Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 1995, 4 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 1995, 4 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is ter uitvoering van richtlijn nr. 91/414/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PbEG L 230) de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Bestrijdingsmiddelenwet 19621 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. planten: levende planten en levende delen van planten met inbegrip van vers fruit en zaden;
b. plantaardige produkten: van planten afkomstige produkten die geen of slechts een eenvoudige bewerking hebben ondergaan, zoals malen, drogen of persen, voor zover het geen planten zijn;
c. organismen: organismen van het dieren- of plantenrijk en virussen, bacteriën, mycoplasma's of andere pathogenen die schade kunnen veroorzaken of waarvan uit anderen hoofde bestrijding of afwering wenselijk is;
d. stof: chemisch element of verbinding daarvan, zoals dat of zoals deze in de natuur voorkomt of industrieel wordt vervaardigd, met inbegrip van verontreinigingen die onvermijdelijk bij het fabricageproces ontstaan;
e. werkzame stof: stof of micro-organisme, met inbegrip van virussen, met een algemene of specifieke werking als bedoeld in de onderdelen g of h tegen organismen;
f. bestrijdingsmiddel: gewasbeschermingsmiddel of niet-landbouwbestrijdingsmiddel;
g. gewasbeschermingsmiddel: werkzame stof of een preparaat dat één of meer werkzame stoffen bevat, bestemd om te worden gebruikt om:
1°. planten of plantaardige produkten te beschermen tegen organismen of de werking daarvan te voorkomen;
2°. levensprocessen van planten te beïnvloeden, voor zover niet zijnde meststoffen in de zin van de Meststoffenwet 1947 (Stb. H. 123) of van de Meststoffenwet (Stb. 1986, 598);
3°. plantaardige produkten te bewaren;
4°. ongewenste planten te doden of
5°. delen van planten te vernietigen of een ongewenste groei van planten te remmen of te voorkomen;
h. niet-landbouwbestrijdingsmiddel: werkzame stof of een preparaat dat één of meer werkzame stoffen bevat, bestemd om te worden gebruikt bij:
1°. het bestrijden of afweren van organismen welke schade kunnen aanbrengen aan plantaardige voortbrengselen, voor zover niet zijnde plantaardige produkten als bedoeld in onderdeel b, of aan door Onze betrokken Minister aangewezen voortbrengselen van dierlijke oorsprong;
2°. het bestrijden of afweren van organismen in of op:
– gebouwen en andere opstallen, niet dienende tot verblijfplaats voor dieren of kweekplaatsen voor planten;
– waterleidingbedrijven, zweminrichtingen en wateren waarin wordt gebaad en gezwommen, alsmede kampeerplaatsen, kampeerwagens en tenten;
– vuilstortplaatsen;
– voer-, vaar- en vliegtuigen, niet zijnde transportmiddelen voor dieren;
– materialen, apparaten en gebruiksvoorwerpen;
3°. het bestrijden of afweren van dieren welke ziekten kunnen veroorzaken bij dan wel overbrengen op de mens, voor zover de Wet op de geneesmiddelenvoorziening (Stb. 1958, 408) niet van toepassing is;
4°. het bestrijden of afweren van andere dieren dan bedoeld onder ten derde, ter voorkoming van overlast voor de mens;
i. afleveren: verkopen, te koop of in ruil aanbieden, ter beschikking stellen, schenken alsmede uitdelen;
j. milieu: water, bodem, lucht en wilde soorten van dieren en planten alsmede hun onderlinge relatie en hun relatie met levende organismen;
k. geïntegreerde bestrijding: rationele toepassing van een combinatie van biologische, biotechnologische, chemische, mechanische en fysische bestrijding, teelt- of gewasverbeteringsmaatregelen, waarbij het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen wordt beperkt tot het strikte minimum dat noodzakelijk is om populaties van organismen onder de niveaus te houden waarbij in economisch opzicht onaanvaardbare schade of verliezen optreden;
l. verpakking: omhulsel waarin een bestrijdingsmiddel aan of ten behoeve van een gebruiker wordt afgeleverd, of dat daartoe is bestemd;
m. residuen: één of meer stoffen die als reststoffen ten gevolge van het gebruik van een bestrijdingsmiddel in of op planten of produkten van plantaardige oorsprong, produkten van dierlijke oorsprong, of elders in het milieu aanwezig zijn, met inbegrip van de metabolieten en de produkten die bij afbraak of de reactie worden gevormd;
n. communautaire maatregel: verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel 189 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (Trb. 1957, 91) ter zake van het op de markt brengen van bestrijdingsmiddelen en daaraan verbonden onderwerpen.
2. Het tweede en derde lid komen te vervallen.
3. Onder vernummering van het vierde lid tot tweede lid worden in dat lid de woorden:
a. «de bestrijdingsmiddelen, bedoeld in het eerste lid» vervangen door: gewasbeschermingsmiddelen, met uitzondering van gewasbeschermingsmiddelen bestemd voor plantaardige produkten die slechts een eenvoudige bewerking hebben ondergaan;
b. «de bestrijdingsmiddelen, bedoeld in het tweede lid» vervangen door: niet-landbouwbestrijdingsmiddelen alsmede gewasbeschermingsmiddelen bestemd voor plantaardige produkten voor zover deze een eenvoudige bewerking hebben ondergaan.
4. Het vijfde lid wordt tot derde lid vernummerd.
5. Het zesde lid wordt vervangen door een nieuw vierde lid, luidende:
4. Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet kunnen bij algemene maatregel van bestuur:
a. andere zelfstandigheden worden gelijkgesteld met de in het eerste lid bedoelde stoffen of werkzame stoffen;
b. andere bestemmingen worden gelijkgesteld met één of meer in de maatregel aan te wijzen bestemmingen, genoemd in het eerste lid, onderdelen g en h, en vijfde lid.
6. Een nieuw vijfde en zesde lid worden toegevoegd, luidende:
5. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder «gewasbeschermingsmiddel» tevens verstaan een werkzame stof of een preparaat dat één of meer werkzame stoffen bevat, bestemd om:
– insekten en mijten, voorkomend op of bij dieren, door uitwendige toepassing te bestrijden of af te weren, alsmede slakken die als drager kunnen optreden voor ziekteverwekkers bij dieren welker instandhouding is gewenst, te bestrijden of af te weren;
– opstallen dienende tot verblijfplaats voor dieren, mesthopen en gierkelders, transportmiddelen voor dieren of melkwinningsapparatuur te behandelen ter bestrijding of afwering van insekten, mijten, of andere organismen dan wel door deze veroorzaakte omzettingsprodukten.
6. Onze betrokken Minister doet mededeling in de Staatscourant van de vaststelling of wijziging van een communautaire maatregel voor zover daaraan uitvoering moet worden gegeven, onder vermelding van de artikelen van deze wet waarop de betreffende communautaire maatregel betrekking heeft. Een communautaire maatregel of wijziging daarvan treedt voor de toepassing van deze wet in werking met ingang van de dag waarop daaraan uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven, tenzij Onze betrokken Minister hiervoor een ander tijdstip heeft vastgesteld.
In artikel 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. Het is verboden een bestrijdingsmiddel af te leveren, voorhanden of in voorraad te hebben, binnen Nederland te brengen of te gebruiken, waarvan niet blijkt dat het ingevolge deze wet is toegelaten.
2. In het derde lid wordt:
a. het woord «verkopen» vervangen door: afleveren;
b. onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, de volgende zinsnede toegevoegd:
mits wordt voldaan aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regelen.
3. In het vierde lid wordt het woord «bestrijdingsmiddel» telkens vervangen door: niet-landbouwbestrijdingsmiddel.
4. Het vijfde lid wordt vervangen door:
5. Onze betrokken Minister kan in afwijking van het in het eerste lid bedoelde verbod bij regeling toestaan dat een bestrijdingsmiddel, dat niet meer is toegelaten, nog gedurende een door hem te bepalen tijdvak wordt afgeleverd, wordt gebruikt of in voorraad of voorhanden wordt gehouden met inachtneming van de bij die regeling gestelde regelen. Bij deze regeling kunnen tevens regelen worden gesteld omtrent de verwijdering binnen een te bepalen tijdvak van een niet meer toegelaten bestrijdingsmiddel.
5. Een nieuw zesde lid wordt toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan Onze betrokken Minister, indien hij gegronde aanwijzingen heeft om te oordelen dat een door hem ingevolge een communautaire maatregel toe te laten middel gevaar oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, tijdelijk bepalen dat de aflevering en het gebruik van dat middel verboden is.
Na artikel 2 wordt een nieuw artikel 2a ingevoegd, luidende:
1. Het is verboden een werkzame stof af te leveren, voorhanden of in voorraad te hebben of binnen Nederland te brengen, tenzij het bepaalde in artikel 4a in acht is genomen.
2. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een werkzame stof:
a. die tot de samenstelling behoort van een ingevolge deze wet toegelaten bestrijdingsmiddel of van een bestrijdingsmiddel waarvoor deze wet buiten toepassing is verklaard, of
b. die kennelijk bestemd is om overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 15 voor een proef te worden gebruikt.
Artikel 3 wordt vervangen door:
1. Een bestrijdingsmiddel wordt slechts toegelaten indien:
a. op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis en aan de hand van onderzoek van de gegevens, bedoeld in artikel 4, tweede lid, met inachtneming van de bij of krachtens artikel 3a vastgestelde regels en beginselen voor de beoordeling, is vastgesteld dat het bestrijdingsmiddel en zijn omzettingsprodukten, wanneer het overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt gebruikt:
1. voldoende werkzaam is;
2. geen onaanvaardbare uitwerking heeft op planten of plantaardige produkten;
3. geen schadelijke uitwerking heeft op de gezondheid van de mens, hetzij direct, hetzij indirect;
4. geen schadelijke uitwerking heeft op de gezondheid van dieren, hetzij direct, hetzij indirect;
5. de gezondheid niet schaadt of de veiligheid niet in gevaar brengt van degene die het middel toepast;
6. de gezondheid niet schaadt of de veiligheid niet in gevaar brengt van diegenen, die na toepassing van het middel door het verrichten van werkzaamheden daarmee of met de residuen daarvan in aanraking komen;
7. de hoedanigheid van voedingsmiddelen niet schaadt;
8. het welzijn van te bestrijden gewervelde dieren niet onnodig schaadt;
9. geen schadelijke uitwerking heeft op het grondwater;
10. geen voor het milieu onaanvaardbaar effect heeft, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met:
– de plaats waar het bestrijdingsmiddel in het milieu terecht komt en wordt verspreid, met name voor wat betreft besmetting van het water, met inbegrip van drink- en grondwater en belasting van de bodem;
– de gevolgen voor niet-doelsoorten;
b. de aard en de hoeveelheid van de werkzame stoffen en zo nodig de in toxicologisch en ecotoxicologisch opzicht belangrijke onzuiverheden en hulpstoffen en omzettingsprodukten kunnen worden bepaald overeenkomstig de bij een communautaire maatregel vastgestelde methoden, of, voor zover deze methoden niet zijn vastgesteld, door Onze betrokken Minister zijn vastgesteld of worden goedgekeurd;
c. de residuen die het gevolg zijn van het gebruik van het bestrijdingsmiddel overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze wet en die uit toxicologisch of milieu-oogpunt van belang zijn, kunnen worden bepaald door middel van methoden die voldoen aan door Onze betrokken Minister gestelde regelen;
d. de fysisch-chemische eigenschappen van het bestrijdingsmiddel worden vastgesteld en voor het gebruik van het bestrijdingsmiddel overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze wet aanvaardbaar zijn.
2. Een bestrijdingsmiddel wordt voorts slechts toegelaten indien:
a. voor zover het een gewasbeschermingsmiddel betreft, anders dan bedoeld in artikel 1, vijfde lid, de werkzame stof of werkzame stoffen zijn aangewezen bij een communautaire maatregel die de werkzame stoffen vermeldt die mogen worden gebruikt als basis voor gewasbeschermingsmiddelen en aan de daarbij gestelde voorwaarden wordt voldaan;
b. het gehalte aan werkzame stof of werkzame stoffen en de verdere samenstelling, de kleur, vorm, afwerking, verpakking en aanduidingen en vermeldingen op, aan of bij de verpakking voldoen aan door Onze betrokken Minister gestelde regelen.
In artikel 3a worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regelen worden gesteld met betrekking tot de toelatingscriteria als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, en kunnen beginselen voor de beoordeling worden vastgesteld.
2. In het tweede lid wordt:
a. in onderdeel a «de deugdelijkheid,» vervangen door: de toelatingscriteria, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, ten eerste, ten tweede, ten vierde en ten achtste,;
b. in onderdeel b «de schadelijke nevenwerking, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a,» vervangen door: de toelatingscriteria als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, ten derde en ten zevende,;
c. in onderdeel c «de schadelijke nevenwerking, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen b en c,» vervangen door: de toelatingscriteria als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, ten derde, ten vijfde en ten zesde,;
d. in onderdeel d «de schadelijke nevenwerking, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel f, of op het voorkomen van het aantasten van de kwaliteit van bodem, daaronder begrepen grondwater, water of lucht» vervangen door: de toelatingscriteria als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, ten negende en ten tiende,;
e. in onderdeel e «schadelijke nevenwerkingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid,» vervangen door: toelatingscriteria als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a,.
3. In het derde lid wordt «het belang van het voorkomen van schadelijke nevenwerkingen dan wel van het voorkomen van het aantasten van de kwaliteit van bodem, daaronder begrepen grondwater, water of lucht naar zijn oordeel een onmiddellijke voorziening vereist,» vervangen door: in verband met de toelatingscriteria, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, naar zijn oordeel een onmiddellijke voorziening is vereist,.
In artikel 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. Over de toelating van een bestrijdingsmiddel wordt op aanvraag beslist door Onze betrokken Minister.
2. In het tweede lid wordt na «gegevens» ingevoegd: en zelfstandigheden, de aan de gegevens en zelfstandigheden ten grondslag liggende onderzoeksmethoden en omstandigheden.
2a. Het vierde lid wordt vervangen door:
4. Degene die het voornemen heeft een aanvraag in te dienen, dient, indien aan de over te leggen gegevens dierproeven ten grondslag liggen, alvorens tot dergelijke proeven wordt overgegaan, inlichtingen in te winnen bij een door Onze betrokken Minister aangewezen instantie omtrent:
a. het reeds verleend zijn van een toelating voor het betrokken middel en omtrent de identiteit van degenen die daartoe de betrokken gegevens hebben overgelegd, en
b. voor zover het een niet bij een communautaire maatregel als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, aangewezen werkzame stof van een middel betreft, het met betrekking tot die stof reeds overgelegd zijn van aan dierproeven ontleende gegevens en omtrent de identiteit van degenen die deze gegevens hebben overgelegd.
De identiteit van de betrokken partijen wordt door de aangewezen instantie over en weer aan hen bekendgemaakt nadat zij zekerheid heeft verkregen over het voornemen. Indien is overgegaan tot het verrichten van dierproeven zonder dat daaraan voorafgaand de in de eerste zin bedoelde inlichtingen zijn ingewonnen, wordt de aanvraag door Onze betrokken Minister niet in behandeling genomen.
3. In het zevende lid wordt «De fabrikant, importeur of handelaar» vervangen door: De toelatinghouder.
4. Een nieuw achtste en negende lid worden toegevoegd, luidende:
8. Een aanvraag kan slechts worden gedaan door een binnen de Europese Gemeenschappen permanent gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die er verantwoordelijk voor is dat het middel wordt afgeleverd.
9. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de verlenging van een toelating.
Na artikel 4 wordt een nieuw artikel 4a ingevoegd, luidende:
1. Ten behoeve van de aanwijzing van een werkzame stof bij een communautaire maatregel als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, alsmede de verlenging van die aanwijzing dient een aanvraag te worden gedaan.
2. Artikel 4, tweede, zesde, achtste en negende lid, is van overeenkomstige toepassing op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid. Onze betrokken Minister stelt daarbij voorts regelen met betrekking tot de door de aanvrager aan de bevoegde instanties van de andere Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen alsmede aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen te zenden gegevens en de wijze waarop dit dient te geschieden.
3. Onze betrokken Minister kan regelen stellen met betrekking tot de verstrekking door toelatinghouders van gegevens met betrekking tot werkzame stoffen aan de in het tweede lid genoemde instanties en aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
4. Ten behoeve van het anders dan op aanvraag als bedoeld in het eerste lid aanwijzen van een werkzame stof bij een communautaire maatregel als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, het herbeoordelen van die aanwijzing alsmede het verlengen van die aanwijzing, kan Onze betrokken Minister bepalen dat de kosten verbonden aan de beoordeling van die werkzame stof geheel of gedeeltelijk ten laste worden gebracht van de toelatinghouders van gewasbeschermingsmiddelen waarin die werkzame stof wordt gebruikt, volgens door Onze betrokken Minister bij regeling gestelde regels.
In artikel 5 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. De toelating van een bestrijdingsmiddel geldt voor een in het besluit tot toelating te bepalen termijn van ten hoogste tien jaren. De toelating kan één of meerdere malen met ten hoogste tien jaren worden verlengd indien is gebleken dat nog steeds aan de voorwaarden voor toelating is voldaan. Zonodig kan de toelating worden verlengd voor de periode die met de beoordeling van de aanvraag tot verlenging gemoeid is.
2. In het tweede lid wordt:
a. na «waarvoor het middel uitsluitend dan wel niet gebruikt mag worden,» ingevoegd: alsmede, waar mogelijk, omtrent de toepassing van de beginselen van de geïntegreerde bestrijding,;
b. «welke betrekking hebben op» vervangen door: welke onder meer betrekking hebben op.
3. Het vijfde lid wordt vervangen door:
5. Onze betrokken Minister kan, hetzij op een met redenen omkleed schriftelijk verzoek van de toelatinghouder, hetzij in bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen gevallen, de ingevolge dit artikel gestelde voorschriften wijzigen met ingang van een bij die wijziging aan te geven tijdstip. Alvorens tot wijziging van de voorschriften te besluiten, stelt Onze betrokken Minister de toelatinghouder binnen een daarvoor aangegeven termijn in de gelegenheid zijn zienswijze omtrent de voorgenomen wijziging en het tijdstip van ingang daarvan kenbaar te maken en kan hij hem verzoeken aanvullende informatie te verschaffen. Artikel 4, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op de op verzoek of anders dan op verzoek te verstrekken gegevens. Indien is overgegaan tot het verrichten van dierproeven zonder dat daaraan voorafgaand de bedoelde inlichtingen zijn ingewonnen, worden de uit die dierproeven verkregen gegevens door Onze betrokken Minister bij de beslissing buiten beschouwing gelaten, tenzij zij leiden tot een inperking van de toelating.
4. Een nieuw zesde en zevende lid worden toegevoegd, luidende:
6. Onze betrokken Minister kan, voor zover het gewasbeschermingsmiddelen betreft, op aanvraag van wetenschappelijke instanties, lichamen, organisaties en instellingen die werkzaamheden verrichten of mede verrichten op het gebied van de landbouw dan wel van organisaties van gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen onder nader door Onze betrokken Minister gestelde regelen, de doeleinden waarvoor het middel gebruikt mag worden, bedoeld in het tweede lid, uitbreiden.
7. Het bepaalde in artikel 4, tweede tot en met zesde, achtste en negende lid, is van overeenkomstige toepassing op een aanvraag als bedoeld in het zesde lid, met dien verstande dat de aanvrager niet voor de aflevering verantwoordelijk behoeft te zijn.
In het geval Onze betrokken Minister overweegt een wijziging aan te brengen in de uitbreiding, bedoeld in het zesde lid, is het bepaalde in het vijfde lid, met uitzondering van de eerste volzin, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in het zesde lid bedoelde instanties, lichamen, organisaties en instellingen, met dien verstande dat ook de toelatinghouder bij die procedure wordt betrokken.
In artikel 6 worden het tweede en derde lid vervangen door:
2. Onze betrokken Minister draagt zorg, dat van de toegelaten bestrijdingsmiddelen aantekening wordt gehouden in een register dat volgens door hem te stellen regelen wordt ingericht.
3. Op met redenen omkleed schriftelijk verzoek van de in het register vermelde fabrikant, importeur of handelaar en tegen betaling van een door Onze betrokken Minister vastgesteld bedrag worden wijzigingen in het register aangetekend.
In artikel 7 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het eerste lid, wordt vervangen door:
1. Onze betrokken Minister trekt een toelating als bedoeld in artikel 4 in, indien:
a. niet of niet meer wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3 en 3a;
b. onjuiste of misleidende informatie is verstrekt met betrekking tot de gegevens op grond waarvan een toelating als bedoeld in artikel 4 is verleend of
c. zulks noodzakelijk is ter uitvoering van een communautaire maatregel.
2. In het tweede lid wordt «degene, die in het in artikel 6, tweede lid, bedoelde register als fabrikant, importeur of handelaar staat vermeld, dit schriftelijk verzoekt.» vervangen door: de toelatinghouder dit met redenen omkleed schriftelijk verzoekt..
3. Een nieuw vijfde, zesde en zevende lid worden toegevoegd, luidende:
5. Een toelating kan tijdelijk worden ingetrokken, indien Onze betrokken Minister gegronde aanwijzingen heeft dat het bestrijdingsmiddel een gevaar oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu. Het bepaalde in het derde en vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de tijdelijke intrekking.
6. In afwijking van artikel 2, eerste lid, is het toegestaan een bestrijdingsmiddel, waarvan de toelating tijdelijk is ingetrokken, voorhanden of in vooraad te hebben.
7. Artikel 4, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op de op verzoek of anders dan op verzoek te verstrekken gegevens. Indien is overgegaan tot het verrichten van dierproeven zonder dat daaraan voorafgaand de bedoelde inlichtingen zijn ingewonnen, worden de uit die dierproeven verkregen gegevens door Onze betrokken Minister bij de beslissing buiten beschouwing gelaten.
Na artikel 9 wordt een nieuw artikel 9a ingevoegd, luidende:
1. De toelatinghouder alsmede de instanties, lichamen, organisaties of instellingen waarvan het verzoek als bedoeld in artikel 5, zesde lid, is toegewezen, zijn verplicht terstond mededeling aan Onze betrokken Minister te doen van alle nieuwe gegevens die zij verkrijgen met betrekking tot de mogelijke gevaarlijke gevolgen van een bestrijdingsmiddel of van de residuen van een werkzame stof voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu.
2. De toelatinghouder alsmede de in het eerste lid bedoelde instanties, lichamen, organisaties of instellingen zijn onverminderd het eerste lid tevens verplicht de gegevens, bedoeld in het eerste lid en voor zover deze betrekking hebben op gewasbeschermingsmiddelen, met uitzondering van die bedoeld in artikel I, vijfde lid, terstond te melden aan de bevoegde instanties van de andere Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen alsmede aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
3. Onze betrokken Minister kan regelen stellen omtrent de wijze waarop en de instanties waaraan een mededeling als bedoeld in het eerste of tweede lid dient te geschieden.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat andere dan de in het eerste lid bedoelde gegevens dienen te worden medegedeeld. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op deze gegevens.
In artikel 10 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het eerste lid worden de woorden «artikelen 5, tweede, derde en vierde lid» vervangen door: artikelen 5, tweede, derde, vierde en zesde lid.
2. In het tweede lid wordt «voor de verkoop» vervangen door: ter aflevering.
In artikel 11 wordt:
a. «te verkopen» vervangen door: af te leveren.
b. «artikel 3, eerste lid, onder a,» vervangen door: artikel 3, tweede lid, onderdeel b,.
In artikel 12 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het eerste lid wordt «te verkopen, voor welke krachtens artikel 3, eerste lid, onder a,» vervangen door: af te leveren, voor welke krachtens artikel 3, tweede lid, onderdeel b,.
2. In het tweede lid wordt «te verkopen» onderscheidenlijk «de koper» vervangen door: «af te leveren» onderscheidenlijk «degene aan wie wordt afgeleverd».
In artikel 13 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het eerste lid, wordt «verkopen» vervangen door: afleveren.
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:
2. Bij of krachtens de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld betreffende het gebruik van bestrijdingsmiddelen in verband met de veiligheid en de gezondheid bij de arbeid. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:
a. de verdamping of verspreiding van bestrijdingsmiddelen op de werkplek;
b. de omgang met en de opslag van bestrijdingsmiddelen;
c. de voorkoming van blootstelling aan bestrijdingsmiddelen;
d. kleding, kledingbergplaatsen, kleedruimten, toiletten en wasgelegenheden;
e. persoonlijke beschermingsmiddelen;
f. het registreren, melden of bewaren van gegevens met betrekking tot bestrijdingsmiddelen, het melden van ongevallen met bestrijdingsmiddelen of het melden van beroepsziekten in verband met bestrijdingsmiddelen.
3. In het derde lid wordt de eerste zin vervangen door:
De districtshoofden van de Arbeidsinspectie zijn bevoegd voorschriften te geven betreffende de uitvoering van een of meer voorschriften als bedoeld in het eerste en tweede lid met betrekking tot het vervoer of het gebruik van bestrijdingsmiddelen in verband met de arbeid alsmede omtrent het voorhanden hebben van deze middelen en het opbergen van ledige verpakkingen of restanten van bestrijdingsmiddelen.
In artikel 13a worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. «de bewaking van het leefmilieu van mens, dier en plant tegen ongunstige invloeden» wordt vervangen door: de bescherming van het milieu.
2. «fabrikanten, importeurs en handelaren» wordt vervangen door: toelatinghouders en, voor zover zij geen toelatinghouder zijn, door fabrikanten, importeurs en handelaren.
3. «verkochte» wordt vervangen door: afgeleverde.
In artikel 13b worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het eerste en vierde lid wordt «verkopen» telkens vervangen door: afleveren.
2. In het derde lid wordt «te verkopen» vervangen door: af te leveren.
Na artikel 13b wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat arbeid met bestrijdingsmiddelen of categorieën van bestrijdingsmiddelen, dan wel arbeid met bestrijdingsmiddelen onder bepaalde omstandigheden, slechts mag worden verricht nadat degenen die de arbeid verrichten gezondheidskundig zijn onderzocht. Daarbij kan voorts worden bepaald dat dit gezondheidskundig onderzoek na de aanvang van de werkzaamheden met een bestrijdingsmiddel periodiek moet worden herhaald.
2. Met betrekking tot het in het eerste lid bedoelde onderzoek kunnen door de districtshoofden van de Arbeidsinspectie eisen worden gesteld met betrekking tot:
a. de wijze waarop en de termijn waarbinnen het onderzoek moet worden verricht;
b. de persoon of personen door wie of onder wier leiding het onderzoek moet worden gedaan.
Artikel 16a wordt vervangen door:
1. Onze betrokken Minister kan in bijzondere omstandigheden van het bepaalde in de artikelen 2, eerste lid, en 10, eerste en tweede lid, vrijstelling of ontheffing verlenen:
a. voor zover het gewasbeschermingsmiddelen betreft, anders dan bedoeld in artikel 1, vijfde lid, voor ten hoogste 120 dagen, indien de plantaardige produktie door onvoorziene, op geen enkele andere wijze te bestrijden gevaren wordt bedreigd;
b. voor zover het niet-landbouwbestrijdingsmiddelen betreft, indien de belangen van de volksgezondheid of de gezondheid of de veiligheid van degene die een dergelijk middel toepast, dan wel van degene die bij het betreden onderscheidenlijk gebruiken van te behandelen ruimten, oppervlakten en goederen, dan wel van ruimten waarin zich te behandelen goederen bevinden of bevonden hebben, zulks dringend vereisen;
c. voor zover het gewasbeschermingsmiddelen betreft als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, wanneer de belangen van de landbouw of de belangen, bedoeld in onderdeel b, zulks dringend vereisen.
2. De in het eerste lid bedoelde vrijstelling of ontheffing wordt in ieder geval verleend ter uitvoering van een communautaire maatregel met in achtneming van het daarin gestelde.
3. Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Zij kunnen onder beperkingen worden verleend en te allen tijde worden ingetrokken.
In artikel 22 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Voor de tekst van het artikel wordt het cijfer 1. geplaatst.
2. In het eerste lid wordt het woord «giftig» vervangen door: schadelijk.
3. Er worden een nieuw tweede en derde lid toegevoegd, luidende:
2. Indien in een stuk dat ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde aan Onze betrokken Minister, dan wel aan een andere persoon of instelling wordt overgelegd, gegevens voorkomen of uit zodanig stuk gegevens kunnen worden afgeleid, waarvan de geheimhouding met het oog op bedrijfsgeheimen gerechtvaardigd is, besluit Onze betrokken Minister op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van degene die het stuk overlegt, dat die gegevens geheim worden gehouden. Een zodanig verzoek is met redenen omkleed.
3. Onze betrokken Minister stelt regelen met betrekking tot de gegevens waarvoor de verplichting tot geheimhouding niet geldt.
Artikel 23 wordt vervangen door:
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van een communautaire maatregel inzake onderwerpen waarop deze wet van toepassing is, regelen worden gesteld.
2. Bij de regelen, bedoeld in het eerste lid, kan worden afgeweken van het bij deze wet bepaalde inzoverre het betreft:
a. de voorwaarden, genoemd in artikel 3, eerste of tweede lid;
b. werkzame stoffen voor bestrijdingsmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e;
c. de invulling van de in onderdeel a bedoelde voorwaarden, bedoeld in artikel 3a, eerste lid;
d. de aanvraag als bedoeld in de artikelen 4, 4a of 5, vijfde lid;
e. de duur van de toelating alsmede van de verlenging daarvan als bedoeld in artikel 5, eerste lid;
f. de datum van 26 juli 2003, genoemd in artikel 25, eerste lid.
Onder het vervallen van de artikelen 24 tot en met 28 worden drie nieuwe artikelen toegevoegd, luidende:
1. Artikel 3, tweede lid, onderdeel a, is niet van toepassing op gewasbeschermingsmiddelen die werkzame stoffen bevatten die op 25 juli 1993 nog niet eerder werden afgeleverd en die niet bij de in dat artikelonderdeel bedoelde communautaire maatregel zijn aangewezen, mits:
a. voldaan is aan de regelen, bedoeld in artikel 4a, tweede lid, tweede zin;
b. door Onze betrokken Minister wordt vastgesteld dat:
– de residuen van de betreffende werkzame stoffen geen schadelijke uitwerking hebben op de gezondheid van mens en dier of op het grondwater en geen voor het milieu onaanvaardbaar effect, en deze residuen, voor zover zij in toxicologisch opzicht of uit milieu-oogpunt van belang zijn, door middel van algemeen gebruikte methoden kunnen worden gemeten;
– het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen na een toepassing die in overeenstemming is met de goede gewasbeschermingspraktijken, geen schadelijke uitwerking op de gezondheid van mens en dier en geen voor het milieu onaanvaardbaar effect heeft als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, ten derde tot en met ten tiende, en
– het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de overige voorwaarden voor toelating, bedoeld in de artikelen 3, eerste en tweede lid, en 3a.
2. In geval van een toelating waarbij toepassing is gegeven aan het eerste lid, geldt deze voor een termijn van ten hoogste drie jaren. Indien de termijn van toelating korter is dan drie jaren, kan deze één of meerdere malen worden verlengd met dien verstande, dat de totale duur van de termijn niet langer zal zijn dan drie jaren, tenzij ter uitvoering van een communautaire maatregel een langere termijn kan worden gesteld.
3. Onze betrokken Minister kan een toelating waarbij toepassing is gegeven aan het eerste lid intrekken. Artikel 7 is van overeenkomstige toepassing op een zodanige intrekking.
1. Artikel 3, tweede lid, onderdeel a, is tot 26 juli 2003 evenmin van toepassing op gewasbeschermingsmiddelen die uitsluitend werkzame stoffen bevatten die niet bij de in dat artikelonderdeel bedoelde communautaire maatregel zijn aangewezen en reeds vóór 26 juli 1993 werden afgeleverd.
2. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 en 7 trekt Onze betrokken Minister ter uitvoering van een communautaire maatregel met betrekking tot een bestrijdingsmiddel als bedoeld in het eerste lid een toelating, waarbij toepassing is gegeven aan het eerste lid, in, of wijzigt hij de voorschriften als bedoeld in artikel 5, tweede lid. Artikel 7, derde en vierde lid, zijn op de intrekking van de toelating en artikel 5, vijfde lid, laatste zin, is op de wijziging van de voorschriften van toepassing.
1. Bestrijdingsmiddelen die ten tijde van de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van deze wet zijn toegelaten, worden, onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 en 7 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, geacht te zijn toegelaten.
2. Bestrijdingsmiddelen waarvoor voorafgaande aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van deze wet een aanvraag tot toelating op de dan krachtens artikel 4 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 voorgeschreven wijze is ingediend, onderscheidenlijk de procedure tot verlenging van de toelating een aanvang heeft genomen, worden gedurende twee jaar na inwerkingtreding van genoemd artikelonderdeel beoordeeld aan de hand van de tekst van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 zoals deze luidde voor die inwerkingtreding, met uitzondering van het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van die wet, voor zover het gewasbeschermingsmiddelen betreft.
In artikel 1a, ten derde, van de Wet op de economische delicten2 wordt «de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, de artikelen 2, vijfde lid, 2a, 5a, derde lid, 9, vijfde lid, 10, tweede lid, 11 tot en met 15 en 16a;» vervangen door: de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, de artikelen 2, vijfde en zesde lid, 5a, derde lid, 9, vijfde lid, 9a, 10, tweede lid, 11 tot en met 15 en 16a, derde lid;.
Na inwerkingtreding van deze wet:
a. berust het Besluit van 6 maart 1989, houdende uitvoering van artikel 1, zesde lid, onderdeel b, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 op artikel 1, vierde lid, van die wet;
b. berust het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen op artikel 3a, eerste lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962;
c. berust de Regeling samenstelling, indeling, verpakking en etikettering bestrijdingsmiddelen op artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 en op artikel 2, tweede lid, van het Bestrijdingsmiddelenbesluit.
Lasten en bevelen dat deze wet in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Margaretha de Boer
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
R. L. O. Linschoten
Uitgegeven de tiende januari 1995
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1992/93, 1993/94, 23 177
Handelingen II 1993/94, blz. 5304–5316; 5576
Kamerstukken I 1993/94, 23 177 (403); 1994/95, 23 177 (21, 21a)
Handelingen I 1994/1995, blz. 254
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1995-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.