Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 1995, 378 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 1995, 378 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 24 april 1995, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 490217/95/6;
Gelet op artikel 16, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;
De Raad van State gehoord (advies van 5 juli 1995, no. W03.95.0206);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 20 juli 1995, Directie Wetgeving, nr. 506947/95/6;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren1 wordt als volgt gewijzigd:
In hoofdstuk 2 wordt tussen artikel 9a en artikel 10 een nieuw artikel ingevoegd, luidende als volgt:
1. Aan de gewezen rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding aan wie een invaliditeitspensioen krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet is toegekend, vermeerderd met een aanvulling als bedoeld in artikel F9 van die wet, wordt – indien de ziekten of gebreken uit hoofde waarvan hij blijvend ongeschikt is verklaard zijn ambt te vervullen in overwegende mate hun oorzaak vinden in de aard van de werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid zijn te wijten – een aanvullende uitkering verleend. Deze aanvullende uitkering is gelijk aan het bedrag dat nodig is om het invaliditeitspensioen, vermeerderd met de eerder genoemde aanvulling, te verhogen tot een van de mate van algemene invaliditeit (invaliditeitsgraad) afhankelijk percentage van de middelsom, bedoeld in artikel F6 van eerdergenoemde wet.
Bedoeld percentage bedraagt bij een invaliditeitsgraad van
80% of meer: 90,02%;
65 tot 80%: 73,31%;
55 tot 65%: 56,59%;
45 tot 55%: 45,01%;
35 tot 45%: 34,08%;
25 tot 35%: 22,5%;
15 tot 25%: 11,58% van de middelsom.
De aanvullende uitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand waarin de gewezen rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding de leeftijd van 65 jaar bereikt.
2. Indien aan de gewezen rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding een uitsluitend naar zijn diensttijd berekend invaliditeitspensioen krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet is toegekend en dat pensioen lager is dan het bedrag behorende bij een van de mate van algemene invaliditeit afhankelijk percentage van de middelsom als vermeld in het eerste lid, wordt hem in het geval, bedoeld in het eerste lid, een aanvullende uitkering verleend ten bedrage van het verschil. De aanvullende uitkering eindigt met ingang van de maand waarin de gewezen rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding de leeftijd van 65 jaar bereikt.
3. Aan de gewezen rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding die recht heeft op een wachtgeld als bedoeld in artikel K4 van de Algemene burgerlijke pensioenwet en die niet is herplaatst in een betrekking als bedoeld in artikel K2 van die wet, wordt in het geval, bedoeld in het eerste lid, na drie maanden een aanvullende uitkering verleend overeenkomstig die in het eerste lid, indien het bepaalde in artikel K4, eerste lid, van die wet niet van toepassing zou zijn en hem een invaliditeitspensioen zou zijn toegekend.
4. Indien het overlijden van een rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding dan wel van een voor een uitkering als bedoeld in de voorgaande leden in aanmerking gekomen gewezen rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding het rechtstreeks gevolg is van ziekten of gebreken als bedoeld in het eerste lid, wordt aan degene die in verband met dit overlijden krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet een pensioen geniet, een uitkering verleend ten bedrage van 18% van dit pensioen. De uitkering eindigt met ingang van de maand, waarin de overledene de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt, dan wel – indien de weduwe of de weduwnaar aan wie een pensioen werd toegekend hertrouwt – met ingang van de maand volgende op die van het hertrouwen.
5. Voor de toepassing van het bepaalde in dit artikel worden onder invaliditeitspensioen en pensioen mede begrepen een verhoging en toeslag als bedoeld in artikel A2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet alsmede een toeslag als bedoeld in artikel 10 van de Wet van 20 december 1984, Stb. 657.
Aan artikel 10 wordt, voor de punt, toegevoegd: , en met uitzondering van artikel 45 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Uitgegeven de zeventiende augustus 1995
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
In dit besluit wordt artikel 45 Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) uitgeschreven in het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Brra) en op zowel de leden van het openbaar ministerie, de gerechtsauditeurs en de raio's als de voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren (de procureur-generaal bij de Hoge Raad en de leden van de zittende magistratuur) van toepassing verklaard. Artikel 45 ARAR voorziet in hoofdzaak in een aanvullende uitkering op het invaliditeitspensioen van de ambtenaar in het bijzondere geval dat de «ziekten of gebreken uit hoofde waarvan hij blijvend ongeschikt is verklaard zijn betrekking te vervullen, in overwegende mate hun oorzaak vinden in de aard van de hem opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moest worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid zijn te wijten» (hierna: door het werk veroorzaakte invaliditeit). De aanvullende uitkering is bedoeld om in dat bijzondere geval een totaal-inkomen van – bij volledige algemene invaliditeit – ongeveer 90% van het zogenaamde «eindloon» te garanderen. De regeling gold wel voor de leden van het openbaar ministerie, gerechtsauditeurs en raio's (hierna: ARAR-ambtenaren), maar niet voor de leden van de zittende magistratuur (hierna: rechters). Deze ongelijkheid wordt in dit besluit rechtgetrokken.
Alle rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding vallen onder het begrip «ambtenaar» van de Algemene burgerlijke pensioenwet (artikel B1). Zij kunnen in geval van arbeidsongeschiktheid dan ook aanspraak maken op een invaliditeitspensioen op grond van die wet. In bovengenoemd bijzonder geval van door het werk veroorzaakte invaliditeit hebben echter uitsluitend de ARAR-ambtenaren daarenboven recht op de aanvulling van artikel 45 ARAR. Ingevolge artikel 2, onder c, van de Ambtenarenwet geldt titel III, dat de delegatiebasis voor het ARAR bevat, van de Ambtenarenwet immers niet voor voor het leven benoemde ambtenaren. Ingevolge artikel 10 van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren gold artikel 45 ARAR, zoals dit op 31 maart 1994 luidde, wel voor de leden van het openbaar ministerie, de gerechtsauditeurs en de raio's.
Aangezien deze ongelijkheid als ongewenst werd ervaren, hebben de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en de minister van justitie in de Overeenkomst arbeidsvoorwaarden voor de sector rechterlijke macht (contractsperiode 1.4.93–31.3.95) van 26 oktober 1993 (hierna: het Akkoord) afgesproken een gelijke regeling als in artikel 45 ARAR is opgenomen, op te nemen in de thans in bewerking zijnde Wet op de rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra). Daarbij is overeengekomen dat bij het van kracht worden van deze wet de regeling inzake aanvulling op het invaliditeitspensioen voor alle leden van de rechterlijke macht zal gelden (punt 3.1, Aanvulling op het invaliditeitspensioen).
Er is voor gekozen om de kwestie in eerste instantie op het niveau van een algemene maatregel van bestuur en pas later op dat van een wet in formele zin te regelen. Besloten is niet te wachten op de wetgeving in het kader van het zogenaamde OOW-project (Overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen), waarvan de inwerkingtreding op dit moment per 1 januari 1998 wordt voorzien. De reden voor een en ander is de volgende.
Hoewel niet uitdrukkelijk afgesproken, acht ik het redelijk om aan de regeling terugwerkende kracht tot en met de eerste dag van de maand volgende op die waarin het Akkoord is gesloten, dus 1 november 1993, te verlenen. Om de periode gedurende welke de financiële voorzieningen nog een (materieel-)wettelijke basis ontberen zo kort mogelijk te houden, dient op korte termijn een regeling te worden getroffen.
Daarom heb ik, in overeenstemming met het Sectoroverleg Rechterlijke Macht, besloten om vooralsnog artikel 45 ARAR uit te schrijven in een nieuw artikel 9b Brra, dat zal gelden voor alle rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding. Artikel 9b Brra zal overigens, evenals artikel 45 ARAR, met ingang van 1 januari 1996 ingrijpend gewijzigd worden in verband met de invoering per die datum, vooruitlopend op de invoering van de volledige OOW-wetgeving, van een zogenaamde WAO-conforme regeling voor alle overheidspersoneel.
Op dit moment zijn er geen gevallen bekend van rechters die op de nieuwe regeling aanspraak zouden kunnen maken. Naar verwachting zal ook in de toekomst het beroep op de regeling beperkt blijven. De uit de regeling voortvloeiende kosten worden gecompenseerd binnen de begroting van de rechterlijke organisatie.
Het nieuwe artikel 9b Brra is, op een enkele redactionele wijziging en aanpassing van de terminologie aan de sector rechterlijke macht na, identiek aan artikel 45 ARAR. Artikel 45 ARAR voorziet, zoals gezegd, in hoofdzaak in een aanvullende uitkering op het invaliditeitspensioen van de ambtenaar in geval van door het werk veroorzaakte invaliditeit. Voor een nadere inhoudelijke toelichting wordt verwezen naar de paragrafen 1 en 2 van het algemeen gedeelte van deze toelichting.
Met deze toevoeging aan artikel 10 wordt voorkomen dat artikel 45 ARAR, zoals dit op 31 maart 1994 luidde, op de leden van het OM, de gerechtsauditeurs en de raio's van toepassing blijft, waardoor de materie na inwerkingtreding van het onderhavige besluit voor hen dubbel zou zijn geregeld.
De terugwerkende kracht is toegelicht in paragraaf 3 van het algemeen gedeelte van deze toelichting.
De Minister van Justitie a.i.,
H. F. Dijkstal
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1995-378.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.