Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 1995, 389 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 1995, 389 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 27 april 1995, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, nr. 492544/95/6;
Gelet op artikel 363, lid 6 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
De Raad van State gehoord, advies van 2 juni 1995, no. W03.95.0218;
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 5 juli 1995, nr. 504742/95/6;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het >Besluit modellen jaarrekening1 wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid van artikel 6 wordt de zinsnede «Beleggings- en participatiemaatschappijen» vervangen door: Participatiemaatschappijen.
Na artikel 16a wordt een nieuw artikel 16b ingevoegd, dat luidt:
1. Op beleggingsmaatschappijen zijn de artikelen 2 tot en met 4, 5, leden 3 en 4, 6 lid 1, eerste zin, 7 leden 1 tot en met 3, 8 tot en met 11, 12 lid 3, en 15 van toepassing.
2. De balans van een beleggingsmaatschappij moet zijn gericht overeenkomstig model Q of R, de winst- en verliesrekening overeenkomstig model S. Deze modellen zijn als bijlage bij dit besluit gevoegd.
3. Indien een beleggingsmaatschappij de tweede zin van artikel 401, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek toepast, neemt zij buiten de telling van de winst- en verliesrekening een post op onder de benaming «wijziging in de reserves uit hoofde van koersverschillen».
4. Een beleggingsmaatschappij die in onroerend goed belegt, mag in de winst- en verliesrekening, ten einde inzicht te verschaffen in het exploitatieresultaat met betrekking tot het onroerend goed, de afschrijvingen op beleggingen in onroerend goed alsmede de op deze beleggingen betrekking hebbende overige lasten en kosten onmiddellijk onder de opbrengsten uit beleggingen in terreinen en gebouwen opnemen.
5. De benamingen gebruikt in de modellen Q, R en S mogen slechts worden vervangen door benamingen die in het gegeven geval op ten minste even duidelijke wijze de inhoud van de post of telling aanduiden.
6. Indien opbrengsten moeten worden verantwoord uit deelnemingen die niet overeenkomstig artikel 389 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn gewaardeerd, worden deze afzonderlijk en onmiddellijk volgend op de opbrengsten uit deelnemingen verantwoord onder de benaming: opbrengsten uit niet op netto-vermogenswaarde gewaardeerde deelnemingen.
Lasten en bevelen dat dit besluit en de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Uitgegeven de negenentwintigste augustus 1995
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Ingevolge artikel 5 van de richtlijn, nr. 78/660/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, PbEG L 222 (de vierde richtlijn vennootschapsrecht) mogen de lid-staten van de EG voor beleggingsmaatschappijen en participatiemaatschappijen speciale schema's voor de balans en de winst- en verliesrekening voorschrijven, waarin mag worden afgeweken van de indeling, de omschrijving en de terminologie van de schema's welke gelden voor de in artikel 360, lid 1, eerste zin, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna afgekort tot: B.W.) genoemde rechtspersonen. Voorwaarde is wel dat de modellen welke dan wel zullen gelden een beeld geven dat gelijkwaardig is aan het getrouwe beeld dat een jaarrekening moeten geven van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de vennootschap.
Over een concept van dit besluit met nota van toelichting en modellen is commentaar gevraagd aan de Nederlandsche Bank N.V. en aan de Raad voor de Jaarverslaggeving. De Nederlandsche Bank N.V. heeft laten weten, nadat over genoemd concept mondeling overleg had plaatsgevonden, geen commentaar meer te hebben. Voor zover het commentaar van de Raad voor de Jaarverslaggeving niet is overgenomen, wordt daarop hieronder ingegaan.
Ter gelegenheid van de uitvoering van de vierde richtlijn vennootschapsrecht in Nederland is in zoverre van de mogelijkheid om af te wijken gebruik gemaakt dat voor beleggingsmaatschappijen en participatiemaatschappijen in de zin van de vierde richtlijn (zie voor een omschrijving daarvan artikel 5 lid 3 van de richtlijn) is bepaald dat deze de volgorde van de posten mogen wijzigen in overeenstemming met het gebruik in de bedrijfstak. In de praktijk is gebleken dat deze beperkte aanpassing onvoldoende soelaas biedt en dat er andere wegen worden gezocht en gevonden om een getrouw beeld te schetsen. Wat betreft de balans doen de knelpunten zich vooral voor ten aanzien van de presentatie van de beleggingen, aangezien het onderscheid tussen vaste en vlottende activa een ongeschikt indelingscriterium vormt voor de balans. Dit zelfde probleem doet zich ook voor bij de beleggingen van verzekeringsmaatschappijen en is daar opgelost door de invoering van een aparte rubriek beleggingen (vergelijk model N dat is gebaseerd op artikel 6 van richtlijn nr. 91/674/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen). De voor verzekeringsmaatschappijen geldende indeling van de actiefzijde van de balans heeft daarom als voorbeeld gediend voor de indeling voor beleggingsmaatschappijen, waardoor de beleggingen een pregnante plaats krijgen in de balans. Binnen de post beleggingen zijn de «overige financiële beleggingen» gespecificeerd. Onder de laatste post van deze specificaties («andere financiële beleggingen») vallen bij voorbeeld goederentermijntransacties. Overigens kunnen opties en andere financiële derivaten met betrekking tot aandelen en andere niet-vastrentende waardepapieren en met betrekking tot obligaties en andere vastrentende waardepapieren ook onder de op aandelen onderscheidenlijk obligaties betrekking hebbende posten worden opgenomen.
De passiefzijde van de balans stemt grotendeels overeen met die van produktie- en handelsondernemingen. Wat opvalt is de aparte plaats die de achtergestelde schulden hebben gekregen na het eigen vermogen. De indeling in lang- en kortlopende schulden is analoog aan die voor produktie- en handelsondernemingen. Schulden uit hoofde van effectentransacties hebben een eigen plaats.
Wat betreft de winst- en verliesrekening doet zich als knelpunt voor dat in de voorgeschreven modellen voor produktie- en handelmaatschappijen niet duidelijk de periodieke en andere opbrengsten van beleggingen alsmede de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen tot uitdrukking kunnen worden gebracht. Bovendien biedt artikel 401 boek 2 B.W. de mogelijkheid dat waardeveranderingen van beleggingen buiten het resultaat om in de zogenoemde koersverschillenreserve worden opgenomen. In de praktijk hebben deze twee factoren geleid tot een tendens de voor het beleggingsresultaat essentiële posten samen te voegen tot een («performance»)-overzicht, waarvan niet altijd geheel duidelijk is in welke mate of in hoeverre dit samenvalt met de winst- en verliesrekening. Met de introductie van model S wordt voor beleggingsmaatschappijen de mogelijkheid geopend alle elementen van het beleggingsresultaat (ongeacht de realisatie daarvan) in de winst- en verliesrekening op te nemen. In overeenstemming met de eisen die de vierde richtlijn vennootschapsrecht stelt, blijft sprake van een winst- en verliesrekening waarin echter rekening wordt gehouden met het feit dat het realisatiebeginsel, voor zover het betreft de beleggingsopbrengsten, voor beleggingsmaatschappijen niet die inhoud heeft die het heeft voor produktie- en handelsondernemingen. Indien de gerealiseerde en/of ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen via de reserves worden verwerkt, zullen in de winst- en verliesrekening deze posten zonder bedrag zijn en weggelaten mogen worden op grond van artikel 4 lid 3 van het Besluit. In dat geval wordt op grond van artikel 16b lid 3 onder de telling van de winst- en verliesrekening een post «wijziging in de reserves uit hoofde van koersverschillen» opgenomen. Dit dient de vergelijkbaarheid.
Opmerking verdient dat naar analogie van de modellen voor verzekeringsmaatschappijen en mede gelet op artikel 384 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek een duidelijk onderscheid tussen de ongerealiseerde en gerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen de voorkeur verdient, ook al vervaagt dit onderscheid in de praktijk snel als het gaat om courante beleggingen. De ongerealiseerde waardeveranderingen betreffen de in het boekjaar opgetreden waardeveranderingen. Indien deze in de winst- en verliesrekening zijn opgenomen, omvatten de gerealiseerde waardeveranderingen slechts het nog niet in de winst- en verliesrekening verwerkte verschil tussen de aankoopprijs en de verkoopprijs. Dit is in overeenstemming met de praktijk. Anders zou het volledige verschil de winst- en verliesrekening twee keer passeren.
Onder de overige bedrijfsopbrengsten kunnen bij voorbeeld de opbrengsten van de in- en verkoop van eigen aandelen worden verantwoord. Ter zake van de bedrijfslasten zij nog opgemerkt dat de lasten in verband met het beheer van beleggingen de exploitatiekosten omvatten, terwijl de beheerskosten bij voorbeeld de managementvergoedingen, vergoedingen voor adviseurs en bewaarloon omvatten. De rentelasten worden eveneens hier opgenomen en zo nodig in de toelichting gespecificeerd. Onroerend goed-beleggingsmaatschappijen tonen in de praktijk in hun winst- en verliesrekening het resultaat van de exploitatie van het onroerend goed. In het voorgeschreven model zou dit exploitatieresultaat niet meer blijken. Ten einde toch dit inzicht te krijgen is een zodanige bepaling in het vierde lid van artikel 16b opgenomen dat via een tussentelling dit resultaat naar voren kan komen.
De uitzonderingspositie van beleggingsmaatschappijen is in het besluit op dezelfde wijze tot uitdrukking gebracht als dat voor banken en verzekeringsmaatschappijen is gedaan. In een apart artikel is bepaald welke bepalingen van het besluit gelden voor beleggingsmaatschappijen en zijn bepalingen die niet kunnen gelden in verband met de andere aard van de modellen voor deze maatschappijen vervangen door nieuwe bepalingen. In verband met de eigen aard van de modellen gelden de artikelen 1, 5 lid 1, 7 lid 4 en 12 leden 1 en 2 niet. Artikel 5 lid 2 keert terug als artikel 16b lid 5 en artikel 7 lid 4 keert terug in artikel 16b lid 6.
De aanvulling van artikel 12 lid 3 (onderdeel B) met model R impliceert dat de uitsplitsing aan de passiefzijde van de balans in kortlopende en langlopende schulden achterwege mag blijven, mits deze in de toelichting geschiedt.
Ingevolge artikel 19 van het Besluit toezicht beleggingsinstellingen zullen de modellen niet alleen voor beleggingsmaatschappijen in de zin van boek 2 B.W., maar ook voor de ruimere categorie beleggingsinstellingen gelden. Beleggingsinstellingen die geen in aandelen verdeeld kapitaal hebben, zoals fondsen voor gemene rekening, nemen uiteraard geen post «geplaatst kapitaal» op, maar vervangen deze door een voor deze instellingen adequate andere post.
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
A | Beleggingen | |||
I | Terreinen en gebouwen | |||
1. | in eigen gebruik | |||
2. | overige terreinen en gebouwen | |||
II | Beleggingen in groepsmaatschappijen en deelnemingen | |||
1. | deelnemingen in groepsmaatschappijen | |||
2. | obligaties uitgegeven door en vorderingen op groepsmaatschappijen | |||
3. | andere deelnemingen | |||
4. | obligaties uitgegeven door en vorderingen op participanten en maatschappijen waarin wordt deelgenomen | |||
III | Overige financiële beleggingen | |||
1. | aandelen, deelnemingsbewijzen en andere niet-vastrentende waardepapieren | |||
2. | obligaties en andere vastrentende waardepapieren | |||
3. | vorderingen uit hypothecaire leningen | |||
4. | vorderingen uit andere leningen | |||
5. | deposito's bij kredietinstellingen | |||
6. | andere financiële beleggingen | |||
IV | Som der beleggingen | |||
B | Vorderingen | |||
I | Uit hoofde van effectentransacties op | |||
1.1. | commissionairs | |||
1.2. | anderen | |||
II | Overige vorderingen | |||
III | Overlopende activa | |||
C | Overige activa | |||
I | Vaste activa | |||
1. | immateriële vaste activa | |||
1.1. | kosten van oprichting en van uitgifte van aandelen | |||
1.2. | kosten van onderzoek en ontwikkeling | |||
1.3. | concessies, vergunningen en intellectuele eigendom | |||
1.4. | goodwill | |||
1.5. | vooruitbetaald op immateriële vaste activa | |||
2. | materiële vaste activa | |||
3. | financiële vaste activa | |||
II | Liquide middelen | |||
III | Andere activa | |||
D | Kortlopende schulden (ten hoogste 1 jaar) | |||
1. | uit hoofde van effectentransacties aan | |||
1.1. | commissionairs | |||
1.2. | anderen | |||
2. | converteerbare leningen | |||
3. | andere obligaties en onderhandse leningen | |||
4. | schulden aan kredietinstellingen | |||
5. | te betalen wissels en chèques | |||
6. | schulden aan groepsmaatschappijen | |||
7. | schulden aan participanten en aan maatschappijen waarin wordt deelgenomen | |||
8. | belastingen en premies sociale verzekeringen | |||
9. | schulden ter zake van pensioenen | |||
10. | overige schulden | |||
11. | overlopende passiva | |||
E | Uitkomst van vorderingen en overige activa min kortlopende schulden | |||
F | Uitkomst van activa min kortlopende schulden | |||
G | Langlopende schulden (nog voor meer dan een jaar) | |||
1. | uit hoofde van effectentransacties aan | |||
1.1. | commissionairs | |||
1.2. | anderen | |||
2. | converteerbare leningen | |||
3. | andere obligaties en onderhandse leningen | |||
4. | schulden aan kredietinstellingen | |||
5. | te betalen wissels en chèques | |||
6. | schulden aan groepsmaatschappijen | |||
7. | schulden aan participanten en aan maatschappijen waarin wordt deelgenomen | |||
8. | belastingen en premies sociale verzekeringen | |||
9. | schulden ter zake van pensioenen | |||
10. | overige schulden | |||
11. | overlopende passiva | |||
H | Voorzieningen | |||
1. | voor pensioenen | |||
2. | voor belastingen | |||
3. | overige | |||
I | Achtergestelde schulden | |||
J | Eigen vermogen | |||
I | Geplaatst kapitaal | |||
II | Agio | |||
III | Herwaarderingsreserve | |||
IV | Wettelijke en statutaire reserves | |||
V | Koersverschillenreserve | |||
VI | Overige reserves | |||
VII | Onverdeelde winst |
Actief | Passief | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
A | Beleggingen | A | Eigen vermogen | |||||
I | Terreinen en gebouwen | I | geplaatst kapitaal | |||||
1. | in eigen gebruik | II | agio | |||||
2. | overige terreinen en gebouwen | III | herwaarderingsreserve | |||||
IV | wettelijke en statutaire reserves | |||||||
II | Beleggingen in groepsmaatschappijen en deelnemingen | V | koersverschillenreserve | |||||
1. | deelnemingen in groepsmaatschappijen | VI | overige reserves | |||||
2. | obligaties uitgegeven door en vorderingen op groepsmaatschappijen | VII | onverdeelde winst | |||||
3. | andere deelnemingen | B | Achtergestelde schulden | |||||
4. | obligaties uitgegeven door en vorderingen op participanten en maatschappijen waarin wordt deelgenomen | C | Voorzieningen | |||||
1. | voor pensioenen | |||||||
III | Overige financiële beleggingen | 2. | voor belastingen | |||||
1. | aandelen, deelnemingsbewijzen en andere niet-vast- | 3. | overige | |||||
rentende waardepapieren | ||||||||
2. | obligaties en andere vastrentende waardepapieren | D | Langlopende schulden (nog voor meer dan een jaar) | |||||
3. | vorderingen uit hypothecaire leningen | 1. | uit hoofde van effectentransacties aan | |||||
4. | vorderingen uit andere leningen | 1.1. | commissionairs | |||||
5. | deposito's bij kredietinstellingen | 1.2. | anderen | |||||
6. | andere financiële beleggingen | 2. | converteerbare leningen | |||||
3. | andere obligaties en onderhandse leningen | |||||||
B | Vorderingen | 4. | schulden aan kredietinstellingen | |||||
I | uit hoofde van effectentransacties op | 5. | te betalen wissels en chèques | |||||
1. | commissionairs | 6. | schulden aan groepsmaatschappijen | |||||
2. | anderen | 7. | schulden aan participanten en aan maatschappijen waarin | |||||
II | Overige vorderingen | wordt deelgenomen | ||||||
III | Overlopende activa | 8. | belastingen en premies sociale verzekeringen | |||||
9. | schulden ter zake van pensioenen | |||||||
C | Overige activa | 10. | overige schulden | |||||
I | Vaste activa | 11. | overlopende passiva | |||||
1. | immateriële vaste activa | |||||||
1.1. | kosten van oprichting en van uitgifte van aandelen | E | Kortlopende schulden | |||||
1.2. | kosten van onderzoek en ontwikkeling | (ten hoogste 1 jaar) | ||||||
1.3. | concessies, vergunningen en intellectuele | 1. | uit hoofde van effectentransacties aan | |||||
eigendom | 1.1. | commissionairs | ||||||
1.4. | goodwill | 1.2. | anderen | |||||
1.5. | vooruitbetaald op immateriële vaste activa | 2. | converteerbare leningen | |||||
2. | materiële vaste activa | 3. | andere obligaties en onderhandse leningen | |||||
3. | financiële vaste activa | 4. | schulden aan kredietinstellingen | |||||
II | Liquide middelen | 5. | te betalen wissels en chèques | |||||
III | Andere activa | 6. | schulden aan groepsmaatschappijen | |||||
7. | schulden aan participanten en aan maatschappijen waarin wordt deelgenomen | |||||||
8. | belastingen en premies sociale verzekeringen | |||||||
9. | schulden ter zake van pensioenen | |||||||
10. | overige schulden | |||||||
11. | overlopende passiva |
Winst- en verliesrekening over
OPBRENGSTEN UIT BELEGGINGEN |
in groepsmaatschappijen |
in andere deelnemingen |
in terreinen en gebouwen |
in andere beleggingen |
GEREALISEERDE WAARDEVERANDERINGEN VAN BELEGGINGEN |
in groepsmaatschappijen |
in andere deelnemingen |
in terreinen en gebouwen |
in andere beleggingen |
NIET-GEREALISEERDE WAARDEVERANDERINGEN VAN BELEGGINGEN |
in groepsmaatschappijen |
in andere deelnemingen |
in terreinen en gebouwen |
in andere beleggingen |
OVERIGE BEDRIJFSOPBRENGSTEN |
SOM DER BEDRIJFSOPBRENGSTEN |
Lasten in verband met het beheer van beleggingen |
Beheerskosten en rentelasten |
Afschrijvingen op beleggingen in onroerend goed |
Afschrijvingen op immateriële en andere materiële vaste activa |
Overige bedrijfskosten |
SOM DER BEDRIJFSLASTEN |
RESULTAAT UIT GEWONE BEDRIJFSUITOEFENING VOOR BELASTINGEN |
belastingen resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening |
RESULTAAT UIT BEDRIJFSUITOEFENING NA BELASTINGEN |
buitengewone baten |
buitengewone lasten |
belastingen buitengewoon resultaat |
BUITENGEWOON RESULTAAT NA BELASTINGEN |
RESULTAAT NA BELASTINGEN |
WIJZIGING IN DE RESERVES UIT HOOFDE VAN KOERSVERSCHILLEN |
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 12 september 1995 nr. 176.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1995-389.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.