Wet van 14 september 1995 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering (vormverzuimen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de sanctionering van vormverzuimen in het Wetboek van Strafvordering te herzien en de bevoegdheden van het openbaar ministerie om de telastelegging te wijzigen, te verruimen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 216, tweede lid, 261, eerste lid, 292, tweede lid, 297, vijfde lid, 308, 345, tweede lid, tweede volzin, 357, tweede lid, 374, eerste lid, 393, eerste lid, tweede volzin, 409, tweede lid, 472, eerste lid, en 484, onder 5, worden de woorden «op straffe van nietigheid» alsmede de daarbij behorende komma's, geschrapt.

B

Het derde lid van artikel 164, de tweede volzin van het eerste lid van artikel 362, het achtste lid van artikel 385, het zevende lid van artikel 386, het tweede lid van artikel 532, en artikel 590, vervallen.

C

In artikel 258, derde lid, vervalt het woord «woordelijk».

D

In het negende lid van artikel 280, worden de woorden «het vierde tot en met zevende lid» vervangen door: het vierde, vijfde en zevende lid.

E

Artikel 261, eerste lid, komt als volgt te luiden:

De dagvaarding behelst een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn; verder vermeldt zij de wettelijke voorschriften waarbij het feit is strafbaar gesteld.

F

In artikel 313, eerste lid, vervallen de woorden: voordat hij voor de eerste maal overeenkomstig artikel 311 het woord voert.

G

Na artikel 359 wordt een nieuw artikel 359a ingevoegd, dat luidt:

Artikel 359a

  • 1. De rechtbank kan, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat:

    a. de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van het verzuim, zal worden verlaagd, indien het door het verzuim veroorzaakte nadeel langs deze weg kan worden gecompenseerd;

    b. de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het telastegelegde feit;

    c. het openbaar ministerie niet ontvankelijk is, indien door het verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet.

  • 2. Bij de toepassing van het eerste lid, houdt de rechtbank rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.

  • 3. Het vonnis bevat de beslissingen vermeld in het eerste lid. Deze zijn met redenen omkleed.

H

In artikel 415 wordt artikel 312 vervangen door 314.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dit tijdstip kan voor de verschillende onderdelen van artikel I verschillend worden vastgesteld.

ARTIKEL III

Artikel I, onder D en F, heeft geen gevolgen voor strafzaken die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds ter terechtzitting in eerste aanleg aanhangig zijn gemaakt.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministers, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 14 september 1995

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de achtentwintigste september 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 april 1995, Stb. 254.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1993/94, 1994/95, 23 705.

Handelingen II 1994/95, blz. 3605–3629; 3657.

Kamerstukken I 1994/95, 23 705 (236, 236a, 236b, 236c).

Handelingen I 1994/95, zie vergadering d.d. 12 september 1995.

Naar boven