Besluit van 17 augustus 1995, houdende voorschriften voor het verstrekken van informatie met betrekking tot schepen die bepaalde schadelijke of gevaarlijke stoffen vervoeren (Besluit informatieverstrekking schepen met bepaalde stoffen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 30 november 1994 nr. S/J 32.449/94, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 93/75/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 september 1993 betreffende de minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de gemeenschap varen (PbEG L 247), en de artikelen 4, eerste lid, onderdeel a, en 31, tiende lid, van de Scheepvaartverkeerswet;

De Raad van State gehoord (advies van 23 maart 1995, nr. W09.94.0734);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 11 augustus 1995, nr. J 13.846/95 Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. INFORMATIEVERSTREKKING SCHEPEN MET BEPAALDE STOFFEN

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. bevoegde autoriteit: de door Onze Minister als zodanig aangewezen persoon;

b. exploitant: de eigenaar, rompbevrachter of ieder ander die de zeggenschap heeft over het gebruik van een schip;

c. een schip dat bepaalde schadelijke of gevaarlijke stoffen vervoert: ieder vrachtschip, iedere olie-, chemicaliën-, of gastanker, of een passagiersschip, waarmee wordt vervoerd:

– een schadelijke stof als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen; of

– een gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 130 van het Schepenbesluit 1965.

Artikel 2 Tijdige melding als voorwaarde voor het binnenvaren van een in Nederland gelegen haven, ankerplaats, of in de territoriale zee gelegen laad- of losinrichting

  • 1. Een schip dat bepaalde schadelijke of gevaarlijke stoffen vervoert, vaart geen in Nederland gelegen haven, ankerplaats, of een in de Nederlandse territoriale zee gelegen laad- of losinrichting binnen, tenzij de kapitein, de exploitant of de agent,

    – indien de bestemming bij de afvaart uit de haven van bevrachting bekend was, bij die afvaart, dan wel minimaal 24 uur tevoren, of

    – indien de bestemming bij de afvaart uit de haven van bevrachting niet bekend was, zodra deze bekend was, maar uiterlijk bij het binnenvaren van de Nederlandse territoriale zee, aan de bevoegde autoriteit van de eerste haven of ankerplaats van bestemming in Nederland, of aan de bevoegde autoriteit van de eerste in de Nederlandse territoriale zee gelegen laad- of losinrichting waarnaar het schip op weg is, de bij ministeriële regeling vastgestelde gegevens heeft gemeld omtrent het schip, het tijdstip van vertrek daarvan, de daarmee vervoerde lading of de uit te voeren reis.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een oorlogsschip of een ander schip van de overheid dat voor niet-commerciële doeleinden wordt gebruikt.

Artikel 3 Melding gegevens

  • 1. De kapitein, de exploitant of de agent van een schip dat bepaalde schadelijke of gevaarlijke stoffen vervoert, is verplicht overeenkomstig de daartoe bij ministeriële regeling gestelde regels, voor het vertrek van dat schip van een in de Nederlandse territoriale zee gelegen ankerplaats of laad- of losinrichting, gegevens mede te delen aan de bevoegde autoriteit van die ankerplaats of laad- of losinrichting, over het schip, het tijdstip van vertrek daarvan, de daarmee vervoerde lading of de uit te voeren reis.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een oorlogsschip of een ander schip van de overheid dat voor niet-commerciële doeleinden wordt gebruikt.

Artikel 4 Invullen en overhandigen controlelijst

  • 1. De kapitein van een schip dat bepaalde schadelijke of gevaarlijke stoffen vervoert en dat zich in de Nederlandse territoriale zee bevindt, overhandigt een controlelijst van een door Onze Minister vast te stellen model aan de bevoegde autoriteit, wanneer deze daarom verzoekt.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een oorlogsschip of een ander schip van de overheid dat voor niet-commerciële doeleinden wordt gebruikt.

Artikel 5 Strafbaarstelling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, eerste lid, 3, eerste lid, en 4, eerste lid, is een strafbaar feit.

HOOFDSTUK 2. WIJZIGINGEN IN ANDERE BESLUITEN

Artikel 6 Wijziging Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement

Het >Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 4, eerste lid, wordt na «en 10.07, eerste en tweede lid», onder het laten vervallen van «en» voorafgaand aan 10.07, ingevoegd: 10.07a, eerste lid, en 10.07b, eerste lid.

2. Aan artikel 4, wordt een zevende lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Onze Minister stelt het model van de controlelijst vast, bedoeld in artikel 10.07b, eerste lid, van deel II van het Binnenvaartpolitiereglement.

Artikel 7 Wijziging Binnenvaartpolitiereglement

Het Binnenvaartpolitiereglement2 wordt als volgt gewijzigd:

A.

Aan artikel 1.01 wordt onder wijziging van de punt aan het slot van onderdeel z in een punt komma, een onderdeel aa toegevoegd, luidende:

aa. exploitant: de eigenaar, rompbevrachter of ieder ander die de zeggenschap heeft over het gebruik van een schip.

B.

Na artikel 10.07 wordt een artikel 10.07a en 10.07b ingevoegd, luidende:

Artikel 10.07a Melding gegevens
  • 1. De schipper, de exploitant of de agent van een schip dat rechtstreeks van zee komt of rechtstreeks naar zee gaat, en dat een vrachtschip, een olie-, chemicaliën-, of gastanker, of een passagiersschip is, waarmee een schadelijke stof als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, of een gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 130 van het Schepenbesluit 1965 wordt vervoerd, is verplicht overeenkomstig de daartoe gestelde regelen, voor de afvaart van dat schip uit een haven of van een ankerplaats, gegevens mede te delen aan de bevoegde autoriteit van de desbetreffende haven of ankerplaats, over het schip, het tijdstip van vertrek daarvan, de daarmee vervoerde lading of de uit te voeren reis.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een oorlogsschip of een ander schip van de overheid dat voor niet-commerciële doeleinden wordt gebruikt.

Artikel 10.07b Invullen en overhandigen controlelijst
  • 1. De schipper van een schip dat rechtstreeks van zee komt of rechtstreeks naar zee gaat, als bedoeld in artikel 10.07a, eerste lid, overhandigt een controlelijst van een nader vast te stellen model aan de bevoegde autoriteit, wanneer deze daarom verzoekt.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een oorlogsschip of een ander schip van de overheid dat voor niet-commerciële doeleinden wordt gebruikt.

Artikel 8 Wijziging Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen

Het Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen3 wordt als volgt gewijzigd:

A.

Aan artikel 2, eerste lid, wordt onder wijziging van de punt aan het slot van onderdeel p in een punt komma, een onderdeel q toegevoegd, luidende:

q. exploitant: de eigenaar, rompbevrachter of ieder ander die de zeggenschap heeft over het gebruik van een schip.

B.

Na artikel 43 wordt een artikel 43a en 43b ingevoegd, luidende:

Artikel 43a Melding gegevens
  • 1. De kapitein, de exploitant of de agent van een schip dat een vrachtschip, een olie-, chemicaliën-, of gastanker, of een passagiersschip is, waarmee een schadelijke stof als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, of een gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 130 van het Schepenbesluit 1965 wordt vervoerd, is verplicht overeenkomstig de daartoe bij ministeriële regeling gestelde regels, voor de afvaart van dat schip uit een haven of van een ankerplaats, gegevens mede te delen aan de bevoegde autoriteit, over het schip, het tijdstip van vertrek daarvan, de daarmee vervoerde lading of de uit te voeren reis.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een oorlogsschip of een ander schip van de overheid dat voor niet-commerciële doeleinden wordt gebruikt.

Artikel 43b Invullen en overhandigen controlelijst
  • 1. De kapitein van een schip als bedoeld in artikel 43a, eerste lid, overhandigt een controlelijst van een door Onze Minister vast te stellen model aan de bevoegde autoriteit, wanneer deze daarom verzoekt.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een oorlogsschip of een ander schip van de overheid dat voor niet-commerciële doeleinden wordt gebruikt.

Artikel 9 Wijziging Scheepvaartreglement Westerschelde 1990

Het Scheepvaartreglement Westerschelde 19904 wordt als volgt gewijzigd:

A.

Aan artikel 2, eerste lid, wordt een onderdeel o toegevoegd, luidende:

o. exploitant: de eigenaar, rompbevrachter of ieder ander die de zeggenschap heeft over het gebruik van een schip.

B.

Na artikel 51 wordt een artikel 51a en 51b ingevoegd, luidende:

Artikel 51a Melding gegevens
  • 1. De kapitein, de exploitant of de agent van een schip dat een vrachtschip, een olie-, chemicaliën-, of gastanker, of een passagiersschip is, waarmee een schadelijke stof als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, of een gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 130 van het Schepenbesluit 1965 wordt vervoerd, is verplicht overeenkomstig de daartoe bij ministeriële regeling gestelde regels, voor het vertrek van dat schip van een ankerplaats, gegevens mede te delen aan de Rijkshavenmeester Westerschelde over het schip, het tijdstip van vertrek daarvan, de daarmee vervoerde lading of de uit te voeren reis.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een oorlogsschip of een ander schip van de overheid dat voor niet-commerciële doeleinden wordt gebruikt.

Artikel 51b Invullen en overhandigen controlelijst
  • 1. De kapitein van een schip als bedoeld in artikel 51a, overhandigt een controlelijst van een door Onze Minister vast te stellen model aan de Rijkshavenmeester Westerschelde, wanneer deze daarom verzoekt.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een oorlogsschip of een ander schip van de overheid dat voor niet-commerciële doeleinden wordt gebruikt.

Artikel 10 Wijziging Loodsplichtbesluit

A.

Artikel 21 van het Loodsplichtbesluit5 komt te luiden als volgt:

Artikel 21
  • 1. De kapitein van een schip dat een vrachtschip, een olie-, chemicaliën-, of gastanker, of een passagiersschip is, waarmee een schadelijke stof als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, of een gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 130 van het Schepenbesluit 1965 wordt vervoerd, die gebruik maakt van de diensten van een loods aan boord van dat schip, overhandigt een ingevulde controlelijst volgens een door Onze Minister vast te stellen model aan de loods.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een oorlogsschip of een ander schip van de overheid dat voor niet-commerciële doeleinden wordt gebruikt.

B.

In artikel 24, wordt na «21» ingevoegd: , eerste lid,.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 13 september 1995.

Artikel 12 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit informatieverstrekking schepen met bepaalde stoffen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 17 augustus 1995

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de eenendertigste augustus 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemene toelichting

Het Besluit informatieverstrekking schepen met bepaalde stoffen, dient ter implementatie van artikel 5, tweede en derde lid, en artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 93/75/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 september 1993, betreffende de minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de Gemeenschap varen (PbEG L 247), verder te noemen de richtlijn.

In artikel 5, tweede lid, van de richtlijn wordt geregeld dat de exploitant van een schip dat bepaalde in de richtlijn aangeduide stoffen vervoert, en dat een in een lid-staat gelegen haven uitvaart, vóór de afvaart van het schip alle gegevens genoemd in de bij de richtlijn behorende bijlage I, meedeelt aan de bevoegde instantie van die lid-staat.

In artikel 5, derde lid, van de richtlijn, wordt een voorwaarde gesteld voor het binnenvaren van een in de Gemeenschap gelegen haven of een in de territoriale wateren van een lid-staat gelegen ankerplaats, door een schip dat van een buiten de Gemeenschap gelegen haven komt, en dat tevens bepaalde in de richtlijn aangegeven schadelijke of gevaarlijke stoffen vervoert.

De exploitant van een dergelijk schip dient de gegevens genoemd in de bij de richtlijn behorende Bijlage I, omtrent het schip, het tijdstip van vertrek daarvan, de daarmee vervoerde lading of de uit te voeren reis, al bij de afvaart uit de haven van bevrachting mede te delen aan de bevoegde instantie van de lid-staat waar de eerste haven van bestemming of ankerplaats is gelegen.

In artikel 8, eerste lid, van de richtlijn wordt geregeld, dat kapiteins van schepen de in de bij de richtlijn behorende bijlage II opgenomen checklist, waarheidsgetrouw en nauwkeurig ingevuld ter beschikking stellen van de loods en, indien deze daarom verzoekt, van de bevoegde autoriteit.

De in bijlage I en II van de richtlijn genoemde gegevens zijn opgenomen in een ministeriële regeling. Als bevoegde instantie (bevoegde autoriteit) waaraan de gegevens moeten worden gemeld of overhandigd, heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat dezelfde autoriteit aangewezen als waaraan thans op grond van het Reglement vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen melding wordt gedaan, te weten de bevoegde plaatselijke autoriteit.

Met de totstandkoming van het onderhavige besluit kunnen de desbetreffende artikelen (of onderdelen daarvan) van het Reglement vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen, vooruitlopend op een reeds voorziene, volledige intrekking van dit reglement, komen te vervallen.

Gezien het feit dat artikel 5, tweede en derde lid, van de richtlijn zich mede richt op in de territoriale zee gelegen ankerplaatsen en er (momenteel nog) geen scheepvaartreglement van kracht is voor de Nederlandse territoriale zee, is een aparte algemene maatregel van bestuur als de onderhavige de aangewezen weg om deze artikelen te implementeren. Zie de artikelen 2 en 3 van het onderhavige besluit.

Naar verwachting zal er begin 1996 wel een scheepvaartreglement voor de Nederlandse territoriale zee van kracht zijn, te weten het Scheepvaartreglement territoriale zee (STZ).

Aangezien de in artikel 5, tweede en derde lid, en artikel 8, eerste lid, van de richtlijn geregelde materie in dit scheepvaartreglement is opgenomen, zullen met de inwerkingtreding van het Scheepvaartreglement territoriale zee, de artikelen 1 tot en met 5 van het Besluit informatieverstrekking schepen met bepaalde stoffen komen te vervallen.

Het onderhavige besluit voorziet tevens in de wijziging van alle overige besluiten die in verband met de implementatie van de richtlijn aanpassing behoeven, te weten het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement, het Binnenvaartpolitiereglement, het Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen, het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990, en het Loodsplichtbesluit.

Artikel 5, tweede lid, van de richtlijn aangaande de melding van gegevens ten behoeve van een schip dat een in een lid-staat gelegen haven uitvaart, en artikel 8, eerste lid, van de richtlijn aangaande het ter beschikking stellen van de checklist als bedoeld in Bijlage II van de richtlijn aan de loods en de bevoegde autoriteit (wanneer deze daarom verzoekt), worden door middel van de onderhavige algemene maatregel van bestuur in die besluiten geïmplementeerd.

Met betrekking tot de wijziging van het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990, werd met België op ambtelijk niveau overeenstemming over de tekst bereikt.

Op deze wijze zijn thans op het niveau van een algemene maatregel van bestuur, alle gevolgen van de richtlijn geclusterd, hetgeen de overzichtelijkheid van de wijzigingen die in verband met de richtlijn nodig zijn ten goede komt.

Om de richtlijn in zijn totaliteit in de wettelijke voorschriften te implementeren is tevens een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Wet bestrijding ongevallen Noordzee en de Wet op de economische delicten. Zie ook de bij deze nota van toelichting gevoegde transponeringstabel.

De richtlijn gebruikt de term exploitant en noodzaakt daarom tot het opnemen van deze term in het onderhavige besluit en de door middel daarvan te wijzigen besluiten. De omschrijving is weliswaar niet geheel gelijk aan die in de richtlijn, maar doet geen afbreuk aan de bedoeling daarvan. Op deze wijze geformuleerd sluit hij beter aan bij het begrippenkader van de wettelijke voorschriften in Nederland. Dezelfde definitie van het begrip exploitant wordt overigens gebruikt ter implementatie van de richtlijn in de Wet voorkoming verontreiniging door schepen.

De in de richtlijn bedoelde (voor het mariene milieu) schadelijke stoffen vallen onder de omschrijving van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen. De in de richtlijn bedoelde (voor de veiligheid aan boord) gevaarlijke stoffen zijn in de bestaande Nederlandse wetgeving voor gevaarlijke stoffen reeds opgenomen in artikel 130 van het Schepenbesluit 1965. In het onderhavige besluit wordt voor de definiëring van schadelijke (verontreinigende) en gevaarlijke stoffen naar deze wetten verwezen.

De term «verontreinigende goederen» die in de richtlijn wordt gebruikt, is niet overgenomen, omdat in de bestaande Nederlandse wetgeving in gelijke zin wordt gesproken van schadelijke stoffen.

De bepalingen van de richtlijn zijn niet van toepassing op oorlogsschepen en andere schepen van de overheid die voor niet-commerciële doeleinden worden gebruikt. In het onderhavige besluit is dan ook steeds een uitzondering voor deze schepen opgenomen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Door middel van dit artikel, wordt artikel 5, derde lid, van de richtlijn geïmplementeerd. Het onderhavige artikel heeft echter een ruimere strekking dan het artikel van de richtlijn.

Wat de herkomst van de schepen betreft, wordt de meldplicht niet alleen opgelegd aan schepen die van een buiten de Gemeenschap gelegen haven komen, maar aan ieder schip, dus ook aan schepen die komen van een binnen de Gemeenschap gelegen haven. Dit laatste betreft het merendeel van de schepen, en kan derhalve niet worden gemist.

Wat betreft de bestemming van de schepen, wordt de meldplicht niet alleen opgelegd aan schepen die op weg zijn naar een in Nederland gelegen haven, of naar een in de Nederlandse territoriale zee gelegen ankerplaats, maar ook aan schepen die op weg zijn naar een binnengaats gelegen ankerplaats, of naar een in de Nederlandse territoriale zee gelegen laad- of losinrichting. In de praktijk komt dit geregeld voor. In verband met de veiligheid is het noodzakelijk ook van deze schepen te weten wat zij vervoeren.

Voorts is onderscheid gemaakt tussen het wel, en niet bekend zijn van de bestemming bij afvaart uit de haven van bevrachting. De definitieve bestemming staat bij de afvaart uit de haven van bevrachting niet altijd vast.

Overtreding van artikel 2, eerste lid, vindt eerst plaats op het moment dat de eerste haven van bestemming of ankerplaats in Nederland, of de in de Nederlandse territoriale zee gelegen laad- of losinrichting wordt binnengevaren, en niet aan de in dit lid genoemde meldingsvoorwaarde is voldaan.

Het eventueel opmaken van proces-verbaal zal in de regel pas kunnen plaatsvinden als het schip in de bestemmingshaven is afgemeerd of op de ankerplaats, of laad- of losinrichting voor anker is gegaan, en is komen vast te staan dat de bedoelde melding niet, of niet tijdig heeft plaatsgevonden.

In het onderhavige artikel zijn artikel 5, tweede lid, van de richtlijn, en elementen van artikel 7, van het Reglement vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen geïntegreerd.

Artikel 3

Door middel van dit artikel wordt artikel 5, tweede lid, van de richtlijn geïmplementeerd. Het desbetreffende artikel van de richtlijn roept een meldplicht in het leven, voorafgaand aan het vertrek uit een in Nederland gelegen haven.

Bij de implementatie is ervan uitgegaan, dat onder het begrip haven, tevens de ankerplaatsen en de in de Nederlandse territoriale zee gelegen laad- of losinrichtingen mede zijn begrepen. In verband met de veiligheid is het noodzakelijk ook van schepen die van dergelijke plaatsen vertrekken te weten wat zij vervoeren.

Het onderhavige artikel ziet op melding voor vertrek vanaf een in de Nederlandse territoriale zee gelegen ankerplaats, of laad- of losinrichting. De melding voor vertrek vanuit een haven of van een binnengaats gelegen ankerplaats is geregeld in artikel 7, onderdeel B van de onderhavige algemene maatregel van bestuur.

Artikel 4, eerste lid

Artikel 8 van de richtlijn verplicht de kapitein van een schip, de in de bij de richtlijn behorende bijlage II opgenomen checklist, waarheidsgetrouw en nauwkeurig ingevuld, te overhandigen aan de loods, en indien deze daarom verzoekt aan de bevoegde instantie.

In het onderhavige artikellid wordt hieraan voldaan voor wat het ter beschikking stellen van de checklist (controlelijst) aan de bevoegde instantie (bevoegde autoriteit) betreft. Tevens wordt in dit artikel vastgesteld dat de controlelijst van een nader vast te stellen model zal zijn. De Minister van Verkeer en Waterstaat stelt dit model vast. De in de Bijlage II van de richtlijn gevraagde gegevens zijn er in verwerkt.

De verplichting de checklist ter beschikking te stellen van de loods is geregeld door middel van wijziging van het Loodsplichtbesluit. Zie hiertoe de toelichting op artikel 10.

Artikel 8, eerste lid, van de richtlijn, roept alleen dan een verplichting in het leven de ingevulde checklist ter beschikking van de loods te stellen, als gebruik wordt gemaakt van de diensten van een loods aan boord van het schip overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften.

Artikel 7, onderdeel A

Hier wordt de term exploitant toegevoegd aan het begrippenapparaat van het Binnenvaartpolitiereglement, dat dit begrip tot nu toe niet kende.

Artikel 7, onderdeel B

Hier wordt de melding geregeld die aan de bevoegde autoriteit moet worden gedaan wanneer een schip dat de genoemde schadelijke of gevaarlijke stoffen vervoert en dat tevens is: een schip dat rechtstreeks van zee komt of rechtstreeks naar zee gaat, een haven of binnengaats gelegen ankerplaats verlaat.

De definitie in het Binnenvaartpolitiereglement van het begrip «schip dat rechtstreeks van zee komt of rechtstreeks naar zee gaat» leidt ertoe dat deze bepaling alleen van toepassing is voor de aan de zogenaamde zeescheepvaartwegen (opgesomd in artikel 10.01 Binnenvaartpolitiereglement) gelegen havens, hetgeen in overeenstemming is met de bedoeling van de richtlijn.

De onderhavige meldingsplicht is hiermee ook op de aan de Westerschelde en de Eems gelegen havens van toepassing. Deze havens vallen onder het toepassingsgebied van het Binnenvaartpolitiereglement en behoren tevens tot de vorengenoemde zeescheepvaartwegen.

De meldplicht rust hier (naast de exploitant of de agent van het schip) tevens op de schipper. Op de scheepvaartwegen die niet binnen het werkingsgebied van het Binnenvaartpolitiereglement vallen, rust de meldingsplicht (naast de exploitant of de agent van het schip) op de kapitein. Met de begrippen schipper en kapitein worden dezelfde personen bedoeld. Het Binnenvaartpolitiereglement kent het begrip «kapitein» echter niet, maar gebruikt het begrip «schipper».

Bij ministeriële regeling is bepaald welke gegevens aan de bevoegde autoriteit dienen te worden gemeld. De in Bijlage I van de richtlijn genoemde gegevens zijn hierin verwerkt.

De meldplicht zoals aangegeven in artikel 5, tweede lid, van de richtlijn, wordt in dit artikel uitgebreid tot de ankerplaatsen. Schepen worden soms geladen terwijl zij zich op een ankerplaats bevinden. Ook van deze schepen is het in verband met de veiligheid noodzakelijk te weten wat zij vervoeren.

Artikelen 8, en 9, onderdelen A en B

Zie voor de definitiebepalingen het algemeen deel van deze nota van toelichting, en de toelichting bij artikel 7. Ook het Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen, en het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990 kenden de term exploitant niet.

Zie met betrekking tot de melding van gegevens de toelichting op artikel 7, onderdeel B, behoudens hetgeen daar is vermeld over «een schip dat rechtstreeks van zee komt of rechtstreeks naar zee gaat», en zie voor het invullen en overhandigen van de controlelijst, de toelichting op artikel 4, eerste lid.

Artikel 10

In artikel 21 van het Loodsplichtbesluit was een bepaling opgenomen ten aanzien van de verplichting de zgn. tanker-checklist in te vullen en aan de loods te overhandigen. Deze bepaling was gebaseerd op de richtlijn nr. 79/116/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1978 inzake de minimum-eisen waaraan bepaalde tankers moeten voldoen bij het in- en uitvaren van de zeehavens van de Gemeenschap (PbEG L 33). Aangezien deze richtlijn vervalt en wordt vervangen door de onderhavige richtlijn, dient ook artikel 21 te worden aangepast.

Bovendien is de onderhavige richtlijn op meer schepen van toepassing, omdat het invullen van genoemde checklist behalve voor kapiteins van schepen die schadelijke en gevaarlijke stoffen in bulk vervoeren, thans ook verplicht is voor kapiteins van schepen die schadelijke en gevaarlijke stoffen in verpakte vorm vervoeren.

Artikel 11

In dit artikel wordt bepaald dat het onderhavige besluit met ingang van 13 september 1995 in werking treedt. In artikel 14 van de richtlijn wordt bepaald dat de uit de richtlijn voortvloeiende verplichtingen 24 maanden na de aanneming van de richtlijn van kracht worden. Dit is 13 september 1995.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Deze transponeringstabel behoort bij de nota van toelichting bij het besluit van 17 augustus 1995, houdende voorschriften voor het verstrekken van informatie met betrekking tot schepen die bepaalde schadelijke of gevaarlijke stoffen vervoeren (Besluit informatieverstrekking schepen met bepaalde stoffen).

Mij bekend,

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

TRANSPONERINGSTABEL

Richtlijn 93/75/EEG van de Raad van 13 september 1993 betreffende de minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de Gemeenschap varen

Artikel van de richtlijnwaar geïmplementeerd
Artikel 1, eerste lidAlle plaatsen waar de onderhavige richtlijn in wettelijke voorschriften is geïmplementeerd. Zie hiertoe het vervolg van deze transponeringstabel;
  
Artikel 1, tweede lid, onderdeel aBesluit informatieverstrekking schepen met bepaalde stoffen: de artikelen 2, tweede lid, 3, tweede lid, 7, onderdeel B (artikel 10.07a, tweede lid, en artikel 10.07b, tweede lid, Binnenvaartpolitiereglement), 8, onderdeel B (artikel 43a, tweede lid, en artikel 43b, tweede lid, Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen), 9, onderdeel B (artikel 51a, tweede lid, en artikel 51b, tweede lid, Scheepvaartreglement Westerschelde 1990), en 10, onderdeel A (artikel 21, tweede lid, Loodsplichtbesluit);
  
Artikel 1, tweede lid, onderdeel b Aangezien in de richtlijn de definitie van «schepen» (artikel 1, onderdeel b) is toegespitst op het vervoeren van schadelijke of gevaarlijke stoffen, vallen bunkers, proviand en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord, daar reeds buiten;
  
Artikel 2Wet tot uitvoering van de richtlijn: Artikel I, onderdeel A; Besluit informatieverstrekking schepen met bepaalde stoffen: de artikelen 1, onderdelen b en c, 7, onderdelen A en B, 8, onderdelen A en B, 9, onderdelen A en B, en 10, onderdeel A;
  
Artikel 3Deze bevoegde instanties zijn steeds als bevoegde autoriteiten in de betrokken wettelijke voorschriften terug te vinden. Ze zijn bij ministeriële beschikking nader aangeduid;
  
Artikel 4Artikel I, onderdeel B, van de Wet tot uitvoering van de richtlijn;
  
Artikel 5, eerste lidDit vloeit voort uit de implementatie van de overige leden van dit artikel;
  
Artikel 5, tweede lidBesluit informatieverstrekking schepen met bepaalde stoffen: artikel 3, eerste lid, artikel 7, onderdeel B (artikel 10.07a, eerste lid Binnenvaart- politiereglement), de artikelen 8, onderdeel B (artikel 43a, eerste lid, Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen), en 9, onderdeel B (artikel 51a, eerste lid, Scheepvaartreglement Westerschelde 1990);
  
Artikel 5, derde lidArtikel 2, eerste lid, Besluit informatieverstrekking schepen met bepaalde stoffen;
  
Artikel 5, vierde lidIs voor Nederland niet aan de orde;
  
Artikel 5, vijfde lid, onderdeel aDe verplichting deel te nemen aan de plaatselijke verkeersbegeleiding is in Nederland al geregeld door middel van: – artikel 5 Scheepvaartreglement territoriale zee (in ambtelijke voorbereiding), – artikel 9.07 Binnenvaartpolitiereglement, – Bord B 11, bijlage 7, Binnenvaartpolitiereglement, – artikel 54 Scheepvaartreglement Westerschelde 1990, – artikel 29, tweede lid, Scheepvaartreglement Eemsmonding;
Artikel 5, vijfde lid, onderdeel bIn Nederland is de verplichting gebruik te maken van een loods vervat in de artikelen 10, 11, 12 en 13 Scheepvaartverkeerswet en de daarop gebaseerde besluiten;
  
Artikel 6, eerste en tweede lidArtikel II en III van de Wet tot uitvoering van de richtlijn;
  
Artikel 6, derde lidbehoeft geen implementatie;
  
Artikel 7behoeft geen implementatie;
  
Artikel 8, eerste lidBesluit informatieverstrekking schepen met bepaalde stoffen: de artikelen 4, eerste lid, 7, onderdeel B (artikel 10.07b, eerste lid, Binnenvaartpolitiereglement), 8, onderdeel B (artikel 43b, eerste lid, Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen), 9, onderdeel B (artikel 51b, eerste lid, Scheepvaartreglement Westerschelde 1990), en 10, onderdeel A (artikel 21, eerste lid, Loodsplichtbesluit);
Artikel 8, tweede lidArtikel 4, onderdeel a, van het Voorschriftenbesluit registerloodsen voorziet hier reeds in;
  
Artikel 9Is reeds voorzien in het Rampenplan Noordzee en de daarop gebaseerde procedures «Nood- Spoed- en Veiligheidsverkeer» van 11 juli 1989 (Ministerie van Verkeer en Waterstaat);
  
Artikel 10, eerste alineaIs geregeld in de artikelen 4 en 5 van het Verdrag van Bonn van 13 september 1983 inzake samenwerking bij de bestrijding van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (Trb. 1983, 159);
  
Artikel 10, tweede alineaIs geregeld in artikel 5 van het Verdrag van Bonn;
  
Artikel 10, derde alineaHet Kustwachtcentrum, de directie Noordzee van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, en het Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken dragen hiervoor reeds zorg, op grond van de Wet bestrijding ongevallen Noordzee en het Rampenplan voor de Noordzee, alsmede op grond van het besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 27 december 1979 tot instelling van het Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken (Stcrt. 1979, 251) en het Organiek Besluit Rijkswaterstaat;
  
Artikel 11Behoeft geen implementatie;
  
Artikel 12Behoeft geen implementatie;
  
Artikel 13Behoeft geen implementatie;
  
Artikel 14, eerste lidZie Wet tot uitvoering van de richtlijn en het Besluit informatieverstrekking schepen met bepaalde stoffen;
  
Artikel 14, tweede lidZie aanhef van de Wet tot uitvoering van de richtlijn en het besluit;
  
Artikel 14, derde lidArtikel IV van de Wet tot uitvoering van de richtlijn en artikel 12 van het Besluit informatieverstrekking schepen met bepaalde stoffen;
  
Artikel 14, vierde lidHet ontwerp-implementatiebesluit (Besluit informatieverstrekking schepen met bepaalde stoffen), en de ontwerp-implementatiewet, zijn bij brief d.d. 19 augustus 1994 (DGSM/J 31.715/94) aan belanghebbenden in de maritieme sector gezonden, die tezijnertijd ook zullen worden bericht over de inwerkingtreding van de regelingen;
  
Artikel 15Behoeft geen implementatie;
  
Artikel 16Behoeft geen implementatie.

XNoot
1

Stb. 1983, 682, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 april 1994, Stb. 265.

XNoot
2

Stb. 1983, 682, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 december 1993, Stb. 677.

XNoot
3

Stb. 1992, 3, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 december 1993, Stb. 677.

XNoot
4

Stb. 1992, 53.

XNoot
5

Stb. 1988, 397, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 februari 1995, Stb. 188.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 12 september 1995, nr. 176.

Naar boven