

Artikel 54. Vaststelling van de aanvullende vergoeding

  • 1. Onze Minister stelt het bedrag, bedoeld in artikel 96f, tweede lid, van de wet, vast.

  • 2. Indien de periode waarvoor het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt toegekend ten minste een boekjaar bedraagt, is artikel 53, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

D

Artikel 55 vervalt.

E

In artikel 56a, tweede lid, wordt «op de voet van het bepaalde in artikel 63c» vervangen door: zo nodig.

F

Aan artikel 60, eerste lid, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende:

De begroting behelst een raming van de inkomsten en uitgaven van de school. Voor zover het een school voor middelbaar beroepsonderwijs of voor voortgezet algemeen volwassenenonderwijs betreft, worden in de begroting voldoende middelen uitgetrokken om een behoorlijke vervulling van de activiteiten waarvoor de bekostiging wordt verstrekt, redelijkerwijze mogelijk te maken.

G

In artikel 62, eerste lid, wordt na «bevoegd gezag» ingevoegd: van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor algemeen voortgezet onderwijs of voor voorbereidend beroepsonderwijs.

H

In artikel 63, eerste, tweede en derde lid, wordt «van een andere school dan een school voor v.a.v.o.» telkens vervangen door: van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor algemeen voortgezet onderwijs of voor voorbereidend beroepsonderwijs.

I

De artikelen 63a, 63b en 63c komen als volgt te luiden:

Artikel 63a. Jaarrekening school voor m.b.o. en school voor v.a.v.o.

  • 1. Het bevoegd gezag van een school voor middelbaar beroepsonderwijs of voor voortgezet algemeen volwassenenonderwijs zendt Onze Minister jaarlijks voor 1 juli een jaarrekening over het afgelopen boekjaar. De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring van een door het bevoegd gezag aangewezen accountant op grond van een onderzoek omtrent de getrouwheid van de jaarrekening. Artikel 63, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van verklaringen als bedoeld in het tweede lid van artikel 63, verklaringen als bedoeld in de vorige volzin worden ingediend.

  • 2. Onze Minister kan voor de jaarrekening een model vaststellen. Wanneer het bevoegd gezag afwijkt van het model, zet het de gronden daartoe in de jaarrekening uiteen.

Artikel 63b. Correctie op vergoeding school voor m.b.o. en school voor v.a.v.o.

Indien uit de jaarrekening of de verklaring van de accountant blijkt dat de omvang van de vergoeding uit 's Rijks kas voor een school voor middelbaar beroepsonderwijs of voor voortgezet algemeen volwassenenonderwijs waarop de jaarrekening betrekking heeft, onjuist is vastgesteld dan wel de besteding daarvan niet rechtmatig was, kan Onze Minister tot uiterlijk één jaar na ontvangst van de jaarrekening correcties aanbrengen op de vergoeding uit 's Rijks kas. Onze Minister deelt het bevoegd gezag uiterlijk één jaar na ontvangst van de jaarrekening mee of en zo ja welke correcties hij aanbrengt.

Artikel 63c. Verrekening of uitbetaling van correcties school voor m.b.o. en school voor v.a.v.o.

Een correctie wordt verrekend met de vergoeding waarop het bevoegd gezag van een school voor middelbaar beroepsonderwijs of voor voortgezet algemeen volwassenenonderwijs aanspraak heeft of, indien de correctie strekt tot verhoging van de vergoeding, binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in artikel 63b, uitbetaald.

J

In artikel 64, eerste lid, wordt na «bevoegd gezag» ingevoegd: van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor algemeen voortgezet onderwijs of voor voorbereidend beroepsonderwijs.

K

In artikel 70, vierde lid, wordt «twee maanden» vervangen door: acht weken.

L

De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding achter paragraaf 2 van hoofdstuk 4 wordt vervangen door: vervallen.

2. De aanduiding achter de artikelen 49 tot en met 52 wordt telkens vervangen door: vervallen.

3. De aanduiding achter artikel 55 wordt vervangen door: vervallen.

4. De artikelen 63a, 63b en 63c worden vervangen door:

Artikel 63a. Jaarrekening school voor m.b.o. en school voor v.a.v.o.

Artikel 63b. Correctie op vergoeding school voor m.b.o. en school voor v.a.v.o.

Artikel 63c. Verrekening of uitbetaling van correcties school voor m.b.o. en school voor v.a.v.o.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt ten aanzien van scholen voor middelbaar beroepsonderwijs terug tot en met 1 augustus 1992 en ten aanzien van scholen voor voortgezet algemeen volwassenenonderwijs tot en met 1 augustus 1993.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 6 september 1995

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de vijfde oktober 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

De wijzigingen die door het onderhavige besluit in het Bekostigingsbesluit W.V.O. worden aangebracht, zijn het gevolg van het feit dat met ingang van 1 augustus 1992 aan de scholen voor middelbaar beroepsonderwijs (m.b.o.) geen voorschotten voor personeels- en exploitatiekosten meer zijn verleend, maar in plaats daarvan vergoedingsbedragen voor deze kosten vooraf zijn vastgesteld. De reden hiervoor is de volgende. Voor scholen met een normatieve vergoeding wordt de vergoeding bepaald op basis van gegevens uit het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de vergoeding betrekking heeft. Dit betekent dat de hoogte van de vergoeding vooraf vastgesteld kan worden. Het is derhalve niet meer noodzakelijk om een voorschot op de vergoeding te verstrekken. De normatieve vergoeding wordt verstrekt in maandelijkse termijnen in de vorm van een bestemmingsbedrag. Na afloop van het kalenderjaar dient een jaarrekening met een accountantsverklaring te worden ingezonden. Indien hieruit blijkt dat de omvang van de vergoeding onjuist is vastgesteld, kan tot correctie worden overgegaan. In tegenstelling tot het afrekenen van verstrekte voorschotten betekent het incidenteel aanbrengen van een correctie op de vergoeding een verlaging van de beheerslast van het ministerie.

Naast het schrappen van de artikelen die betrekking hebben op het verlenen van voorschotten en het opnemen van voorschriften omtrent de bestemmingsbedragen noopt de nieuwe opzet van vergoeden tot andersoortige voorschriften ten behoeve van de afrekening van de vergoeding en de correctie op de vastgestelde vergoeding. Deze voorschriften zijn ontleend aan de vergelijkbare voorschriften uit het Uitvoeringsbesluit W.C.B.O.

Door de in het onderhavige besluit opgenomen wijzigingen voor het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (v.a.v.o.) worden de voorschriften voor de financiële verantwoording voor deze schoolsoort in overeenstemming gebracht met de voorschriften die ter zake gelden voor de overige schoolsoorten in de BVE-sector.

Dit besluit heeft geen financiële gevolgen.

2. Advies en commentaar

Het merendeel van de reacties op het ontwerp-besluit was instemmend. De Nederlands Protestants Christelijke Schoolraad, de Algemene besturenbond, de Organisatie van Onafhankelijke Onderwijsvakverenigingen en het Nederlands Genootschap van Leraren hadden geen opmerkingen.

De Besturenraad Protestants Christelijk Onderwijs (BPCO) is van mening dat in een volwassen financiële verhouding tussen Rijk en scholen, een jaarrekening die is ingericht naar maatschappelijk algemeen aanvaarde normen een juiste vorm van verslaglegging is en dat de verantwoordingsplicht van de instellingen hiertoe beperkt moet blijven.

De ondergetekenden merken hierover op dat het zaak is de bestuurs- en beheerslast voor instellingen en departementen zo beperkt mogelijk te houden. Hiertoe is het noodzakelijk dat door de instellingen onderling vergelijkbare jaarrekeningen worden ingediend.Op deze wijze worden de benodigde gegevens in een keer en op uniforme wijze verkregen.

De Vereniging van Besturen Volwasseneneducatie (VAN) merkt op dat door de wijziging van het onderhavige besluit de instellingen voor v.a.v.o. worden verplicht om met terugwerkende kracht een jaarrekening op te stellen op grond van de Regeling financiële verslaglegging scholen en instellingen voor m.b.o., c.b.o., v.e. (Uitleg O&W-Regelingen van 22 december 1993, nr. 31a).

Naar de mening van ondergetekenden is hier sprake van een misverstand. De genoemde regeling bevat geen voorschriften voor scholen voor v.a.v.o., maar voorschriften voor scholengemeenschappen waarin ook v.a.v.o. is opgenomen. Vanzelfsprekend zullen toekomstige voorschriften voor de modeljaarrekening voor categorale scholen voor v.a.v.o., die worden gebaseerd op artikel 63a, tweede lid, van het onderhavige besluit, niet met terugwerkende kracht worden vastgesteld.

De VAN merkt tevens op dat regelingen inzake de inrichting van een jaarrekening niet geheel los kunnen worden gezien van het opstellen van de jaarverslaglegging. De VAN verzoekt om die reden de inwerkingtreding van het onderhavige besluit voor wat betreft de toepassing van de voorschriften voor de financiële verantwoording op te schorten voor de categorale v.a.v.o.-instellingen tot het moment waarop het overleg met het departement over de jaarverslaglegging is afgerond.

Aangezien hier sprake is van regelingen van verschillende aard, zien ondergetekenden geen reden het verzoek van de VAN te honoreren. In het jaarverslag, gebaseerd op artikel 24e van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO), neemt de instelling gegevens op waaruit de minister de beleidsinformatie kan putten die nodig is voor de verplichting van ondergetekenden genoemd in het vijfde lid van artikel 24e van de WVO om eenmaal in de twee jaar aan de beide Kamers der Staten-Generaal verslag uit te brengen over de staat van het v.a.v.o. In de jaarrekening daarentegen legt de instelling rekening en verantwoording af over de wijze waarop de ontvangen bekostiging in het afgelopen boekjaar is besteed.

De Onderwijsraad heeft op 22 maart 1995 advies uitgebracht (kenmerk OR 95000014/SK). De Raad heeft te kennen gegeven zich, op een enkel onderdeel na, met het ontwerp-besluit te kunnen verenigen. De uitzondering betreft de nieuw voorgestelde leden drie en vier bij artikel 53 van het Bekostigingsbesluit W.V.O. Opgemerkt wordt dat de bezwaren van de Onderwijsraad bij onderdeel c van het vierde lid niet worden gehonoreerd, aangezien het hier een harmonisatie betreft van de regeling ten aanzien van het m.b.o. met de reeds bestaande regelgeving ter zake ten aanzien van het v.a.v.o. (zie artikel 56 van het Bekostigingsbesluit W.V.O.).

De Onderwijsraad acht het verstandig dat in de nota van toelichting een limitatieve opsomming wordt gegeven van de in de onderdelen d en e van het vierde lid van artikel 53 bedoelde rechtspositionele voorzieningen en de ter zake relevante activiteiten. Dit is ingegeven door het feit dat de wachtgeldproblematiek nogal eens aanleiding geeft tot verschillende interpretaties van de regelgeving.

In artikel 53, vierde lid, onderdeel d, wordt verwezen naar artikel 96m, tweede lid, onderdeel f, van de WVO. In bedoeld onderdeel f wordt geregeld dat een gedeelte van de uitgaven die door het bevoegd gezag van een school worden gedaan ten behoeve van het aan die school verbonden personeel waarvan de kosten niet door het Rijk worden vergoed, in mindering kan worden gebracht op de vergoeding. Het vastgestelde gedeelte van de uitgaven, dat in mindering wordt gebracht, is bedoeld ter compensatie van de kosten, voor zover deze ten laste van het Rijk komen, van werkloosheidsuitkeringen en herplaatsingswachtgelden. Deze voorziening is getroffen om de financiële risico's bij ontslag van bedoeld personeel voor het bevoegd gezag te beperken.

Ten aanzien van de activiteiten, bedoeld in artikel 53, vierde lid, onderdeel e, wordt opgemerkt dat in de WVO en het Formatiebesluit dagscholen m.b.o. wordt aangegeven in welke situaties de kosten van wachtgelden of van andere ontslaguitkeringen niet in mindering op de vergoeding worden gebracht. Regel is dat kosten van werkloosheidsuitkeringen voor rekening komen van de instelling tenzij de oorzaak is gelegen in de in genoemde wet en algemene maatregel van bestuur bedoelde uitzonderingen. Ondergetekenden zijn met de Onderwijsraad van mening dat het opnemen in deze toelichting van een limitatieve opsomming wellicht verstandig zou kunnen zijn. Echter gelet op de diversiteit van situaties die zich in de praktijk voor zouden kunnen doen bij de instellingen, is het geven van een limitatieve opsomming ter zake door ondergetekenden niet mogelijk.

Tot slot is naar aanleiding van de opmerking van de Onderwijsraad de titel van het ontwerp-besluit uitgebreid met een verwijzing naar het v.a.v.o.

3. Onderdelen artikel I

A en B

Zoals in paragraaf 1 van deze toelichting reeds is aangegeven, is het systeem van de maandelijkse voorschotverstrekking vervangen door een systeem van maandelijkse uitkeringen van gedeelten van het vergoedingsbedrag voor personeels- en exploitatiekosten waarop het bevoegd gezag aanspraak heeft. Daartoe vervallen de artikelen 49 tot en met 52 en is een nieuw derde lid van artikel 53 opgenomen.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt een omissie in het vierde lid van artikel 53 te herstellen. Ook de door de school ontvangen cursusgelden, bedoeld in artikel 96m, tweede lid, van de WVO worden in mindering gebracht op het bedrag voor personeels- en exploitatiekosten.

C

Indien het bevoegd gezag een aanvullende vergoeding wordt toegekend, wordt dit bedrag – als de periode waarvoor de vergoeding wordt toegekend minimaal een boekjaar bedraagt – ingevolge artikel 54, tweede lid, tegelijk met de maandelijkse uitkering voor personeel- en exploitatiekosten verstrekt.

D

Deze wijziging vloeit voort uit het vervallen van de artikelen 49 tot en met 52.

E

Deze wijziging vloeit voort uit de wijziging van de artikelen 63a tot en met 63c.

F

De tweede en derde volzin van artikel 60, eerste lid, zijn ontleend aan artikel D.38, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit W.C.B.O. (UWCBO).

I

Artikelen 63a en 63b

Deze bepalingen zijn ontleend aan de artikelen D.39, D.40 en D.41 van het UWCBO.

Artikel 63c

Deze bepaling is ontleend aan artikel D.42 van het UWCBO. De correcties zullen, naast eventuele correcties verband houdende met onjuiste opgaven of onrechtmatige bestedingen, betrekking kunnen hebben op ontvangen cursusgelden en andere ontvangsten, vermeld in artikel 53, vierde lid.

K

De wijze van noteren van de termijn genoemd in artikel 70 is aangepast aan de standaard van de Algemene wet bestuursrecht.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Stb. 1992, 580, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 18 juli 1995, Stb. 370.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven