Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 1995, 38 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 1995, 38 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 7 juli 1994, nr. MJZ07794031, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op de artikelen 108, 110 en 130 van de Wet geluidhinder;
Gehoord de raden van de gemeenten Brunssum en Onderbanken en provinciale staten van de provincie Limburg;
De Raad van State gehoord (advies van 17 november 1994, nr. W08.94 0438);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 december 1994, nr. MJZ 22d94046, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1. In dit besluit wordt verstaan onder:
a. wet: Wet geluidhinder;
b. luchtvaartterrein: luchtvaartterrein Teveren/Geilenkirchen;
c. zone: geluidszone als bedoeld in artikel 3;
d. geluidsbelasting in Kosteneenheden: geluidsbelasting op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke op een luchtvaartterrein landende en opstijgende luchtvaartuigen, vastgesteld volgens de formule: geluidsbelasting = 20 log Σ n 10L/15 – 157:
waarin het teken «Σ» staat voor de optelling van de bijdragen van alle vliegtuigen die ter plaatse voorbij vliegen in een periode van een jaar;
waarin het teken «n» staat voor een factor gelijk aan 1 gedurende de periode van 8.00 tot 18.00 uur en voor de verdere tijdsperiode volgens onderstaande tabel:
n | Tijdsperiode (lokale tijd) | |
---|---|---|
Van | Tot | |
factor | uur | uur |
10 | 0.00 | 6.00 |
8 | 6.00 | 7.00 |
4 | 7.00 | 8.00 |
1 | 8.00 | 18.00 |
2 | 18.00 | 19.00 |
3 | 19.00 | 20.00 |
4 | 20.00 | 21.00 |
6 | 21.00 | 22.00 |
8 | 22.00 | 23.00 |
10 | 23.00 | 24.00 |
en waarin het teken «L» staat voor het maximaal geluidsniveau in dB(A) dat voor een passerend luchtvaartuig ter plaatse in de buitenlucht wordt of kan worden gemeten;
e. andere geluidsgevoelige gebouwen:
1°. gebouwen voor basisonderwijs, voor voortgezet onderwijs en voor hoger beroepsonderwijs,
2°. algemene en categoriale ziekenhuizen, verpleeghuizen, en
3°. algemene en categoriale psychiatrische ziekenhuizen, Regionale Instellingen voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg zoals omschreven in het Besluit Hulp door of vanwege een Regionale Instelling Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg Bijzondere Ziektekostenverzekering, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven en sanatoria;
f. geluidsgevoelige terreinen:
1°. terreinen die behoren bij de onder e, onder 3°, bedoelde andere geluidsgevoelige gebouwen, voor zover deze bestemd zijn of gebruikt worden voor de in die gebouwen gegeven zorg, en
2°. standplaatsen voor een woonwagen op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet;
g. gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Limburg;
h. burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van de gemeenten Brunssum en Onderbanken.
2. Een gymnastieklokaal maakt voor de toepassing van hoofdstuk II geen deel uit van de in het eerste lid, onder e, onder 1°, bedoelde gebouwen.
1. Indien artikel 157 van de wet van toepassing is, geven gedeputeerde staten slechts toepassing aan de artikelen 8, tweede en derde lid, 9, derde en vierde lid, of 10, tweede lid, voor zover de berekening en meting van de onderscheidene geluidsbelastingen na de correctie op grond van artikel 157, derde lid, van de wet niet leiden tot een naar hun oordeel onaanvaardbare geluidsbelasting.
2. Indien artikel 157 van de wet van toepassing is, passen gedeputeerde staten artikel 11, eerste lid, zodanig toe dat de berekening en meting van de onderscheidene geluidsbelastingen niet leiden tot een naar hun oordeel onaanvaardbare geluidsbelasting.
Er is een geluidszone op het grondgebied van de gemeenten Brunssum en Onderbanken rond het luchtvaartterrein, waarvan de grenzen zijn aangegeven op de kaart in de bij dit besluit behorende bijlage.
1. Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot de zone, worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone, de waarden in acht genomen die ingevolge de artikelen 8, eerste lid, 9, eerste en tweede lid, 10, eerste lid, en 11 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.
2. In afwijking van het eerste lid worden bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als in dat lid bedoeld hogere waarden in acht genomen, voor zover:
a. gedeputeerde staten met toepassing van artikel 8, tweede en derde lid, 9, derde en vierde lid, 10, tweede lid, of 11, eerste lid, voor de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan zodanige waarden hebben vastgesteld, dan wel
b. zodanige waarden noodzakelijk zijn als gevolg van een vaststelling of herziening van het plan in afwijking van het ontwerp, zoals dit ter inzage heeft gelegen, en redelijkerwijs valt aan te nemen dat zij door gedeputeerde staten met toepassing van artikel 8, tweede en derde lid, 9, derde en vierde lid, 10, tweede lid, of 11, eerste lid, zullen worden vastgesteld.
3. Bij het nemen van een beslissing over de goedkeuring betreffende de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid zijn ten aanzien van de in acht te nemen waarden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing.
1. Bij het geven van een beschikking tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende tot de zone, is ten aanzien van de in acht te nemen waarden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, artikel 4, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
2. Bij het nemen van een beslissing omtrent het verlenen van een verklaring van geen bezwaar ten behoeve van een beschikking als bedoeld in het eerste lid, is ten aanzien van de in acht te nemen waarden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, artikel 4, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
Bij het voorbereiden van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt vanwege burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek ingesteld naar de geluidsbelasting, die door woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen binnen de zone vanwege het luchtvaartterrein wordt ondervonden.
1. Een beschikking, houdende vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 4, eerste lid, of een beschikking tot vrijstelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt eerst genomen nadat de inspecteur terzake advies heeft uitgebracht, dan wel sedert het tijdstip waarop hij door burgemeester en wethouders in de gelegenheid werd gesteld terzake advies uit te brengen, acht weken zijn verlopen.
2. De beschikking wordt zo spoedig mogelijk ter kennis van de inspecteur gebracht.
1. De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, van de woningen die op het tijdstip van in werking treden van dit besluit binnen de zone, nog niet aanwezig of nog niet in aanbouw zijn, is 35 Kosteneenheden.
2. Gedeputeerde staten kunnen voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van woningen als bedoeld in het eerste lid een hogere waarde vaststellen dan 35 Kosteneenheden, met dien verstande dat deze waarde 40 Kosteneenheden niet te boven mag gaan.
3. In afwijking van het tweede lid kunnen gedeputeerde staten een hogere waarde vaststellen dan 40 Kosteneenheden, met dien verstande dat deze waarde 45 Kosteneenheden niet te boven mag gaan, voor wat betreft:
a. geprojecteerde woningen,
b. woningen die in plaats van geprojecteerde woningen worden gebouwd, omdat het geldende bestemmingsplan om financieel-economische redenen moet worden herzien, of
c. woningen die om redenen van bedrijfs- of grondgebondenheid noodzakelijk zijn.
4. Gedeputeerde staten kunnen een hogere waarde als bedoeld in het tweede en derde lid alleen vaststellen indien zodanige geluidwerende voorzieningen aan de woning worden getroffen, dat de geluidsbelasting binnen de woning een milieuhygiënisch aanvaardbaar niveau niet te boven gaat.
5. Onverminderd het vierde lid kunnen gedeputeerde staten een hogere waarde als bedoeld in het tweede lid en in het derde lid voor wat betreft de in dat lid onder a en b bedoelde woningen alleen vaststellen indien naar hun oordeel:
a. de woningen een open plaats in de bestaande te handhaven bebouwing opvullen;
b. uit een beschrijving van de verwachte ontwikkeling van het luchtverkeer op het luchtvaartterrein en de daarmee samenhangende geluidsbelasting door luchtvaartuigen blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse binnen redelijke termijn tot 35 Kosteneenheden of minder zal afnemen;
c. de woningen zullen dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing, of
d. de woningen zullen dienen voor de huisvesting van door de gemeente aangewezen woningzoekenden voor wie huisvesting elders in het woningmarktgebied op overwegende bezwaren zou stuiten.
6. Onverminderd het vierde en vijfde lid kunnen gedeputeerde staten een hogere waarde als bedoeld in het derde lid voor wat betreft de in dat lid, onder b, bedoelde woningen slechts vaststellen indien het voorziene aantal geluidgehinderden en de aan de woningen optredende geluidsbelasting niet wezenlijk toenemen.
1. De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, van woningen die op het tijdstip van in werking treden van dit besluit binnen de zone reeds aanwezig of in aanbouw zijn, is 40 Kosteneenheden.
2. Indien de in het eerste lid bedoelde woningen op het tijdstip van in werking treden van dit besluit reeds een hogere geluidsbelasting ondervinden dan 40 Kosteneenheden is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, van die woningen 55 Kosteneenheden.
3. Gedeputeerde staten kunnen voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van woningen als bedoeld in het eerste lid een hogere waarde vaststellen dan 40 Kosteneenheden, met dien verstande dat deze waarde 55 Kosteneenheden niet te boven mag gaan.
4. Gedeputeerde staten kunnen voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van woningen als bedoeld in het tweede lid een hogere waarde vaststellen dan 55 Kosteneenheden, met dien verstande dat deze waarde 65 Kosteneenheden niet te boven mag gaan.
5. Op de vaststelling van een hogere waarde als bedoeld in het derde en vierde lid is artikel 8, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
1. De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, van andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen die op het tijdstip van in werking treden van dit besluit binnen de zone nog niet aanwezig of in aanbouw onderscheidenlijk in aanleg zijn, is 35 Kosteneenheden.
2. Gedeputeerde staten kunnen voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in het eerste lid een hogere waarde vaststellen dan 35 Kosteneenheden, met dien verstande dat deze waarde voor andere geluidsgevoelige gebouwen 45 Kosteneenheden en voor geluidsgevoelige terreinen 40 Kosteneenheden niet te boven mag gaan.
3. Op de vaststelling van een hogere waarde als bedoeld in het tweede lid is artikel 8, vierde lid en vijfde lid, onder a, b en c, van overeenkomstige toepassing.
1. Gedeputeerde staten stellen voor andere geluidsgevoelige gebouwen die op het tijdstip van in werking treden van dit besluit binnen de zone, reeds aanwezig of in aanbouw zijn, een waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, vast, met dien verstande dat deze waarde 65 Kosteneenheden niet te boven mag gaan.
2. De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, van geluidsgevoelige terreinen die op het tijdstip van in werking treden van dit besluit binnen de zone reeds aanwezig of in aanleg zijn, is 40 Kosteneenheden.
3. Gedeputeerde staten stellen een waarde als bedoeld in het eerste lid alleen vast indien zodanige geluidwerende voorzieningen aan een ander geluidsgevoelig gebouw worden getroffen, dat de geluidsbelasting binnen de geluidsgevoelige ruimten, genoemd in het vierde lid, een milieuhygiënisch aanvaardbaar niveau niet te boven gaat.
4. De geluidsgevoelige ruimten, bedoeld in het derde lid, zijn:
a. leslokalen van scholen voor basisonderwijs;
b. theorielokalen en theorievaklokalen van scholen voor voortgezet onderwijs;
c. theorielokalen en theorievaklokalen van instellingen voor hoger beroepsonderwijs;
d. onderzoeks- en behandelingsruimten, ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van gebouwen als bedoeld in artikel 1, onder e, onder 2°;
e. onderzoeks-, behandelings-, recreatie- en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van gebouwen als bedoeld in artikel 1, onder e, onder 3°.
1. Indien woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die op het tijdstip van in werking treden van dit besluit binnen de zone reeds aanwezig zijn, worden vervangen door woningen, is artikel 9 van overeenkomstige toepassing op de vervangende woningen.
2. Het eerste lid vindt geen toepassing indien naar het oordeel van gedeputeerde staten de vervanging door woningen zou leiden tot:
a. een ingrijpende wijziging van de bestaande stedebouwkundige functie of structuur;
b. een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen, of
c. een wezenlijke toename van de aan de woningen optredende geluidsbelasting.
Indien woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 12, eerste lid, worden vervangen door andere geluidsgevoelige gebouwen zijn de artikelen 11, eerste en derde lid, en 12, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
Gedeputeerde staten kunnen op schriftelijk verzoek van burgemeester en wethouders de in de artikelen 8, tweede en derde lid, 9, derde en vierde lid, en 10, tweede lid, bedoelde hogere waarden en de waarden, bedoeld in artikel 11, eerste lid, vaststellen.
De hoofdstukken V, VI en VII van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op het voorkomen of beperken van geluidsbelasting vanwege industrieterreinen, vanwege wegen onderscheidenlijk spoor-, tram-, en metrowegen, gelegen in de zone.
1. Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Defensie een commissie instellen, die voor de zone tot taak heeft:
a. Onze Minister te adviseren terzake van de toepassing van Hoofdstuk VIII van de wet juncto artikel 130 van de wet voor gebieden in Limburg waar ernstige geluidhinder vanwege het luchtvaartterrein optreedt;
b. Onze Minister en Onze Minister van Defensie te adviseren over de maatregelen en voorschriften ter vermindering van de geluidhinder en eventuele andere hinderfactoren op Nederlands grondgebied rondom het luchtvaartterrein;
c. in voorkomende gevallen informatie te verstrekken en voorlichting te geven met betrekking tot de geluidsaspecten van het gebruik van het luchtvaartterrein.
2. De commissie is bevoegd Onze Minister en Onze Minister van Defensie ongevraagd voorstellen te doen.
3. De commissie kan zich doen voorlichten door deskundigen buiten de commissie.
4. In de commissie hebben zitting:
a. het lid van gedeputeerde staten, belast met het milieubeheer, alsmede een lid, aan te wijzen door en uit gedeputeerde staten;
b. de burgemeester van de gemeente Brunssum, alsmede twee door burgemeester en wethouders van die gemeente aan te wijzen vertegenwoordigers;
c. de burgemeester van de gemeente Onderbanken, alsmede drie door burgemeester en wethouders van die gemeente aan te wijzen vertegenwoordigers;
d. twee door Onze Minister aan te wijzen vertegenwoordigers;
e. twee door Onze Minister van Defensie aan te wijzen vertegenwoordigers;
f. één vertegenwoordiger aan te wijzen door de commandant van de vliegbasis Teveren/Geilenkirchen.
5. Het lid van gedeputeerde staten, belast met het milieubeheer, is voorzitter, het andere lid van gedeputeerde staten is vice-voorzitter.
6. De aanwijzing van vertegenwoordigers door burgemeester en wethouders kan te allen tijde door deze worden gewijzigd of ingetrokken.
1. De commissie stelt een reglement van orde op.
2. In dit reglement worden in ieder geval regels gesteld met betrekking tot onderwerpen als de vervanging van commissieleden bij afwezigheid, de vergaderfrequentie, alsmede de openbaarheid van vergaderingen en notulen.
1. De commissie heeft een secretariaat, bestaande uit een secretaris, een plaatsvervangend secretaris en een functionaris ten behoeve van voorlichting en contacten met derden. De leiding van het secretariaat berust bij de secretaris.
2. De secretaris, de plaatsvervangend secretaris en de functionaris, bedoeld in het eerste lid, worden aangewezen door gedeputeerde staten.
3. Gedeputeerde staten kunnen voorts deskundigen op het gebied van ruimtelijke ordening en milieubeheer aanwijzen ten behoeve van ambtelijke bijstand aan de commissie.
Onze Minister draagt de kosten die zijn verbonden aan de instandhouding van het zonebewakingssysteem.
1. Onze Minister draagt jaarlijks f 20 000,- bij in de kosten die zijn verbonden aan het secretariaat en de vergaderingen van de commissie, bedoeld in artikel 16, mits hij heeft ingestemd met de begroting van de commissie voor dat kalenderjaar.
2. Onze Minister kan, na overleg met gedeputeerde staten en burgemeester en wethouders, het in het eerste lid bedoelde bedrag bij ministeriële regeling wijzigen.
1. Totdat de door Onze Minister bij besluit van 12 februari 1990 (Stcrt. 33) ingestelde Commissie AWACS anders besluit, wordt deze commissie geacht de commissie te zijn, bedoeld in artikel 16.
2. Totdat de Commissie AWACS, genoemd in het eerste lid, anders besluit, treedt het vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit door deze commissie vastgestelde reglement van orde in de plaats van het reglement van orde, bedoeld in artikel 17.
3. Het besluit van Onze Minister van 12 februari 1990 houdende samenstelling en taakstelling commissie AWACS, wordt ingetrokken.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Margaretha de Boer
Uitgegeven de tweede februari 1995
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Op grond van hoofdstuk VIII Andere geluidszones van de Wet geluidhinder kan bij algemene maatregel van bestuur worden voorzien in de zonering van de luchtvaartterreinen, die in het buitenland gelegen zijn, maar waarvan het invloedsgebied zich uitstrekt over Nederland. Ter uitvoering van dit hoofdstuk zijn de in de Duitse Bondsrepubliek gelegen vliegbases Laarbruch, Brüggen en Wildenrath gezoneerd bij het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg.
Het onderhavige besluit voorziet in de zonering van de eveneens in de Duitse Bondsrepubliek gelegen vliegbasis Teveren/Geilenkirchen, voor zover het invloedsgebied is gelegen op Nederlands grondgebied. Met name het grondgebied van de gemeenten Brunssum en Onderbanken ligt binnen de directe invloedssfeer van de basis. De basis wordt sedert begin 1982 gebruikt voor de uitvoering van patrouillevluchten met vliegtuigen van het type E-3A, een speciaal tot dit doel gemodificeerde versie van het straalverkeersvliegtuig Boeing 707–320B. De patrouillevluchten vormen een bestanddeel van het Airborne Early Warning And Control System (AWACS), dat een onderdeel vormt van het totale NAVO-verdedigingssysteem. Daarnaast vinden vanaf de vliegbasis vliegbewegingen plaats met onder andere trainingsvliegtuigen (B707 vliegtuigen zonder radar-schotel vergelijkbaar met de E-3A vliegtuigen), militaire transportvliegtuigen, passagiersvliegtuigen, zakenvliegtuigen en helicopters.
In het Voorlopig Indicatief Meerjaren Programma Geluid 1980–1984 (Kamerstukken II 1979/80, 15 860, nrs. 1–2, blz. 69 en 76) is voor het eerst een – overigens voorlopige – geluidszone opgenomen. Bij de berekening is gebruik gemaakt van geluidgegevens van de Starlifter C-141A, een met de AWACS E3A vergelijkbaar vliegtuigtype. Onduidelijkheid over andere voor de berekening van de geluidszone van belang zijnde gegevens, zoals vliegroutes, vliegprofielen in combinatie met het geselecteerde motorvermogen, spreiding rond de nominale vliegroutes en vliegprofielen, aantallen vliegbewegingen en de verdeling daarvan over routes, profielen en tijdstippen – noopte tot een voorlopige zone.
Na voortgezet overleg tussen het Ministerie van Defensie en de betrokken NAVO-instanties over vliegprogramma en -procedures kon in mei 1980 een aanzienlijk kleinere geluidszone worden vastgesteld, waarbij bij de berekening wederom is gebruik gemaakt van geluidgegevens van de Starlifter C-141A.
De geluidgegevens van de AWACS-E3A, zijn in 1981 aangeleverd door het Aerospace Medical Research Laboratory van de Amerikaanse luchtmacht. Aangezien deze geluidgegevens kleine verschillen vertoonden met de voorheen gebruikte geluidgegevens, is een berekening van de geluidszone uitgevoerd met deze nieuwe geluidgegevens. Bij die berekening zijn voorts de andere invoergegevens wat gewijzigd in verband met enkele aanpassingen tussen de aantallen vliegbewegingen door startende en landende vliegtuigen.
De volgende uitgangspunten voor de berekening van de geluidszone zijn gehanteerd:
a. het aantal vliegbewegingen over Nederland bedraagt gemiddeld 13,5 per etmaal;
b. de vliegbewegingen over Nederland in de nachtelijke uren en in het weekeinde blijven beperkt tot ongeveer 30 per jaar;
c. 2/3 deel van alle vliegbewegingen boven Nederland bestaan uit starts, waarbij midden tussen Schinveld (gemeente Onderbanken) en Brunssum wordt doorgevlogen (deze route wordt genoemd de 4° koerscorrectie naar het zuiden);
d. startende AWACS-vliegtuigen vliegen tussen Schinveld en Brunssum op een hoogte van ten minste 500 m; de hoogte van landende vliegtuigen tussen Schinveld en Brunssum ligt tussen 150 en 200 m.
De aldus berekende geluidszone (berekeningsnummer 820113215 950) is in januari 1982 bekendgemaakt.
De geluidszone, bedoeld in artikel 3 van het onderhavige besluit, is gelijk aan de geluidszone van januari 1982.
Ter vermijding van misverstanden zij opgemerkt dat de 13,5 vliegbewegingen per etmaal over Nederland een gemiddelde op jaarbasis is, gebaseerd op vliegbewegingen met de AWACS E3A, B707 trainings- of vrachtvliegtuigen en andere vliegtuigen van de vliegbasis Geilenkirchen.
Op verzoek van de gemeenten is besloten het aanbrengen van de benodigde geluidsisolatie vóór de ingebruikneming van het luchtvaartterrein Teveren/Geilenkirchen door AWACS-toestellen ter hand te nemen en zo mogelijk af te ronden. In dat kader is ook besloten naar analogie van de presanering krachtens de Luchtvaartwet – sanering of te wel het aanbrengen van geluidsisolatie vóór de vaststelling van de geluidszone – de geluidsisolatie aan te brengen vooruitlopend op de vaststelling van de zone bij algemene maatregel van bestuur. In 1981 is onder verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie met de presanering begonnen. Alle 279 woningen zijn inmiddels geïsoleerd. De kosten bedroegen circa f 10 miljoen.
De geluidszone, bedoeld in artikel 3 van dit besluit, heeft in beginsel geen gevolgen voor het door de gemeenten gevoerde ruimtelijk ordeningsbeleid, aangezien dit al geruime tijd is afgestemd op de planologische gevolgen van het gebruik van de vliegbasis door AWACS-vliegtuigen, zoals zichtbaar gemaakt in de geluidszone van januari 1982.
Zowel bij de sanering als bij het interimbeleid ter zake van de ruimtelijke ordening heeft de Interimbeleidscommissie-AWACS – ingesteld bij beschikking van 9 juni 1980 van de Staatssecretaris van Defensie en opgeheven op 16 juli 1990 – een belangrijke rol gespeeld. Daarna heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in overeenstemming met de Minister van Defensie naar analogie van de commissie ex artikel 28 van de Luchtvaartwet bij beschikking van 12 februari 1990 (Stcrt. 33) de Commissie AWACS Limburg ingesteld. Dit op verzoek van gedeputeerde staten van de provincie Limburg en van de gemeenten Brunssum en Onderbanken.
Bij de redactie van het onderhavige besluit is aansluiting gezocht bij het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg, zoals dat besluit laatstelijk bij besluit van 1 maart 1993 is gewijzigd. Er is ten opzichte van dat laatste besluit echter één belangrijke afwijking. Dit betreft het bevoegd gezag dat de hogere waarden vaststelt.
In het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg berust de bevoegdheid tot het vaststellen van hogere waarden bij de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. In het onderhavige besluit is deze bevoegdheid gelegd bij gedeputeerde staten. Overigens is deze wijziging minder ingrijpend dan op het eerste gezicht lijkt. In het systeem van het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg berust het initiatief tot vaststelling van de hogere waarden bij burgemeester en wethouders die gedeputeerde staten daaromtrent een voorstel doen. Gedeputeerde staten doen vervolgens een verzoek aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer omtrent de vaststelling van de hogere waarden en voegen bij hun verzoek een advies omtrent die vaststelling.
Gelet op het streven naar decentralisatie is er voor gekozen gedeputeerde staten de bevoegdheid tot vaststelling van hogere waarden te verlenen. Het onderhavige besluit sluit in dit opzicht aan bij de Wet geluidhinder. Ten opzichte van de rol die gedeputeerde staten hebben in het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg bij de vaststelling van hogere waarden is er geen sprake van een toename van de bestuurslast. Er is inmiddels een wijziging in voorbereiding van het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg. Bij deze wijziging zal het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg op het punt van de vaststelling van hogere waarden in overeenstemming worden gebracht met het onderhavige besluit. Buiten beschouwing blijft hier de hogere-waardenvaststelling op basis van de Luchtvaartwet. De decentralisatie van de bevoegdheid hogere waarden vast te stellen in dit besluit heeft daarop geen invloed.
De reeds eerder genoemde Interimbeleidscommissie-AWACS heeft ook een belangrijke rol gespeeld bij de beoordeling en afwikkeling van schadeclaims van de gemeenten Onderbanken en Brunssum, alsmede van particulieren naar aanleiding van het gewijzigde ruimtelijk beleid als gevolg van de sedert 1982 gehanteerde geluidszone. Tussen de raden van die twee gemeenten en de Staatssecretaris van Defensie zijn in 1988 convenanten gesloten omtrent de uitbetaling van schadevergoeding ten bedrage van f 955 260,13 respectievelijk f 1 053 990,- tegen finale kwijting van de ingediende schadeclaims. Van de door particulieren ingediende schadeclaims is er uiteindelijk één gehonoreerd ten bedrage van ruim f 5,5 miljoen en zijn de anderen afgewezen.
Aangezien het huidige gebruik van de vliegbasis niet noopt tot een wijziging van die zone, wordt de destijds gehanteerde zone thans uitsluitend wettelijk vastgesteld.
§ 2. Voorbereiding van het besluit
Een ontwerp-besluit zonering buitenlands luchtvaartterrein Zuid-Limburg is op 23 november 1993 in de Staatscourant bekendgemaakt (Stcrt. 225). Voorts zijn over dat ontwerp de raden van de gemeenten Brunssum en Onderbanken gehoord, alsmede de staten van de provincie Limburg. Uitsluitend deze overheden hebben hun zienswijze omtrent dit besluit schriftelijk kenbaar gemaakt.
De raden van de gemeenten Brunssum en Onderbanken onderschrijven in hun reactie tevens de opmerkingen van provinciale staten.
In deze paragraaf wordt uitsluitend aandacht geschonken aan die punten uit de reacties, die verband houden met het onderhavige besluit.
Het provinciaal bestuur en de twee gemeentebesturen stemden in met het neerleggen van de bevoegdheid tot het vaststellen van hogere waarden bij het college van gedeputeerde staten.
Naar aanleiding van de reacties is bij de regeling van de commissie, bedoeld in artikel 16 van het onderhavige besluit, wat betreft samenstelling, taken en bevoegdheden, nog meer aansluiting gezocht bij het Besluit van 12 februari 1990, houdende samenstelling en taakstelling commissie AWACS. Voorts is in artikel 21 van het besluit een voorziening getroffen die de bestaande commissie AWACS continueert, totdat de commissie anders besluit.
In verband met de reactie van het provinciaal bestuur is op het voornemen teruggekomen om in het besluit de zorg voor de instandhouding van het zonebewakingssysteem neer te leggen bij het provinciaal bestuur. In artikel 19 van het ontwerp-besluit blijft deze berusten bij de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Gelet op het feit dat er sprake is van een NAVO-luchtvaartterrein, is de Minister van Defensie betrokken bij de handhaving van de geluidszone.
Gelet op de reacties van het provinciaal bestuur en van beide eerder genoemde gemeentebesturen is in paragraaf 1 van de nota van toelichting wat meer aandacht geschonken aan de in het verleden gehanteerde invoergegevens bij de berekening van de in 1979, 1980 en 1982 bekendgemaakte geluidszones. Anders dan het provinciaal bestuur en beide gemeentebesturen veronderstellen dwingt het gebruik van de vliegbasis Geilenkirchen niet tot een herijking van de invoergegevens of tot een andere vaststelling van de geluidszone. Aangezien de geluidszone, bedoeld in artikel 3 van dit besluit, dezelfde is als de geluidszone van januari 1982 en deze zone het uitgangspunt is geweest voor het uitgevoerde geluidsisolatieprogramma is er evenmin aanleiding voor een herbeoordeling van dat uitgevoerde geluidisolatieprogramma.
Wat betreft de suggestie van het provinciaal bestuur om de taak van de commissie naar analogie van de taken van de commissie ex artikel 28 van de Luchtvaartwet uit te breiden met de zorg voor de registratie en behandeling van klachten ter zake van geluidsbelasting, veroorzaakt door op het luchtvaartterrein landende en opstijgende luchtvaartuigen, zij opgemerkt dat het registreren en behandelen van klachten ook niet is voorzien in de taakstelling van de commissies ex artikel 28 Luchtvaartwet welke voor de militaire luchtvaartterreinen in Nederland zijn ingesteld. In de commissie AWACS vindt thans een discussie plaats over de wijze waarop de registratie en afhandeling van klachten kan worden verbeterd. Indien deze discussie is afgerond kan worden bezien of een en ander gevolgen heeft voor de formulering van de taken van de commissie in artikel 16, eerste lid, van het onderhavige besluit.
§ 3. Artikelsgewijze toelichting
De definitie van «geluidsbelasting in Kosteneenheden» stemt overeen met het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg en is ontleend aan het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaartterreinen. In de begripsomschrijvingen van «andere geluidsgevoelige gebouwen» en «geluidsgevoelige terreinen» wordt onder deze begrippen datgene verstaan wat gebruikelijk is in de op de Wet geluidhinder gebaseerde uitvoeringsbesluiten.
Artikel 2 stemt overeen met artikel 1, tweede en derde lid, van het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg. Het artikel houdt verband met het gewijzigde artikel 157 van de Wet geluidhinder.
In artikel 3 is de zone aangewezen voor de vliegbasis Teveren/Geilenkirchen voor zover de invloedssfeer is gelegen op het grondgebied van de gemeenten Onderbanken en Brunssum. De vastlegging van de geluidszone is gebaseerd op gegevens met betrekking tot het aantal en de soort vliegbewegingen van de vliegbasis, van de vliegkarakteristieken en de gebruikte vliegtuigen en van de gevolgde vliegprocedures. In de bijlage bij dit besluit zijn op de kaart de geografische begrenzingen van de zone aangegeven, alsmede de geluidsbelastingslijnen binnen die zone. Binnen de zone en die geluidsbelastingslijnen zijn de in het besluit vastgestelde geluidsbelastingswaarden voor luchtvaartgeluid van toepassing.
De artikelen 4 tot en met 7 stemmen overeen met de artikelen 2a tot en met 2d van het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg. Zij houden verband met de nieuwe artikelen 108 tot en met 110 van de Wet geluidhinder.
Daargelaten de omstandigheid dat in dit besluit gedeputeerde staten de hogere waarden vaststellen, stemmen de artikelen 8 tot en met 13 inhoudelijk overeen met de artikelen 3 tot en met 7, 8a en 8b van het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg. De vaststelling van hogere waarden dient met de nodige terughoudendheid plaats te vinden. Toename van het aantal geluidgehinderden dient zo beperkt mogelijk plaats te vinden. Tegen die achtergrond moeten de criteria in artikel 8, derde, vijfde en zesde lid, worden toegepast. Zo kan bijvoorbeeld niet met een beroep op het criterium, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, onder d, een woonwijk – zelfs niet op bescheiden schaal – worden gerealiseerd ten behoeve van de in dat onderdeel bedoelde personen.
In artikel 11, derde lid, is een soortgelijke bepaling opgenomen als artikel 8, vierde lid. In artikel 11, vijfde lid, zijn de geluidsgevoelige ruimten van andere geluidsgevoelige gebouwen omschreven.
Artikel 15 stemt overeen met artikel 14 van het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg. Zij houden verband met de nieuwe artikelen 108 tot en met 110 en artikel 157 van de Wet geluidhinder.
Zoals in het algemeen deel van de nota van toelichting is opgemerkt, is er thans – naar analogie van de commissie ex artikel 28 van de Luchtvaartwet – een Commissie AWACS Limburg.
Door het opnemen van artikel 16 heeft deze commissie thans een wettelijke basis.
In paragraaf 2 van deze nota van toelichting is reeds opgemerkt dat de reacties van het provinciaal bestuur en van de besturen van de gemeenten Brunssum en Onderbanken aanleiding hebben gegeven de regeling van de commissie zoveel mogelijk gelijk te doen zijn aan de ministeriële instellingsbeschikking.
In paragraaf 2 van de nota van toelichting is reeds aandacht geschonken aan artikel 21 van het besluit, dat voorziet in een continuering van de bestaande commissie AWACS. Dit besluit heeft derhalve niet tot gevolg dat in plaats van deze commissie een nieuwe commissie wordt ingesteld. Ook bestaat er door dit besluit niet de noodzaak tot het opnieuw vaststellen van een reglement van orde. In artikel 21 is geen voorziening opgenomen voor de continuering van het secretariaat van de commissie, aangezien de personele bezetting een bevoegdheid is van gedeputeerde staten.
Ingevolge artikel 21, derde lid, wordt het Besluit van 12 februari 1990, houdende samenstelling en taakstelling commissie AWACS ingetrokken.
Ter bewaking van de reeds in de praktijk gehanteerde geluidszone – die zoals gezegd overeenstemt met de bij dit besluit vastgestelde zone – is een zonebewakingssysteem in dienst gesteld ter bewaking van de vastgestelde zone en ter voorkoming van overschrijding van de grenswaarde van de geluidsbelasting buiten de zone. Het systeem bestaat uit twee in 1989 door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer nabij Schinveld/Brunssum geplaatste geluidmeetpalen. Deze zijn bedoeld als akoestische teller van het aantal startende en landende vliegtuigen. Met onder meer deze gegevens wordt jaarlijks een geluidsbelastingscontour berekend en vergeleken met de nu vastgestelde zone. Daarnaast worden de vliegroutes geregistreerd door de FANOMOS-radar van de luchthaven Maastricht en worden gegevens over de vliegbewegingen door de vliegbasis bijgehouden. In artikel 19 is vastgelegd dat de financiële verantwoordelijkheid voor de instandhouding van het zonebewakingssysteem berust bij de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Naar verwachting bedragen de daaraan verbonden kosten jaarlijks zo'n f 100 0000,-.
In artikel 20 wordt vastgelegd dat de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer jaarlijks bijdraagt in de kosten van het secretariaat van de commissie en in de kosten van de vergaderingen van de commissie. Het bedrag is bepaald op jaarlijks f 20 000,-. In het tweede lid van dat artikel is voorts met het oog op de nodige flexibiliteit voorzien in een bepaling die de mogelijkheid biedt dat dit bedrag bij ministeriële regeling kan worden gewijzigd.
In artikel 20 is de bijdrage in de kosten afhankelijk gesteld van de instemming van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer met de begroting van de commissie. Gelet op de betrekkelijke geringe omvang van dit bedrag is daarvoor gekozen in plaats van voor instemming met de daadwerkelijke kosten.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Margaretha de Boer
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 14 maart 1995, nr. 52.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1995-38.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.