Besluit van 10 juli 1995, houdende nadere wijziging
van het Besluit vergoedingen Opiumverloven
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
van 14 maart 1995, GMV/G 951226;
Gelet op deartikelen 5, tweede lid, en 6, eerste lid, van de Opiumwet;
De Raad van State gehoord (advies van 15 mei 1995, nr. W13.95.140);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport van 14 juni 1995, GMV/G 952500;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het >Besluit vergoedingen Opiumverloven1 wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In onderdeel II wordt «f 1 490» vervangen door:
f 2 750.
2. Onderdeel III wordt gewijzigd als volgt:
a. in de eerste volzin vervalt «binnen of buiten het grondgebied
van Nederland brengen,» en wordt «f 932» vervangen
door: f 1 750.
b. de tweede volzin vervalt.
3. Onder vernummering van onderdeel IV tot onderdeel V wordt een nieuw onderdeel
IV ingevoegd, luidende:
IV De verschuldigde vergoeding voor een verlof voor het binnen of buiten
het grondgebied van Nederland brengen van middelen bedraagt f 70.
4. In onderdeel V (nieuw) wordt «f 166» vervangen door:
f 250.
B
In artikel 2, tweede lid, aanhef, wordt «artikel 1, onder I–IV,»
vervangen door: artikel 1, onder I tot en met III en V.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede
kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt
geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootTavarnelle, 10 juli 1995
Beatrix
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
Uitgegeven de zevende september 1995
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
NOTA VAN TOELICHTING
Bij koninklijk besluit van 23 juni 1983 (Stb. 387) werden de tarieven
van de jaarlijkse vergoedingen voor opiumverloven, genoemd in artikel 1, onderdeel
II tot en met IV, van het Besluit vergoedingen Opiumverloven voor het laatst
verhoogd, zulks in het kader van het streven om retributies als de onderhavige
zoveel mogelijk op kostendekkend niveau te brengen.
Gelet op dat streven is er thans aanleiding die tarieven opnieuw te verhogen.
Dit houdt met name verband met de inwerkingtreding op 5 mei 1994 van de wet
van 2 juli 1993 (Stb. 449) tot wijziging van de Opiumwet, waarbij de nog niet
onder de Opiumwet vallende stoffen van de lijsten III en IV (barbituraten
en tranquillizers) van het Verdrag inzake psychotrope stoffen (Trb. 1989,
129) op lijst II van die wet zijn geplaatst. Als gevolg van die onderbrenging
onder de Opiumwet, waardoor op die stoffen ook het in de artikelen 5 en 6
van die wet vervatte verlofstelsel van toepassing is, is de werklast voor
het Staatstoezicht op de Volksgezondheid aanzienlijk toegenomen. Tijdens de
parlementaire behandeling van voornoemde wijzigingswet (Kamerstukken II, 1991/92,
22 090, nr. 6, blz. 3) is er reeds op gewezen dat ter zake twee à
drie formatieplaatsen benodigd zijn. Het betreft hier twee volledige formatieplaatsen
op het niveau van controleur en een halve formatieplaats op het niveau van
administratief medewerker.
De uitbreiding van de werklast van het Staatstoezicht doet zich met name
voor op het terrein, waarop de in artikel 1, onderdelen II en III, van het
Besluit vergoedingen Opiumverloven bedoelde verloven betrekking hebben. De
aanzienlijke verhoging van de tarieven van de vergoedingen voor de hier bedoelde
verloven voor bereiding en handel (Artikel I, onderdeel A, onder 1, van het
onderhavige besluit), onderscheidenlijk uitsluitend voor handel (Artikel I,
onderdeel A, onder 2, van het onderhavige besluit) is daaraan gerelateerd.
Voor wat betreft het verlof tot het binnen of buiten het grondgebied van
Nederland brengen – waaronder ook het verlof voor transitoverkeer –
is de jaarlijks daarvoor te bepalen vergoeding omgezet in een voor elke ingevolge
het Besluit in-, uit- en doorvoer van Opiumwetmiddelen te verlenen in- of
uitvoervergunning te betalen vergoeding. Deze omzetting (Artikel I, onderdeel
A, onder 2 en 3, van het onderhavige besluit) sluit nauw aan bij de in artikel
2, eerste lid, van het Besluit in-, uit- en doorvoer van Opiumwetmiddelen
neergelegde systematiek, waarbij een verlof tot het binnen of buiten het grondgebied
van Nederland brengen wordt geacht te zijn verleend aan degeen aan wie door
de hoofdinspecteur van de volksgezondheid voor de geneesmiddelen (thans geheten
hoofdinspecteur voor de farmacie en medische technologie) een invoervergunning
onderscheidenlijk een uitvoervergunning is verstrekt. De daarvoor te betalen
vergoeding van f 70 is vastgesteld aan de hand van het geschatte aantal
jaarlijks door de hoofdinspecteur te verlenen in- en uitvoervergunningen en
de daaraan verbonden kosten.
De verhoging van de te betalen vergoeding voor een verlof voor wetenschappelijke
of instructieve doeleinden houdt verband met de kostenontwikkeling die zich
sedert de laatste verhoging in 1983 heeft voorgedaan.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
XNoot
1Stb. 1976, 511, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 juni 19983, Stb.
387
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat
het zonder meer instemmend luidt.