Besluit van 18 september 1995 tot wijziging van het Mijnreglement 1964 en het Mijnreglement continentaal plat (explosieveilig materieel)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 17 januari 1995, nr. 95002835 WJA/W;

Gelet op richtlijn nr. 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (PbEG L 100) alsmede op artikel 9, eerste en derde lid, van de Mijnwet 1903 en op artikel 26, eerste lid, onder b, van de Mijnwet continentaal plat;

De Raad van State gehoord (advies van 6 maart 1995, nr. W10.95.0024);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 14 september 1995, nr. 95018644 WJA/W;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het >Mijnreglement 19641 wordt na artikel 113a een nieuw artikel 113b ingevoegd, luidende:

Artikel 113b

  • 1. In dit artikel wordt onder «explosieveilig materieel» verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit explosieveilig materieel.

  • 2. De artikelen 106 tot en met 110, 112, 114 en 116 zijn niet van toepassing op explosieveilig materieel voor zover deze bepalingen eisen stellen met betrekking tot het ontwerp, de vervaardigingswijze of de eigenschappen van explosieveilig materieel of daarop aangebrachte vermeldingen als bedoeld in artikel 4 van het Besluit explosieveilig materieel.

ARTIKEL II

In het Mijnreglement continentaal plat2 wordt na artikel 91a een nieuw artikel 91b ingevoegd, luidende:

Artikel 91b

  • 1. In dit artikel wordt onder «explosieveilig materieel» verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit explosieveilig materieel.

  • 2. Het is verboden op een mijnbouwinstallatie of bij mijnbouwkundig werk explosieveilig materieel voorhanden te hebben of te gebruiken dat niet in overeenstemming is met het bij en krachtens het Besluit explosieveilig materieel bepaalde. Dit verbod geldt niet voor materieel als bedoeld in artikel 3 van het Besluit explosieveilig materieel.

  • 3. Artikel 19, eerste lid, is niet van toepassing op explosieveilig materieel. De artikelen 19, tweede lid, 83 tot en met 87, 89, 92 en 94 zijn niet van toepassing op explosieveilig materieel voor zover deze bepalingen eisen stellen met betrekking tot het ontwerp, de vervaardigingswijze of de eigenschappen van explosieveilig materieel of daarop aangebrachte vermeldingen als bedoeld in artikel 4 van het Besluit explosieveilig materieel.

  • 4. Het bij en krachtens artikel 18, eerste en derde lid, van het Besluit explosieveilig materieel bepaalde is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot explosieveilig materieel dat aanwezig is op een mijnbouwinstallatie of wordt gebruikt bij mijnbouwkundig werk, met dien verstande dat het in artikel 18, eerste lid, van het Besluit explosieveilig materieel gestelde niet geldt ten aanzien van de Inspecteur-Generaal der Mijnen.

  • 5. De Inspecteur-Generaal der Mijnen is bevoegd explosieveilig materieel te beproeven of te onderzoeken en zo nodig herstelling daarvan binnen een door hem vast te stellen termijn te eisen. Voorts kan hij, indien blijkt dat explosieveilig materieel niet in overeenstemming is met het bij en krachtens het Besluit explosieveilig materieel bepaalde, dat materieel voorzien van een merk van afkeuring. Door het aanbrengen van een merk van afkeuring verliest de op het explosieveilig materieel aangebrachte CE-markering van rechtswege haar geldigheid. Een krachtens de eerste zin gestelde eis moet worden nageleefd door degene tot wie hij is gericht.

ARTIKEL III

  • 1. Het Besluit explosieveilig materieel en artikel 113b, tweede lid, van het Mijnreglement 1964 zijn tot en met 30 juni 2003 niet van toepassing op elektrisch explosieveilig materieel dat voldoet aan het bij en krachtens de artikelen 114 en 116 van dat mijnreglement bepaalde.

  • 2. Artikel 91b, tweede tot en met vijfde lid, van het Mijnreglement continentaal plat is tot en met 30 juni 2003 niet van toepassing op elektrisch explosieveilig materieel dat voldoet aan het bij en krachtens de artikelen 92 en 94 van dat mijnreglement bepaalde.

  • 3. De certificaten van goedkeuring die zijn afgegeven overeenkomstig artikel 94, eerste lid, van het Mijnreglement continentaal plat zijn geldig tot en met 30 juni 2003, tenzij zij voor die datum vervallen, met dien verstande dat zij alleen gelden voor de overeenstemming met de geharmoniseerde normen die in de richtlijnen van de Raad van de Europese Gemeenschappen nr. 76/117/EEG van 18 december 1975 (PbEG 1976, L 24), nr. 79/196/EEG van 6 februari 1979 (PbEG L 43) en nr. 82/130/EEG van 15 februari 1982 (PbEG L 59) zijn aangegeven.

  • 4. Het eerste, tweede en derde lid zijn na de vervaldatum niet van toepassing op elektrisch explosieveilig materieel waarvan het certificaat voor 1 juli 2003 vervalt en niet op elektrisch explosieveilig materieel dat alsnog in overeenstemming wordt gebracht met het bij en krachtens het Besluit explosieveilig materieel bepaalde.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 1996.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 18 september 1995

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Uitgegeven de zesentwintigste september 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

Dit besluit tot wijziging van het Mijnreglement 1964 en het Mijnreglement continentaal plat strekt ertoe het Mijnreglement 1964 in overeenstemming te brengen met de voorschriften die in het algemeen gelden voor explosieveilig materieel en voorts die voorschriften mede van toepassing te doen zijn op de mijnbouw op het continentaal plat. Daarmee wordt tevens voor de mijnbouwsector uitvoering gegeven aan richtlijn

nr. 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (PbEG L 100, hierna: richtlijn explosieveilig materieel).

De richtlijn explosieveilig materieel heeft tot doel de handelsbelemmeringen ten aanzien van dit materieel op te heffen door de produktveiligheidseisen en de certificeringsprocedures ten aanzien daarvan te harmoniseren. Daartoe bevat de richtlijn het voorschrift dat explosieveilig materieel dient te voldoen aan de in bijlage II van de richtlijn opgenomen essentiële veiligheids- en gezondheidseisen (artikel 3). Lid-Staten mogen het in de handel brengen en in bedrijf stellen van explosieveilig materieel dat aan deze eisen voldoet niet verbieden, beperken of belemmeren (artikel 4, eerste lid). Explosieveilig materieel dat voldoet aan de eisen van de richtlijn wordt voorzien van een CE-markering van overeenstemming. Explosieveilig materieel met zo'n merkteken wordt geacht aan alle voorschriften van de richtlijn te voldoen (artikel 5, eerste lid) en kan daardoor vrij worden verhandeld. Een uitgebreide toelichting op de richtlijn explosieveilig materieel is gegeven in de nota van toelichting bij het Besluit explosieveilig materieel (zie Stb. 1995, 379).

Dit besluit heeft geen financiële consequenties voor het Rijk of enige lagere overheid. Het Staatstoezicht op de Mijnen heeft tot taak toezicht te houden op de naleving van dit besluit en medewerking te verlenen aan de uitvoering hiervan. Vooralsnog zullen de taken die hieruit voortvloeien door het Staatstoezicht met de bestaande formatie kunnen worden uitgevoerd. Het is niet te verwachten dat dit besluit gevolgen heeft voor de werkdruk van het openbaar ministerie of de rechterlijke macht. Er kunnen enige directe financiële consequenties voor onderneming uit voortvloeien; de omvang hiervan kan op dit moment nog niet worden vastgesteld, maar deze zullen niet van dien aard zijn dat zij niet gerechtvaardigd zijn, gezien het belang dat de regeling beoogt te dienen.

ARTIKELEN

Artikel I

Aangezien de Wet op de gevaarlijke werktuigen, waarop het Besluit explosieveilig materieel is gebaseerd, ook van toepassing is op de mijnbouw op het land (zie artikel 25 van die wet), kan wat het Mijnreglement 1964 betreft worden volstaan met enkele kleine aanpassingen. In het Mijnreglement 1964 wordt in het nieuwe artikel 113b, eerste lid, verwezen naar het begrip «explosieveilig materieel» in het Besluit explosieveilig materieel. In dat besluit wordt hieronder verstaan (artikel 1, onder h): apparaten, beveiligingssystemen, componenten en voorzieningen. In genoemd besluit wordt voorts verstaan onder:

– apparaten: (artikel 1, onder b) machines, materieel, vaste of mobiele inrichtingen, bedieningsorganen en instrumenten alsmede detectie- en preventiesystemen die, alleen of in combinatie, bestemd zijn voor produktie, transport, opslag, meting, regeling, energieomzetting of grondstoffenverwerking en die door hun inherente potentiële ontstekingsbronnen in een explosieve atmosfeer een explosie kunnen veroorzaken;

– beveiligingssystemen: (artikel 1, onder e) inrichtingen, niet zijnde componenten van de onder b tot en d omschreven apparaten, die de functie hebben beginnende explosies onmiddellijk te stoppen of de door een explosie getroffen zone te beperken en die afzonderlijk in de handel worden gebracht als systemen met autonome functies;

– componenten: (artikel 1, onder f) onderdelen van apparaten en beveiligingssystemen die essentieel zijn voor de veilige werking maar geen autonome functie hebben;

– voorzieningen: (artikel 1, onder g) veiligheids-, controle-, en regelvoorzieningen, bedoeld voor gebruik buiten plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen, maar die nodig zijn voor of bijdragen tot de veilige werking van apparaten en beveiligingssystemen.

Voorts komen de voorschriften van het Mijnreglement 1964, die een overlapping vormen met het Besluit explosieveilig materieel, te vervallen. Daartoe is bij dit besluit een nieuw artikel 113b aan het Mijnreglement 1964 toegevoegd.

Artikel II

Aan het Mijnreglement continentaal plat is bij dit besluit een nieuw artikel 91b toegevoegd. Ingevolge het tweede lid van dat artikel worden de eisen die het Besluit explosieveilig materieel stelt, ook van toepassing op explosieveilig materieel op het continentaal plat.

Ingevolge het derde lid zijn de bepalingen inzake diverse werktuigen en die inzake elektrisch materieel van dit Mijnreglement niet van toepassing voor zover het explosieveilig materieel betreft. Het vierde lid bevat een verbod op het verwijderen, beschadigen of onleesbaar maken van een op explosieveilig materieel aangebracht merk van afkeuring. Dit verbod geldt niet voor de Inspecteur-Generaal der Mijnen. Voorts worden bij ministeriële regeling nadere voorschriften gesteld ten aanzien van merken van afkeuring. In het vijfde lid wordt de Inspecteur-Generaal der Mijnen bevoegd verklaard om explosieveilig materieel te beproeven en te onderzoeken en zo nodig van een merk van afkeuring te voorzien. Door het aanbrengen van zo'n merk vervalt van rechtswege de geldigheid van de aangebrachte CE-markering. Het gebruik van explosieveilig materieel dat van een merk van afkeuring is voorzien, is verboden op grond van artikel 91b, tweede lid.

Artikel III

Bij artikel 14, eerste lid, van de richtlijn explosieveilig materieel worden de richtlijnen 76/117/EEG, 79/196/EEG en 82/130/EEG ingetrokken per 1 juli 2003. Ook deze drie richtlijnen hebben betrekking op elektrisch materieel. In de mijnwetgeving zijn zij uitgevoerd in de Nadere regelen Mijnreglement 1964 en Mijnreglement continentaal plat elektrische installaties en in de regeling van de Minister van Economische Zaken van 17 december 1991, nr. 91105578 WJA/W, inzake de afgifte van certificaten met betrekking tot elektrisch materieel bestemd voor gebruik in explosieve omgeving van mijngashoudende mijnen (Stcrt. 249). EG-certificaten van overeenstemming op grond van de richtlijnen 76/117/EEG en 79/196/EEG kunnen worden afgegeven tot en met 29 februari 1996 (zie artikel 2, tweede lid, van richtlijn 94/26/EG, PbEG L 157). EG-certificaten van overeenstemming op grond van richtlijn 82/130/EEG kunnen worden afgegeven tot en met 31 december 1996 (zie artikel 2, derde lid, van richtlijn 94/44/EG, PbEG L 248).

Certificaten, afgegeven op grond van een van de drie «oude» richtlijnen blijven geldig tot de datum waarop zij vervallen en uiterlijk tot en met 30 juni 2003. Dat betekent dat in de mijnbouwsector de verboden van het Besluit explosieveilig materieel en van artikel 91b, tweede lid, van het Mijnreglement continentaal plat tot en met 30 juni 2003 niet gelden ten aanzien van elektrisch materieel dat voorzien is van zo'n certificaat. Tot en met die datum mag dat materieel dus worden gebruikt en verhandeld. Artikel III bevat de daartoe strekkende overgangsbepaling. Uit het vierde lid van artikel III vloeit onder meer voort dat betrokkenen er zelf voor kunnen kiezen de regels van het Besluit explosieveilig materieel ook vóór 1 juli 2003 reeds toe te passen.

Transponeringstabel

Richtlijn (explosieveilig materieel)Mijnreglement continentaal plat
1.1 t/m 3art. 91b, eerste lid
1.4art. 91b, tweede lid, laatste zin
2.1art. 91b, tweede lid
2.2*
2.3**
3–5.2art. 91b, tweede lid, eerste zin
5.3–6*
7.1art. 91b, tweede lid
7.2*
7.3**
7.4*
8**
9.1*
9.2**
9.3*
10art. 91b, tweede lid
11**
12***
13–14.1*
14.2art. III
14.3**
15.1aanhef en art. IV van dit besluit
15.2–16*

* Deze bepalingen behoeven geen uitvoering in de nationale wetgeving.

** Niet relevant voor het continentaal plat. Deze bepalingen zijn voor Nederland uitgevoerd in het Besluit explosieveilig materieel.

*** Is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers


XNoot
1

Stb. 1964, 538, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 augustus 1995, Stb. 434.

XNoot
2

Stb. 1983, 83, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 augustus 1995, Stb. 434.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven