Besluit van 15 september 1995, houdende uitvoering van de EG-ozonrichtlijn (Besluit uitvoering EG-ozonrichtlijn)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 18 april 1995,

nr. MJZ 128495033, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op richtlijn nr. 92/72/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 september 1992 betreffende de verontreiniging van de lucht door ozon (PbEG L 297) en op de artikelen 53, in samenhang met artikel 48, derde lid, en 59, eerste lid, van de Wet inzake de luchtverontreiniging;

De Raad van State gehoord (advies van 11 juli 1995, nr. W08.95.0196);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 11 september 1995, nr. MJZ 95007593, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet: Wet inzake de luchtverontreiniging;

b. richtlijn: richtlijn nr. 92/72/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 september 1992 betreffende de verontreiniging van de lucht door ozon (PbEG L 297);

c. rijksinstituut: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne.

Artikel 2

  • 1. Het rijksinstituut is belast met de uitvoering van de artikelen 4, eerste lid, uitgezonderd de tweede volzin, en tweede lid, en 6 van de richtlijn.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de verplichting, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de richtlijn, tot het jaarlijks aan de Europese Commissie verstrekken van de in dat lid bedoelde informatie. Onze Minister van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer draagt zorg voor de uitvoering van de in de eerste volzin bedoelde verplichting.

Artikel 3

  • 1. De meetstations, bedoeld in artikel 3 van de richtlijn, zijn de meetstations voor meting van ozonconcentraties op leefniveau van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit, in beheer bij het rijksinstituut.

  • 2. Onze Minister maakt de locaties van de in het eerste lid bedoelde meetstations bekend in de Staatscourant.

Artikel 4

Voor de meting van ozonconcentraties als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de richtlijn gebruikt het rijksinstituut de in bijlage V bij de richtlijn aangegeven referentiemethode.

Artikel 5

De berekening door het rijksinstituut van de gegevens, bedoeld in artikel 6, eerste lid, eerste gedachtenstreepje, van de richtlijn, geschiedt overeenkomstig bijlage III bij de richtlijn.

Artikel 6

  • 1. Bij overschrijding van de drempelwaarde voor het informeren van de bevolking, bedoeld in artikel 1, tweede lid, derde gedachtenstreepje, van de richtlijn, en bij overschrijding van de drempelwaarde voor de alarmering van de bevolking, bedoeld in artikel 1, tweede lid, vierde gedachtenstreepje, van de richtlijn, laat Onze Commissaris in de provincie waarin de overschrijding is geconstateerd daarvan mededeling doen, overeenkomstig artikel 48, derde lid, van de wet.

  • 2. Mededelingen als bedoeld in het eerste lid, bevatten in ieder geval de informatie, bedoeld in bijlage IV bij de richtlijn.

Artikel 7

Een wijziging van de richtlijn of bijlage bij de richtlijn treedt voor de toepassing van dit besluit in werking met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitvoering EG-ozonrichtlijn.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 15 september 1995

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de achtentwintigste september 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

1. Inleiding

Het onderhavige besluit geeft uitvoering aan richtlijn nr. 92/72/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 september 1992 betreffende de verontreiniging van de lucht door ozon (PbEG L 297), hierna te noemen EG-ozonrichtlijn, voor zover die richtlijn omzetting behoeft in de nationale regelgeving. Op 21 maart 1994 had deze omzetting gerealiseerd moeten zijn.

Aanvankelijk was de Nederlandse regering echter van oordeel dat voor de uitvoering van de EG-ozonrichtlijn geen nadere nationale regelgeving nodig was, omdat, gelet op de aard van de in de richtlijn neergelegde verplichtingen, aan deze richtlijn feitelijk uitvoering was gegeven door middel van:

a. de in Nederland reeds geldende zomersmogregeling, die deel uitmaakt van het smogbeleid zoals neergelegd in de notitie «Verkeersmaatregelen bij smog»1, die op 22 januari 1992 door de Tweede Kamer is goedgekeurd, alsmede

b. de uitwerking daarvan in het «Modeldraaiboek Smog 1991», waarin zowel een winter- als een zomersmogregeling is opgenomen2, dat is vastgesteld in overleg met de Unie van Waterschappen, het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

De Europese Commissie stelt zich evenwel op het standpunt dat een aantal bepalingen uit de richtlijn wel degelijk omzetting behoeft. De Nederlandse regering heeft daarop bij brief van 26 juli 1994 van haar permanente vertegenwoordiger bij de Europese Unie verklaard, bereid te zijn om de door de Commissie genoemde bepalingen alsnog op te nemen in een algemene maatregel van bestuur.

Het voorliggende besluit geeft uitvoering aan dit voornemen. Het strekt ertoe de bestaande praktijk van meting van ozonconcentraties en voorlichting aan de bevolking op enkele punten formeel vast te leggen. Met het besluit wordt niet beoogd veranderingen in de huidige praktijk te bewerkstelligen. Met name de gemaakte afspraken die aan het Modeldraaiboek Smog 1991 ten grondslag liggen, gelden onverkort.

De artikelen 2 tot en met 5 van het besluit zijn gebaseerd op artikel 59, eerste lid, van de Wet inzake de luchtverontreiniging. Artikel 6 van het besluit heeft zijn basis in artikel 53, van dezelfde wet en stelt nadere regels voor de in artikel 48, derde lid, neergelegde bevoegdheid van de Commissaris van de Koningin.

2. Verontreiniging van de lucht door ozon

Verontreiniging van de lucht op leefniveau door ozon is een milieuprobleem dat de laatste jaren zowel nationaal als internationaal in de belangstelling staat. Tijdens de zomerperiode kunnen bij zonnig en warm weer in grote delen van Europa op leefniveau verhoogde ozonniveaus voorkomen. Omdat deze verhoogde ozonniveaus zich in de zomerperiode voordoen, is deze vorm van luchtverontreiniging ook bekend onder de naam zomersmog. Bij zomersmog wordt ozon als de belangrijkste en meest schadelijke component beschouwd. De omzetting van de stoffen stikstofoxiden en koolwaterstoffen in ozon geschiedt door een proces van fotochemische reacties, waarbij zonlicht een belangrijke rol speelt. De concentratie ozon in de lucht wordt in de loop van de dag opgebouwd en is dan ook het hoogst aan het eind van de middag en het begin van de avond. Tijdens perioden met hoge ozonconcentraties kunnen nadelige effecten optreden op de gezondheid van de mens. Het gaat hierbij om effecten op de longen en luchtwegen en irritatie van de slijmvliezen van oog, neus en keel.

Daarnaast kunnen hoge ozonconcentraties op leefniveau schade aan vegetatie veroorzaken en materialen (gebouwen) aantasten. Die hoge ozonconcentraties worden vooral bepaald door de verspreiding en vorming van ozon en precursors op grote (Europese) schaal. Tijdens een periode van zomersmog in Nederland komt ongeveer 80% van de schadelijke stoffen waaruit ozon wordt gevormd uit het buitenland. Daarom biedt alleen een internationale aanpak van het probleem op termijn zicht op een oplossing. In het Vierde actieprogramma van de Europese Gemeenschappen op het gebied van het milieu van 1987 (PbEG C 328) is de mogelijkheid opgenomen om maatregelen op het gebied van luchtverontreiniging en in het bijzonder luchtverontreiniging door ozon uit te werken. Door middel van de EG-ozonrichtlijn is hieraan uitwerking gegeven.

3. De EG-ozonrichtlijn

De Europese regelgever heeft bij de ozonproblematiek gekozen voor een twee fasen-aanpak. De EG-ozonrichtlijn betreft de eerste fase en houdt de invoering in van geharmoniseerde regels voor de meting van ozonconcentraties en de daarbij te gebruiken meetmethoden, de uitwisseling van informatie tussen de lid-staten en de Europese Commissie en het informeren en alarmeren van de bevolking bij verhoogde ozonconcentraties.

Artikel 8 van de richtlijn geeft de aanzet voor de tweede fase. In dat artikel is bepaald dat de Europese Commissie aan de hand van de op basis van de richtlijn ingewonnen informatie een verslag maakt en voorstellen doet voor de beheersing van de verontreiniging van de lucht door ozon. De voorstellen kunnen strekken tot een vermindering van de emissies van precursoren van ozon.

4. Uitvoering

In het onderhavige besluit wordt de EG-ozonrichtlijn omgezet in het nationale recht. Vanwege het concrete en overwegend technische karakter van de richtlijn is er voor gekozen om in het besluit rechtstreeks te verwijzen naar de relevante richtlijnbepalingen.

De praktische uitvoering van de richtlijn geschiedt in belangrijke mate door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne. Dit instituut beheert het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit, waarmee de meting van ozonconcentraties op leefniveau wordt verricht.

Deze metingen en de verwerking van de meetresultaten door het rijksinstituut vinden plaats op de in de richtlijn aangegeven wijze. Van overschrijdingen van de drempelwaarden voor het informeren en alarmeren van de bevolking, doet het rijksinstituut melding bij de Europese Commissie. De termijnen die de richtlijn daarvoor geeft worden in acht genomen.

De uitvoering van artikel 5 van de richtlijn – het informeren van de bevolking – berust ingevolge artikel 48, derde lid, van de Wet inzake de luchtverontreiniging bij de Commissarissen van de Koningin. Zij laten mededeling van ozonconcentraties op leefniveau doen door middel van radio en televisie of op andere wijze. Voor de uitoefening van deze taak zijn de commissarissen afhankelijk van de gegevens die door het rijksinstituut worden geleverd. Ook voor de feitelijke informering maken de commissarissen gebruik van de diensten van het rijksinstituut. Dit instituut verzorgt twee keer per dag smogberichten voor het ANP, brengt persberichten uit en verzorgt de smoginformatie op Teletekst en Viditel.

De ter zake gemaakte afspraken zijn neergelegd in het Modeldraaiboek Smog 1991.

5. Financiële aspecten

Het onderhavige besluit leidt ten opzichte van de huidige praktijk, het uitvoeren door provincies van het Modeldraaiboek Smog 1991, niet tot een taakverzwaring en dientengevolge niet tot hogere kosten voor de betrokken overheidsorganen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Artikel 2 van de richtlijn bevat de opdracht om een instantie aan te wijzen die zich bezighoudt met de coördinatie van de verzameling en verstrekking van gegevens. In artikel 2 van het besluit wordt het rijksinstituut belast met de metingen en rapportages. In het tweede lid is een uitzondering gemaakt voor de jaarrapportage van meetresultaten aan de Europese Commissie. Het verstrekken van deze gegevens geschiedt door tussenkomst van het Directoraat-Generaal Milieubeheer van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Uiteraard wordt ook deze rapportage inhoudelijk voorbereid door het rijksinstituut.

Artikel 3

Dit artikel bevat de aanwijzing van meetstations, overeenkomstig het bepaalde in bijlage II bij de richtlijn. In Nederland is reeds een adequaat meetnet operationeel, dat voldoet aan de gestelde eisen. Er is daarom in artikel 3 voorzien in een generieke aanwijzing van alle meetstations ingericht voor meting van ozonconcentraties op leefniveau van dit Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.

Meting van die ozonconcentraties is bedoeld om zo goed mogelijk het risico voor mensen te kunnen beoordelen die worden blootgesteld aan verhoogde ozonconcentraties. De keuze van de meetpunten wordt hierdoor bepaald. Voor het meten van ozonconcentraties op leefniveau heeft het rijksinstituut thans 39 stations ter beschikking.

Omwille van de kenbaarheid is in het tweede lid bepaald dat een lijst van meetstations in de Staatscourant wordt geplaatst.

Artikel 6

Bij overschrijding van de twee in de richtlijn genoemde drempelwaarden voor het informeren en alarmeren van de bevolking, moeten de lid-staten ingevolge artikel 5 van de richtlijn de nodige maatregelen nemen voor het informeren van de bevolking.

Daarbij dient aan de bevolking de in bijlage III bij de richtlijn genoemde minimuminformatie te worden verschaft.

Deze verplichting wordt omgezet in de nationale regelgeving door op grond van artikel 53 van de Wet inzake de luchtverontreiniging nadere regelen te stellen ten aanzien van de in artikel 48, derde lid, van die wet omschreven taak van de Commissaris van de Koningin. In navolging van artikel 48, derde lid, van de wet komt ook in de redactie van artikel 6 van het besluit tot uitdrukking dat de feitelijke informatieverstrekking aan anderen kan worden overgelaten.

Tot slot wijs ik nog op het Besluit van 23 juni 1988, houdende uitvoering van artikel 173 van de Mediawet (Stb. 341). Dit besluit regelt de bevoegdheid om bij bijzondere omstandigheden radio- of televisieprogramma's te onderbreken voor het doen van mededelingen. In de nota van toelichting bij dat besluit is gesteld dat het doen van mededelingen door de Commissarissen van de Koningin ter uitvoering van de artikelen 48 en 52 van de Wet inzake de luchtverontreiniging, kan worden begrepen onder de reikwijdte van het besluit.

Dit laat uiteraard onverlet de afspraken die op vrijwillige basis met zendgemachtigden kunnen worden gemaakt.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 10 oktober 1995, nr. 196.

XNoot
1

Kamerstukken II 1990/1991, 21 234, nr. 8.

XNoot
2

Modeldraaiboek Smog 1991, Ministerie van VROM, juni 1991.

Naar boven