Besluit van 1 augustus 1995, houdende overgangsregelingen voor het personeel bij de invoering van de gewijzigde regeling vormingswerk voor jeugdigen (invoeringsbesluit gewijzigd vormingswerk)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 27 januari 1995, nr. 94053890, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit;

Gelet op artikel 61 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 25 april 1995, nr. W05.95.0048);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 24 juli 1994, nr. 95015938, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit zijn de begripsbepalingen van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel van overeenkomstige toepassing behoudens het bepaalde in het tweede lid van artikel 1.

  • 2. In dit besluit wordt verstaan onder:

    a. het besluit: Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel;

    b. instelling: een openbaar of uit de openbare kas bekostigd bijzonder instituut voor vormingswerk voor jeugdigen als bedoeld in artikel 1 onder d, van het Besluit vormingswerk voor jeugdigen zoals dat luidde voor 1 augustus 1994;

    c. betrokkene: degene, die op 31 juli 1994 in dienst is van een instelling, zolang hij aan die instelling dan wel aan een andere instelling ononderbroken blijft verbonden;

    d. invoering: de invoering van het Besluit Vormingswerk voor jeugdigen 1994 en daarmee samenhangende samenvoegingen.

Paragraaf 2. Overgangsrecht 31 juli 1994 naar 1 augustus 1994

Artikel 2. Omrekening betrekkingsomvang

  • 1. Indien de betrekking van betrokkene op 31 juli 1994 werd uitgedrukt in een normbetrekking dan wel een deel van een normbetrekking van 38,57 uur dan wel 38,4 uur, wordt zijn betrekkingsomvang op 1 augustus 1994 omgerekend naar een normbetrekking van 38 uur dan wel een evenredig deel daarvan.

  • 2. De omrekening bedoeld in het eerste lid geschiedt door het aantal eenheden van de betrekking te vermenigvuldigen met 38 en te delen door respectievelijk 38,57 dan wel 38,4 en de uitkomst rekenkundig af te ronden op één cijfer achter de komma.

  • 3. Indien betrokkene op 31 juli 1994 verlof geniet volgens het bepaalde in een van de hoofdstukken I-C, I-D, I-E, I-V danwel V-V van het besluit, wordt de omvang van het verlof omgerekend overeenkomstig het bepaalde in het eerste en het tweede lid.

Artikel 3. Functietoedeling

  • 1. Het bevoegd gezag deelt op basis van het formatiebeleid uiterlijk op 1 augustus 1994 de functies toe.

  • 2. De betrokkene die op 31 juli 1994 een benoeming heeft aan twee of meer fuserende instellingen wordt op 1 augustus 1994 de functie met de daarbij behorende maximumschaal toegedeeld, waarin hij op 31 juli 1994 was benoemd aan de instelling, waar hij in de grootste betrekkingsomvang werkzaam is geweest.

  • 3. De betrokkene bedoeld in het tweede lid voor wie na toepassing van het bepaalde in artikel 4 een salaris wordt vastgesteld dat hoger is dan het hoogste bedrag van de maximumschaal die behoort bij de functie die hem op grond van het tweede lid is toegedeeld, wordt alsnog een functie toegedeeld met een zo laag mogelijke maximumschaal die hoger is dan de maximumschaal, die behoort bij de in het tweede lid bedoelde functie.

Artikel 4. Salarisinpassing

  • 1. Voor de betrokkene gelden met ingang van 1 augustus 1994 ten minste de schaal en het salarisnummer die voor hem op 31 juli 1994 van toepassing waren, vermeerderd met een of meer periodieke verhogingen indien betrokkene daar op grond van het besluit aanspraak op kan maken.

  • 2. Voor de betrokkene als bedoeld in artikel 3, tweede of derde lid, wordt in afwijking van het eerste lid per 1 augustus 1994 een salaris vastgesteld door de som van de feitelijk genoten salarisbedragen per 31 juli 1994 om te rekenen naar een salarisbedrag bij een normbetrekking.

    De inpassing in het carrièrepatroon per 1 augustus 1994 geschiedt overeenkomstig het besluit op een salarisbedrag dat zo dicht mogelijk ligt bij en tenminste gelijk is aan evenbedoelde uitkomst in een schaal die behoort bij de per 1 augustus 1994 toegedeelde functie.

  • 3. Op de betrokkene bij wiens functie op 1 augustus 1994 een hogere maximumschaal behoort dan bij de functie die hij op 31 juli 1994 vervulde, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing. Artikel I-P14 van het besluit is niet van toepassing.

  • 4. Ten aanzien van betrokkene, bedoeld in het tweede lid, wordt het derde lid toegepast na de toepassing van de tweede volzin van het tweede lid.

Paragraaf 3. Overgang tussen 1 augustus 1994 en 1 augustus 1995

Artikel 5. Overeenkomstige toepassing artikelen 3 en 4 bij samenvoegingen tussen 1 augustus 1994 en 1 augustus 1995

  • 1. De artikelen 3, tweede en derde lid, en 4 zijn van overeenkomstige toepassing voor de betrokkene werkzaam aan een instelling die in verband met artikel 60 van het Besluit vormingswerk voor jeugdigen tussen 1 augustus 1994 en 1 augustus 1995 wordt samengevoegd met één of meer andere instellingen, met dien verstande dat voor «1 augustus 1994» wordt gelezen de dag van samenvoeging, en voor «31 juli 1994» de dag onmiddellijk voorafgaande aan de dag van samenvoeging.

  • 2. Indien bij toepassing van het eerste lid de dag van samenvoeging is bepaald op 1 augustus 1995, wordt de uitkomst van de berekening bedoeld in artikel 4, eerste dan wel derde lid, verhoogd met één periodieke verhoging, indien betrokkene daar op grond van het besluit recht op heeft. Artikel I-P14 van het besluit is niet van toepassing.

Paragraaf 4. Overige bepalingen

Artikel 6. Nadere regels

Onze minister kan nadere regels geven voor de uitvoering van artikel 2.

Artikel 7. Billijkheidsbepaling

In de gevallen waarin dit onderdeel niet of niet naar billijkheid voorziet, beslist Onze minister.

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt in werking op de tweede dag na uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 1994.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Invoeringsbesluit gewijzigd Vormingswerk.

Lasten en en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 1 augustus 1995

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen a.i.,

J. J. C. Voorhoeve

Uitgegeven de tweeëntwintigste augustus 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Als gevolg van een herpositionering van het vormingswerk waaraan in een nieuw Besluit vormingswerk voor jeugdigen uitwerking is gegeven, wordt voor het vormingswerk een nieuw type bekostiging en een nieuw arbeidsvoorwaardenregime van kracht.

Met het onderhavige besluit wordt beoogd rechtpositioneel te voorzien in de gevolgen voor het personeel van de overgang van 31 juli 1994 op 1 januari 1995 naar het nieuwe regime en van de samenvoegingen van meerdere vormingsinstituten tussen 1 augustus 1994 en 1 augustus 1995 die samenhangen met het herschikkingsproces in het vormingswerk.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In het artikel wordt aangegeven dat de begrippen die in dit onderdeel worden gehanteerd in het algemeen identiek zijn aan de terminologie van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel.

Artikel 2

In het artikel wordt de berekeningswijze aangegeven die gehanteerd dient te worden bij de omrekening van de betrekkingsomvang. De betrekkingsomvang zoals deze gold voor de belanghebbende op 31 juli 1994, wordt daarbij omgerekend naar een normbetrekking van 38 uur dan wel een evenredig gedeelte daarvan per 1 augustus 1994.

Indien betrokkene verlof geniet volgens het bepaalde in één van de hoofdstukken I-C, I-D, I-E, I-V dan wel V-V van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel wordt de omvang van dat verlof op dezelfde wijze omgerekend in (een gedeelte van) een normbetrekking per 1 augustus 1994.

Artikelen 3 en 4

Voor de leraar die op 31 juli 1994 werkzaam was aan twee of meer scholen die op 1 augustus 1994 fuseren, is een voorziening getroffen die op het volgende neerkomt.

Voor de functie-inpassing wordt dan als criterium genomen de situatie op 31 juli 1994. Was betrokkene voor meer dan 50% van zijn nieuwe betrekkingsomvang benoemd in een 10, 11- of 12-functie op 31 juli 1994, dan wordt hij per 1 augustus 1994 benoemd in een functie met dezelfde maximumschaal.

De salarisinpassing geschiedt als volgt.

De salarisbedragen van de betrekkingen waarin betrokkene op 31 juli 1994 was benoemd, worden bijelkaar opgeteld. De uitkomst hiervan wordt ingepast in één van de schalen behorende bij het carrièrepatroon van de functie waarin hij op 1 augustus 1994 wordt benoemd, waarbij zonodig het totaal-bedrag wordt verhoogd tot het naasthogere salarisbedrag in één van die schalen.

Het kan voorkomen dat het totaal-bedrag aan salaris uitstijgt boven het maximum-salarisbedrag van de nieuwe functie. In dat geval wordt het salaris definitief vastgesteld op het maximumbedrag van de betreffende schaal verhoogd met een bedrag ter grootte van het verschil tussen het herleide totaalbedrag en het maximum salarisbedrag, waarbij dit laatste herleide totaalbedrag wordt verhoogd tot het naasthogere bedrag in een regelnummer van de volgende schaal.

Met betrekking tot het salarisperspectief wordt het volgende opgemerkt. Voor degene die door de combinatie van functies die hij bekleedde op 31 juli 1994 een gunstiger salarisperspectief had dan het maximumbedrag van de maximumschaal die behoort bij de functie die hem op 1 augustus 1994 wordt toebedeeld, wordt een salarisuitzicht vastgesteld dat overeenkomt met het salarisbedrag dat voortvloeit uit dat salarisperspectief en dat behoort bij de totale betrekkingsomvang die hij op 31 juli 1994 had.

Artikel 5

Het artikel regelt dat de inpassingssystematiek zoals die blijkt uit de artikelen 3 en 4 eveneens van toepassing zijn in de situatie dat twee of meer vormingsinstituten na 1 augustus 1994 doch uiterlijk op 1 augustus 1995, in het kader van het herschikkingsplan vormingswerk worden samengevoegd.

Het tweede lid ziet op de situatie dat deze samenvoeging plaatsvindt op 1 augustus 1995. De berekeningen dienen dan in voorkomende gevallen te worden aangepast in verband met de op die datum te verlenen periodieke verhoging van het salaris van de belanghebbende.

Overleg

Over het ontwerp-besluit heeft overleg plaatsgevonden met de daarvoor in aanmerking komende personeelsorganisaties. De personeelsorganisaties hebben zich met het ontwerp-besluit akkoord verklaard.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven