Besluit van 1 augustus 1995, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit inzake energieprestatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 juli 1995, nr. MJZ95001201, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel II, eerste lid, van het Besluit van 31 mei 1995 (Stb. 295), houdende wijziging van het Bouwbesluit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Het Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit inzake energieprestatie treedt in werking met ingang van 15 december 1995.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 1 augustus 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D. K. J. Tommel

Uitgegeven de tweeëntwintigste augustus 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Dit koninklijk besluit strekt tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit inzake energieprestatie. In artikel II van dat wijzigingsbesluit is bepaald dat die inwerkingtreding bij koninklijk besluit zal worden vastgesteld. Het wijzigingsbesluit is op 13 juni 1995 in het Staatsblad gepubliceerd.

De wijziging van het Bouwbesluit voorziet in aanvulling van voorschriften die uit het oogpunt van energiezuinigheid in dat besluit zijn gegeven. De aanvullende voorschriften beogen te komen tot een verdergaande energiebesparing (15 tot 20%) dan met de vigerende voorschriften wordt bereikt. Verwarmde gebouwen zullen voortaan aan een in het Bouwbesluit gegeven energieprestatiecoëfficiënt (epc) moeten voldoen. Of aan de voor het desbetreffende gebouw gegeven epc wordt voldaan, moet worden bepaald overeenkomstig de energieprestatienormen. Die normen, NEN 2916 – voor niet tot bewoning bestemde gebouwen – en NEN 5128 voor tot bewoning bestemde gebouwen – zijn door het Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven. In die normen zijn een groot aantal besparingsopties gegeven, waaruit een keuze kan worden gemaakt. Die keuze zal zodanig moeten zijn dat de energieprestatie van het gebouw gelijk is aan of lager is dan de voor dat gebouw voorgeschreven epc-waarde. De besparingsopties hebben niet alleen betrekking op bouwkundige voorzieningen, maar ook op gebouwgebonden installaties, zoals voor verwarming, koeling, warm tapwater, ventilatie, bevochtiging en verlichting, en op de benutting van zonne-energie.

2. Artikelsgewijs

In het enige artikel van dit besluit is de datum van inwerkingtreding van het Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit inzake energieprestatie vastgesteld op 15 december 1995. Op die datum treden ook de Regeling tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit bruikbaarheid en de Regeling Bouwbesluit energiezuinigheid (Stcrt. 1995, 104) en de Regeling tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit energiezuinigheid in werking. Laatstbedoelde wijzigingsregeling zal in juli 1995 in de Staatscourant worden gepubliceerd. In de slotbepalingen van beide wijzigingsregelingen is bepaald dat die gelijktijdig met het Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit inzake energieprestatie in werking treden. In die wijzigingsregelingen is voorzien in (nadere) voorschriften voor de toepassing van de NEN-normen waar het Bouwbesluit naar verwijst.

Het in dit besluit genoemde tijdstip van inwerkingtreding van de nieuwe voorschriften biedt de bouwpraktijk, waaronder begrepen de gemeenten, voldoende tijd om zich daarop voor te bereiden. Aanvragen om bouwvergunning, voor zover van toepassing, die vanaf 15 december 1995 bij burgemeester en wethouders worden ingediend, zullen aan de nieuwe voorschriften moeten voldoen. Dit geldt ook voor het bouwen van een meldingplichtig bijgebouw dat wordt verwarmd, zij het dat burgemeester en wethouders zo'n gemeld bouwwerk niet preventief aan die voorschriften mogen toetsen. De verantwoordelijkheid voor het met inachtneming van die voorschriften bouwen van zo'n bijgebouw ligt bij de bouwer zelf. De gemeente kan in voorkomende gevallen, wanneer zij dat noodzakelijk acht daar tegen door middel van aanschrijving opkomen. Die noodzaak zal dan wel in de aanschrijving moeten zijn gemotiveerd. Aanvragen om bouwvergunning die vóór dat tijdstip zijn ingediend, evenals enig beroep, ingesteld tegen een beslissing omtrent een dergelijke aanvraag worden afgedaan overeenkomstig de voorschriften die golden vóór 15 december 1995. Dit geldt ook voor een meldingplichtig bijgebouw dat wordt verwarmd. Een en ander is bepaald in het overgangsrecht dat is neergelegd in artikel II van het Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit inzake energieprestatie.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D. K. J. Tommel

Naar boven