Besluit van 25 september 1995, houdende wijziging van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 24 juli 1995, nr. 95019856, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 20, tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs; artikel 28, tweede lid van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs; de artikelen 39, tweede lid, 61 en 76, van de Wet op het voortgezet onderwijs; artikel 4 van de Experimentenwet onderwijs; artikel 9 van de Kaderwet volwasseneneducatie 1991; artikel 58, tweede lid, van de Wet op de onderwijsverzorging; de artikelen 2.45, 2.55, 2.76 en 2.77 van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs; de artikelen 4.5, eerste lid, 4.6, 9.74, tweede lid, 10.10, derde lid, 11.12, eerste lid, 12.5, 13.1, eerste lid, 13.3, vijfde lid, 16.23, derde lid, en 16.27 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; de artikelen 14, eerste lid, en 35 van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek; de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 20 september 1995, nr. W05.95.0412);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van 22 september 1995, nr. 95022397, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het >Besluit tegemoetkoming Ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A.

In artikel 1, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In onderdeel b, onder 9, wordt de zinsnede: «dit besluit door Onze Minister van toepassing is verklaard» vervangen door: het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, dan wel het Kaderbesluit rechtspositie HBO, dan wel het Rechtspositiereglement Academische Ziekenhuizen, dan wel het Rechtspositiereglement wetenschappelijk onderwijs en onderzoek door Onze Minister van toepassing dan wel van overeenkomstige toepassing is verklaard;

2. In onderdeel b, onder 11, wordt de zinsnede: «dit besluit» vervangen door: het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel;

3. In onderdeel c, onder 1, wordt tussen de woorden «besluit» en «niet» ingevoegd de zinsnede:

dan wel een naar aard en strekking daarmee overeenkomende regeling.

4. Na onderdeel d wordt ingevoegd:

e. normbetrekking: een betrekking waarvan de omvang gelijk is aan die van een volledige weektaak in de desbetreffende functie.

f. feitelijk genoten salaris: het bedrag, dan wel de som der bedragen, dat voor de betrokkenen bij het orgaan is vastgesteld met inachtneming van artikel I-P1, onder b, van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, artikel 4, derde en vierde lid van het Kaderbesluit HBO, artikel 2, onder c, van het Rechtspositiereglement Academische Ziekenhuizen dan wel artikel 1.2, onder b, van het Rechtspositiereglement wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, en in voorkomend geval is verminderd met een korting op dat bedrag.

Voor de berekening van het feitelijk genoten salaris blijft buiten toepassing:

1. een vermindering van het feitelijk genoten salaris zoals bedoeld in artikel I-E3, eerste lid, dan wel in artikel I-V4 van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende regeling,

2. een korting op het salaris in verband met inkomsten verworven in verband met herhalingsoefeningen van de militaire dienst.

B.

In artikel 2, eerste lid, wordt tussen de woorden «waarin hij» en «een of meer» ingevoegd de zinsnede: bij hetzelfde orgaan.

C.

In artikel 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Aan het eerste lid, onderdeel b, wordt de puntkomma aan het einde vervangen door:

dan wel medeverzekerd zijn ingevolge een publiekrechtelijke ziektekostenverzekering of een medebetrokkenen zijn in een naar aard en strekking met dit besluit overeenkomende regeling;

2. In het eerste lid vervallen de onderdelen d en e;

3. Het tweede lid vervalt;

4. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid en in het tweede lid (nieuw) wordt «evenmin een» vervangen door: geen.

D.

De aanhef van artikel 4, eerste lid, wordt vervangen door:

Het bedrag van de tegemoetkomingen wordt als volgt vastgesteld:

E.

Artikel 5 vervalt.

F.

In artikel 7 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid, tweede volzin vervalt de zinsnede:

«dan wel later als niet tijdig een aanvraag is ingediend»

2. In het tweede lid, tweede volzin vervalt de zinsnede:

«dan wel later als niet tijdig een aanvraag als bedoeld in het derde lid is ingediend»

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De eerste uitbetaling van de tegemoetkoming, de toeslag en de aanvullende toeslag vindt slechts op aanvraag plaats. Indien wijzigingen optreden in de voor de betaling relevante gegevens is de betrokkene verplicht deze wijzigingen te melden. De eerste aanvraag alsmede de melding van de wijzigingen geschiedt op een door Onze Minister goedgekeurd formulier.

4. Toegevoegd wordt een vierde lid, luidend:

  • 4. Indien niet binnen de periode van een jaar nadat het recht op respectievelijk nadat de verhoging van de tegemoetkoming, de toeslag en de aanvullende toeslag is ontstaan een aanvraag-, respectievelijk wijzigingsformulier is ingediend, vindt de eerste uitbetaling, respectievelijk verhoging van de uitbetaling van de tegemoetkoming, de toeslag en de aanvullende toeslag plaats met terugwerkende kracht tot en met een jaar gerekend vanaf de eerste dag van de maand na indiening.

G.

Artikel 9 vervalt.

H.

Artikel 10 wordt vervangen door:

  • 1. Ten aanzien van de betrokkene die bij hetzelfde orgaan een of meer betrekkingen bekleedt met elk een omvang van minder dan een normbetrekking, wordt de tegemoetkoming, de toeslag en de aanvullende toeslag vastgesteld op een evenredig deel en wel in dezelfde verhouding als het feitelijke genoten salaris dat met die betrekking dan wel betrekkingen bij hetzelfde orgaan met een omvang van minder dan een normbetrekking staat tot het salaris dat in die maand in de betrekking bij een normbetrekking zou zijn ontvangen. Indien in de in de vorige volzin bedoelde kalendermaand sprake is van betrekkingen waarvoor bij een normbetrekking verschillende schalen gelden, geldt in die kalendermaand het laagste van toepassing zijnde salaris bij normbetrekking.

  • 2. Ten aanzien van de betrokkene die bij een orgaan een betrekking korter dan een maand, maar langer dan de helft van die maand bekleedt wordt de tegemoetkoming, de toeslag en de aanvullende toeslag berekend op dezelfde wijze als in het eerste lid bepaald, met dien verstande dat het aldus berekende bedrag vermenigvuldigd wordt met het aantal kalenderdagen van de desbetreffende maand en vervolgens gedeeld door het aantal kalenderdagen waarover de benoeming dan wel de benoemingen zich uitstrekt.

  • 3. De tegemoetkoming, de toeslag en de aanvullende toeslag bedragen nooit meer dan het volledige bedrag aan tegemoetkoming, toeslag en aanvullende toeslag per kalendermaand.

H.

Na artikel 10 worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidend:

Artikel 10a

Het totale bedrag dat aan betrokkene toekomt ingevolge de artikelen 4, 6 en 10, wordt aan hem uitbetaald na toekenning van de overhevelingstoeslag ingevolge de Wet overhevelingstoeslag opslagpremies en na aftrek van de verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringen volgens de tabel voor de bijzondere beloningen ingevolge de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 10b

  • 1. Het orgaan, bedoeld in artikel 8, kan verlangen dat de betrokkene voor de toekenning van een tegemoetkoming relevante bescheiden overlegt.

  • 2. Indien de betrokkene niet voldoet aan het verzoek om bescheiden over te leggen, kan de uitbetaling van de tegemoetkoming, de toeslag en de aanvullende toeslag worden opgeschort.

Artikel 10c

Het orgaan, bedoeld in artikel 8, is bevoegd hetgeen op grond van dit besluit onverschuldigd is betaald, geheel of gedeeltelijk terug te vorderen, of in mindering te brengen op een later te betalen uitkering op grond van dit besluit:

a. gedurende vijf jaren na de dag van betaalbaarstelling indien het door toedoen van de betrokkene onverschuldigd heeft betaald;

b. gedurende twee jaren na de dag van betaalbaarstelling in de overige gevallen waarin het de betrokkene redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat het orgaan onverschuldigd betaalde.

I.

In artikel 11 wordt «artikel 7» telkens vervangen door: artikel 10a.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 1995.

ARTIKEL III

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 25 september 1995

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de negenentwintigste september 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In het georganiseerd overleg met de sociale partners ter zake van de CAO 1993–1995 is overeengekomen dat nader onderzocht zou worden op welke wijze het budget beschikbaar voor Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 optimaal kon worden ingezet. Echter door de stelselwijzigingen in de ziektekostenverzekering is het op dit moment niet opportuun om nadere afspraken te maken. Daarom is er in overleg met de werknemers- en werkgeversorganisaties voor gekozen om op dit moment slechts een technische herziening van de regeling door te voeren, waardoor een aantal knelpunten in de uitvoering wordt weggenomen en waardoor ook voor de betrokkene een doorzichtiger regeling ontstaat.

Een van de belangrijkste verbeteringen voor de uitvoering is het afrekenen per werkgever en het proportioneel afrekenen voor die betrokkenen, die bij meerdere bevoegde gezagsorganen een deeltijdbetrekking vervullen. In plaats van de regel dat de werkgever waarbij de betrokkene de grootste deeltijdbetrekking heeft verantwoordelijk is voor de uitbetaling van het gehele bedrag aan tegemoetkoming, worden de tegemoetkomingen thans door ieder van de werkgevers voor het aan hen toe te rekenen deel uitbetaald. In het onderwijs waar veel deeltijdbetrekkingen voorkomen, en betrekkingen die tengevolge van tijdelijke uitbreiding van de betrekking in verband met vervanging voor een door ziekte afwezige collega, ook gedurende het schooljaar regelmatig van omvang wisselen, was de oude bepaling zeer moeilijk uitvoerbaar voor de schooladministraties en ondoorzichtig voor de betrokkene.

Voorts is de aanvraagprocedure vereenvoudigd. De betrokkene, hoeft thans nog slechts één keer bij indiensttreding bij het bevoegd gezag een aanvraag in te dienen. Op grond van deze aanvraag worden de aanspraken bepaald. Elk half jaar wordt aan de betrokkene een formulier toegezonden waarop betrokkene kan zien op welke feiten zijn tegemoetkoming is gebaseerd. Zijn er wijzigingen in deze feiten opgetreden, dan is de betrokkene verplicht deze te melden. Op deze wijze wordt voor de schooladministratie tijd gecreëerd om de gegevens die opgegeven zijn te verifiëren. Daartoe is een bepaling in het besluit opgenomen op grond waarvan het bevoegd gezag gerechtigd is bescheiden op te vragen. In principe zal dit bij de aanvraag geschieden en daarna slechts indien er gerede aanleiding bestaat om contrôle uit te voeren. Te denken valt daarbij aan de medebetrokkene, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel, die als zelfstandige een inkomen verdient en elk jaar wisselende inkomsten heeft. Als sluitstuk is een bepaling opgenomen waardoor het bevoegd gezag onverschuldigd betaalde tegemoetkoming kan terugvorderen. Voor deze regeling is aansluiting gezocht bij de regeling zoals deze is opgenomen in de verschillende sociale verzekeringswetten.

Een ander knelpunt dat opgelost is, is de afrekening van de tegemoetkoming voor de betrokkene, die een kort-tijdelijke vervangingsbetrekking bekleedt. Tengevolge van wijziging in de ABP-wet, is deze kort-tijdelijke sinds 1 augustus 1994 ambtenaar in de zin van de pensioenwet en uit dien hoofde niet verzekerd voor de Ziekenfondswet.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De wijziging van deze bepaling is het gevolg van de sectoralisatie van de regeling, waardoor er naar de letter van de tekst ook recht op een vergoeding voor de medebetrokkene zou kunnen ontstaan als deze een eigen recht heeft op een vergoeding krachtens naar aard en strekking overeenkomende regelingen van Rijk of Defensie dan wel een aan de medebetrokkene op grond van een geldende CAO toekomende bijdrage in de kosten terzake van een particuliere ziektekostenregeling. Ter voorkoming van misverstanden en ter verduidelijking is de bepaling daarom aangevuld.

De overige wijzigingen betreffen aanvullingen op de definities, die nodig zijn om een proportionele afrekening per werkgever mogelijk te maken.

Voordat een proportionele berekening kan plaatsvinden dient eerst het feitelijk genoten salaris te worden vastgesteld. Dit geschiedt als volgt:

Ten eerste wordt via het schaal en salarisnummer het in die maand van toepassing salarisbedrag bij normbetrekking, het zgn. normsalaris, vastgesteld.

Vervolgens wordt naar rato van de betrekkingsomvang dan wel de betrekkingsomvangen in die maand vastgesteld wat het feitelijke salaris is in die maand. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de eventueel op betrokkene van toepassing zijnde toelagen (bijvoorbeeld EHBO-toelage of toeslag begininkomens). Van het aldus vastgestelde bedrag dienen echter nog wel de kortingen die op betrokkene van toepassing zijn te worden afgetrokken, zoals bijvoorbeeld korting in verband met buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging in algemeen c.q. persoonlijk belang, ouderschapsverlof, anticumulatie, staking, schorsing e.d.

Kortingen in verband met ziekte, een seniorenregeling, zoals bijvoorbeeld de SOP-regeling of een BAPO-regeling, en inkomsten verworven in verband met herhalingsoefeningen van de militaire dienst worden voor deze regeling niet als korting aangemerkt.

Artikel 2

Door de wijziging van deze bepaling heeft de afrekening per bevoegd gezag gestalte gekregen.

Artikel 3

Via de toevoeging bij het eerste lid, onder b wordt ter verduidelijking aangegeven dat er geen aanspraak bestaat op de tegemoetkoming, de toeslag of de aanvullende toeslag indien betrokkene medeverzekerd is ingevolge een publiekrechtelijke ziektekostenverzekering of medebetrokkene is in een naar aard en strekking met dit besluit overeenkomende regeling.

Artikel 4

De wijziging die is aangebracht in de aanhef van deze bepaling is van technische aard en heeft alleen tot doel aan te geven op welke wijze de aanspraken inzake vergoeding van ziektekosten tot stand komen. Deze bepaling dient in samenhang met artikel 10a gelezen te worden.

Artikel 5

Deze bepaling is vervallen, omdat na onderzoek is gebleken dat het aantal deelnemers aan deze specifieke regeling zo gering is, dat een aparte regeling gelet op de uitvoeringstechnische consequenties niet opportuun geacht wordt.

Artikel 7

De wijzigingen in deze bepaling hebben tot doel de vereenvoudiging van de aanvraagprocedure te bewerkstelligen.

De betrokkene hoeft slechts eenmaal bij het in dienst treden een aanvraag in te dienen. Daarna wordt hem elk half jaar, een formulier toegezonden waarop is vermeld op welke wijze zijn aanspraak op tegemoetkoming in de ziektekosten wordt berekend. Zijn er wijzigingen opgetreden, dan is de betrokkene verplicht deze te melden.

In het vierde lid is geregeld dat er een grens wordt gesteld aan de periode waarover de betrokkene met terugwerkende kracht zijn aanspraken geldend kan maken.

Artikel 10

In deze bepaling wordt geregeld op welke wijze de aanspraken worden berekend ingeval er sprake is van een of meerdere deeltijdbetrekkingen en ingeval er sprake is van kort-tijdelijken. Het afrekenen per werkgever vervangt de regel dat de werkgever waarbij de betrokkene de grootste deeltijdbetrekking heeft verantwoordelijk is voor de uitbetaling van het gehele bedrag aan tegemoetkoming. Dit wordt gezien als een van de belangrijkste verbeteringen voor de uitvoering. In het onderwijs waar veel deeltijdbetrekkingen voorkomen, en betrekkingen die tengevolge van tijdelijke uitbreiding van de betrekking in verband met vervanging voor een door ziekte afwezige collega, ook gedurende het schooljaar regelmatig van omvang wisselen, was de bepaling dat het bevoegd gezag waarbij de betrokkene de grootste deeltijdbetrekking had, verantwoordelijk was voor de uitbetaling van de gehele tegemoetkoming, moeilijk uitvoerbaar. Bovendien was deze bepaling ondoorzichtig voor de betrokkene.

Artikel 10a

Zoals reeds is opgemerkt worden in de artikelen 4, 6 en 10 de aanspraken van de tegemoetkoming, toeslag en aanvullende toeslag berekend. Dit zijn netto-aanspraken die voor het desbetreffende tijdvak moeten worden gebruteerd. Het bepaalde in artikel 10a strekt hiertoe.

Artikel 10b

In deze bepaling is neergelegd de bevoegdheid van het bevoegd gezag om bescheiden ter inzage te vragen op grond waarvan de aanspraken van de betrokkene geverifieerd kunnen worden.

In het algemeen zullen slechts bij de aanvraag de gewenste gegevens ter inzage gevraagd worden. Daarna zal echter in incidentele gevallen een extra contrôle nodig zijn, zoals bijvoorbeeld in die gevallen dat er sprake is van sterk wisselende inkomsten van de medebetrokkene die een zelfstandig bedrijf uitoefent. Het bevoegd gezag kan dan genoegen nemen met de eigen verklaring van de betrokkene, doch kan ook verlangen dat deze aantoont dat de medebetrokkene minder verdient dan de betrokkene zelf.

Het tweede lid opent door de opschorting van de uitbetaling van de tegemoetkoming, de mogelijkheid om het overleggen van bescheiden af te dwingen, indien de betrokkene weigerachtig is deze te overleggen.

Artikel 10c

Het kan voorkomen dat een betrokkene door de een of andere oorzaak te veel aan tegemoetkoming heeft ontvangen. In navolging van hetgeen in de algemene sociale verzekering daaromtrent is opgenomen, is een bepaling opgenomen ter zake van de termijnen, waarbinnen het bevoegd gezag tot terugvordering over kan gaan. Deze bepaling beperkt de verjaringstermijn, die in het Burgerlijk Wetboek is gesteld op 5 jaren, aanzienlijk indien de fout niet bewust gemaakt is. Is het te hoog uitbetaalde bedrag van de tegemoetkoming, toeslag en aanvullende toeslag een gevolg van een bewust nagelaten melding van de betrokkene dan is de termijn van terugvordering vijf jaren; is deze te hoge uitbetaling een gevolg van een fout, die weliswaar niet bewust gemaakt is, doch waarvan de betrokkene kon weten dat deze te hoge uitbetaling als gevolg zou hebben, dan is de terugvorderingstermijn twee jaren. Deze regeling komt eveneens overeen met hetgeen gebruikelijk is in de sociale verzekeringswetgeving.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

De Minster van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Stb. 1995, 251.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 10 oktober 1995, nr. 196.

Naar boven