Besluit van 27 juni 1995, houdende regels inzake de verstrekking van gegevens ten behoeve van gemeentelijke belastingheffing (Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mw. A. G. M. van de Vondervoort, van 4 november 1994, nr. FBA94/U2085, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op artikel 246a van de Gemeentewet;

De Raad van State gehoord (advies van 1 maart 1995, nr. WO4940685);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mw. A. G. M. van de Vondervoort, van 22 juni 1995, nr. FO95/433, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL 1

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder informatieplichtige: degene die in het bezit is van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers waarvan de raadpleging, onderscheidenlijk de gegevens- en inlichtingenverstrekking van belang kunnen zijn voor de vaststelling van feiten die van invloed kunnen zijn op de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen, dan wel degene die van deze feiten kennis draagt, met dien verstande dat:

    a. voor de belastingen, bedoeld in de artikelen 220 en 221 van de Gemeentewet, slechts hieronder wordt begrepen: de eigenaar, bezitter, beperkt of persoonlijk gerechtigde of beheerder van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 220a van de Gemeentewet, dan wel van een woon- en bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 221 van de Gemeentewet, de eigenaar of beheerder van een energie- of waterleidingbedrijf, dan wel van een administratiekantoor dat ten behoeve van een van deze bedrijven werkzaam is;

    b. voor de belastingen, bedoeld in de artikelen 223 en 224 van de Gemeentewet, slechts hieronder wordt begrepen: degene die gelegenheid tot verblijf biedt dan wel de eigenaar of beheerder van een terrein waar gelegenheid tot verblijf wordt geboden, alsmede de eigenaar of beheerder van een energie- of waterleidingbedrijf, dan wel van een administratiekantoor dat ten behoeve van een van deze bedrijven werkzaam is;

    c. voor de belasting, bedoeld in artikel 226 van de Gemeentewet, slechts hieronder wordt begrepen: een kynologenvereniging, alsmede degene die zich hoofdzakelijk bezighoudt met de verzorging of diergeneeskundige behandeling of opvang van honden;

    d. voor de belastingen, bedoeld in de artikelen 228 en 229, eerste lid, van de Gemeentewet, slechts hieronder wordt begrepen: de eigenaar of beheerder van een energie- of waterleidingbedrijf, vuilverwerkingsbedrijf, reparatiebedrijf van schepen, vuilafvoerbedrijf of vuilstortplaats, alsmede van een rederij en een vervoers-, bevrachtings-, opslag-, overslag- of transitobedrijf, of van een verzekeringsmaatschappij, dan wel van een administratiekantoor dat ten behoeve van een van deze bedrijven werkzaam is;

    e. voor de belasting, bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, slechts hieronder wordt begrepen: de eigenaar of beheerder van een vuilverwerkingsbedrijf, vuilafvoerbedrijf of vuilstortplaats;

    f. in afwijking in zoverre van de onderdelen a en d, voor de belastingen, bedoeld in de artikelen 220, 221 en 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, hieronder tevens wordt begrepen: degene die onroerende zaken, dan wel roerende woon- en bedrijfsruimten vervaardigt.

  • 2. Informatieplichtig als bedoeld in het eerste lid zijn slechts degenen die voor de heffing van rijksbelastingen administratieplichtig zijn.

  • 3. Voor zover dit redelijkerwijs van belang kan worden geacht voor de uitvoering van dit besluit, gelden de in dit besluit genoemde bevoegdheden en verplichtingen ook buiten de gemeente.

ARTIKEL 2

Een informatieplichtige als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, die kennis heeft van, dan wel de beschikking heeft over naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de eigenaren, bezitters, beperkt of persoonlijk gerechtigden van een onroerende zaak, dan wel van woon- en bedrijfsruimten, is gehouden desgevraagd aan het college van burgemeester en wethouders:

a. deze gegevens en inlichtingen te verstrekken, of

b. de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter keuze van het college van burgemeester en wethouders – voor raadpleging beschikbaar te stellen.

ARTIKEL 3

  • 1. Een informatieplichtige als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel b, die kennis heeft van, dan wel de beschikking heeft over naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de eigenaren, bezitters, beperkt of persoonlijk gerechtigden van een roerende of onroerende zaak die dient tot verblijf dan wel de beschikking heeft over gegevens over de aansluitingen op nutsvoorzieningen van die zaken, is gehouden desgevraagd aan het college van burgemeester en wethouders:

    a. deze gegevens en inlichtingen te verstrekken, of

    b. de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter keuze van het college van burgemeester en wethouders – voor raadpleging beschikbaar te stellen.

  • 2. Een informatieplichtige als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel b, die kennis heeft van, dan wel de beschikking heeft over naam-, adres- en woonplaatsgegevens van degenen die verblijf hebben gehouden of gegevens betreffende het aantal dagen dat verblijf is gehouden of betreffende de overnachtingsprijs, is gehouden desgevraagd aan het college van burgemeester en wethouders:

    a. deze gegevens en inlichtingen te verstrekken, of

    b. de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter keuze van het college van burgemeester en wethouders – voor raadpleging beschikbaar te stellen.

ARTIKEL 4

Een informatieplichtige als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel c, die kennis heeft van, dan wel de beschikking heeft over naam-, adres- en woonplaatsgegevens van personen wier hond is geregistreerd, verzorgd, behandeld of opgevangen, is gehouden desgevraagd aan het college van burgemeester en wethouders:

a. deze gegevens en inlichtingen te verstrekken, of

b. de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter keuze van het college van burgemeester en wethouders – voor raadpleging beschikbaar te stellen.

ARTIKEL 5

Een informatieplichtige als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdelen d en e, die kennis heeft van, dan wel de beschikking heeft over naam-, adres- en woonplaatsgegevens van personen die voor openbare dienst bestemde gemeentebezittingen gebruiken dan wel genot hebben van gemeentelijke diensten, alsmede over gegevens betreffende de hoeveelheid water die door of vanwege een waterleidingbedrijf naar een woning of een bedrijf is toegevoerd, de soort en hoeveelheid vuil die van een woning of bedrijf door een vuilafvoerbedrijf is afgevoerd dan wel aan een vuilverwerkingsbedrijf of vuilstortplaats is aangeboden, het laadvermogen, de oppervlakte en de lengte van een vaartuig dat van de gemeentelijke haven gebruik heeft gemaakt, de soort en de hoeveelheid van de door een vaartuig te vervoeren of vervoerde zaken, alsmede over de tijd en het aantal keren dat door een vaartuig van een haven gebruik is gemaakt, is gehouden desgevraagd aan het college van burgemeester en wethouders:

a. deze gegevens en inlichtingen te verstrekken, of

b. de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter keuze van het college van burgemeester en wethouders – voor raadpleging beschikbaar te stellen.

ARTIKEL 6

Een informatieplichtige als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel f, die kennis heeft van, dan wel de beschikking heeft over gegevens betreffende de vervaardigingskosten van een roerende of onroerende zaak, is gehouden desgevraagd aan het college van burgemeester en wethouders:

a. deze gegevens en inlichtingen te verstrekken, of

b. de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter keuze van het college van burgemeester en wethouders – voor raadpleging beschikbaar te stellen.

ARTIKEL 7

Indien een belastingschuldige een verzoek heeft ingediend tot het verlenen van kwijtschelding van belasting op de voet van artikel 26 van de Invorderingswet 1990, is de rijksbelastingdienst gehouden desgevraagd gegevens en inlichtingen te verstrekken aan het college van burgemeester en wethouders over de inkomens- en vermogenspositie van de belastingschuldige, ten behoeve van de beoordeling van dit verzoek.

ARTIKEL 8

  • 1. De in artikel 47, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bedoelde verplichting geldt mede voor een administratiekantoor waarbij zich gegevensdragers bevinden van degene die, voor de belastingen, bedoeld in de artikelen 220, 221, 223, 224, 226, 228 en 229 van de Gemeentewet, gehouden is deze, of de inhoud daarvan, aan het college van burgemeester en wethouders voor raadpleging beschikbaar te stellen.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders stelt degene wiens gegevensdragers het bij een administratiekantoor vordert, gelijktijdig hiervan in kennis.

ARTIKEL 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

ARTIKEL 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 27 juni 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van der Vondervoort

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de elfde juli 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Paragraaf 1. Algemeen

Bij de parlementaire behandeling van de Invorderingswet 1990 en de Invoeringswet Invorderingswet 1990 is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (Unie) aangedrongen op het toekennen van dezelfde bevoegdheden aan gemeenten en waterschappen als die welke aan de rijksbelastingdienst zijn toegekend bij de heffing en invordering van belastingen. Als reden is aangegeven dat in toenemende mate problemen voor gemeenten en waterschappen ontstaan doordat zij voor de heffing en invordering van hun belastingen afhankelijk zijn van de medewerking van andere personen dan belastingplichtigen, die in het bezit zijn van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers waarvan raadpleging, gegevens- en inlichtingenverstrekking van belang kunnen zijn voor de heffing en invordering van gemeentelijke en waterschapsbelastingen van die belastingplichtigen. Indien deze personen om welke reden dan ook hun medewerking weigeren te verlenen is de heffing of invordering van de belasting veelal niet mogelijk, hetgeen verstrekkende financiële gevolgen voor de desbetreffende gemeente en het desbetreffende waterschap kan hebben.

Teneinde voor de gesignaleerde problemen een oplossing te bieden is in de Wet van 29 juni 1994 houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen tot aanpassing van de administratieve verplichtingen ten dienste van de belastingheffing en in verband daarmee wijziging van enige andere wetten (aanpassing van administratieve verplichtingen) een nieuw artikel 290a in de gemeentewet opgenomen. Bij de Invoeringswet van de wet materiële belastingbepalingen Gemeentewet is deze bepaling opgenomen in artikel 246a van de Gemeentewet. Op grond hiervan wordt bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld waarbij hetzij de artikelen 48, 52, 53, 54 of 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de artikelen 59 of 62 van de Invorderingswet 1990 met betrekking tot gemeentelijke belastingen onder bepaalde voorwaarden geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard, hetzij binnen het kader van de evenbedoelde artikelen passende zelfstandige voorschriften worden opgenomen voor specifieke situaties. Artikel 246a, tweede lid, van de Gemeentewet bepaalt dat die voorschriften in elk geval een omschrijving dienen te bevatten van degene op wie de verplichting rust, alsmede van de belasting ten behoeve waarvan de verplichting geldt. Ook dienen die voorschriften een omschrijving te vermelden van de aard van de te verstrekken gegevens en inlichtingen, van de aard van de gegevens die uit de administratie blijken of van het doel waarvoor het voor raadpleging beschikbaar stellen van gegevensdragers kan geschieden. Aan de hier beschreven tweede mogelijkheid wordt door onderhavige algemene maatregel van bestuur, met inachtneming van deze stringente uitgangspunten, invulling gegeven. Dat betekent dat door de gemeenten op grond van deze regeling voor de heffing en invordering van een beperkt aantal belastingen een beperkte gegevensverstrekking bij een beperkte groep personen, anderen dan de belastingplichtige, dwingend kan worden verlangd. Deze personen worden in onderhavige algemene maatregel van bestuur informatieplichtigen genoemd.

Bij de hier bedoelde belastingen behoeft trouwens niet per se als eerste aan de onroerende-zaakbelastingen te worden gedacht. Ook voor de oplossing van de vaak grote problemen bij de uitvoering en controle bij de hondenbelasting is onderhavige regeling een prima instrument. Overigens is het niet onwaarschijnlijk dat in een aantal gevallen een gemeente bij informatieplichtigen in een andere gemeente gegevens moet opvragen. Gedacht kan worden aan landelijk of regionaal opererende bedrijven waarvan het hoofdkantoor niet in de belastingheffende gemeente is gevestigd. Ook nutsbedrijven kennen veelal een regionaal werkingsgebied. Juist in deze gevallen kan de verplichting om ook buiten het grondgebied van de gemeente inlichtingen te verschaffen van groot belang zijn voor de uitvoering van de belastingheffing. Indien dat voor de taakuitvoering van de gemeente noodzakelijk is, dient er een mogelijkheid te zijn deze bevoegdheid ook buiten de gemeentegrenzen uit te oefenen. Uiteraard zaleen dergelijke uitoefening van bevoegdheden redelijkerwijs verlangd moeten kunnen worden voor de heffing en invordering van de desbetreffende gemeentelijke belastingen.

Op grond van artikel 126a van de Waterschapswet wordt door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat voorzien in een gelijksoortige regeling.

Paragraaf 2. Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel wordt aangegeven wat wordt verstaan onder de in paragraaf 1 genoemde informatieplichtige. De verplichtingen met betrekking tot gegevensverstrekking en het voor raadpleging beschikbaar stellen van gegevensdragers door die informatieplichtigen, komen qua strekking overeen met de wettelijke bepalingen ten behoeve van de belastingheffing en invordering ten aanzien van derden uit de AWR en de Invorderingswet 1990. Zij worden echter in dit artikel nader genuanceerd en afgestemd op de specifieke gemeentelijke belastingen. Dit houdt in dat slechts door met name genoemde personen of instanties met name genoemde gegevens en inlichtingen verstrekt moeten worden, dan wel met name genoemde gegevens voor raadpleging beschikbaar gesteld moeten worden, indien die voor de heffing en de invordering van met name genoemde gemeentelijke belastingen van belang zijn. Met betrekking tot de administratiekantoren die in een aantal artikelleden zijn genoemd, merken wij op dat deze uitsluitend zijn opgenomen in hun hoedanigheid als administratiekantoor van een genoemd bedrijf. Er is in dit kader geen zelfstandige verplichting voor deze kantoren om als zodanig gegevens te verstrekken over belastingheffing van derden.

Dit besluit kan niet tot gevolg hebben dat verplichtingen worden opgelegd die verder gaan dan die welke ingevolge de AWR kunnen worden opgelegd. Dientengevolge kunnen alleen personen die onder de werkingssfeer van artikel 53 AWR vallen worden geconfronteerd met de uit dit besluit voortvloeiende verplichtingen. In het tweede lid wordt dit met zoveel woorden tot uitdrukking gebracht. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om lichamen en natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefenen. Echter ook bijvoorbeeld incidentele ondernemers in het kader van de omzetbelasting vallen onder deze regeling.

Duidelijkheidshalve is in het derde lid met zoveel woorden in de tekst vastgelegd dat de in dit besluit neergelegde bevoegdheden en verplichtingen ook buiten de grenzen van de gemeente kunnen worden uitgeoefend, voor zover dit redelijkerwijs van belang kan worden geacht voor de uitvoering van dit besluit.

Artikel 2

Dit artikel ziet op het voor raadpleging beschikbaar stellen, onderscheidenlijk het verstrekken van naam-, adres- en woonplaatsgegevens van eigenaren of gebruikers van onroerende zaken en van woon- en bedrijfsruimten, die duurzaam aan een plaats gebonden en dienen tot permanente bewoning of permanent gebruik, doch die niet onroerend zijn. Bedoelde naam-, adres- en woonplaatsgegevens zijn aanwezig in de gebruikersadministraties van bijvoorbeeld energie- en waterleidingbedrijven, of van administratiekantoren die ten behoeve van deze bedrijven werken. Genoemde gegevensbestanden zijn volledig bijgewerkt in verband met de verzending van rekeningen aan de gebruikers van de nutsvoorzieningen. Daarnaast zijn gebruikersgegevens aanwezig bij eigenaren, beheerders of bezitters van onroerende zaken en van de hiervoor bedoelde niet onroerende woon- en bedrijfsruimten, die het gebruik al dan niet tegen betaling hebben afgestaan. Als gevolg van deze bepaling zijn deze eigenaren, beheerders of verhuurders verplicht gegevens over de gebruikers van bedoelde zaken aan de gemeente ter beschikking te stellen. Ook zijn bijvoorbeeld eigenaren, beheerders of verhuurders van garageboxen verplicht de namen van de huurders van die boxen aan de gemeente bekend te maken. Hetzelfde geldt voor eigenaren of beheerders van volkstuintjes.

Artikel 3

De heffing van forensenbelasting kan plaatsvinden van personen die in de gemeente meer dan negentig dagen nachtverblijf hebben, dan wel van personen die voor zichzelf of zijn gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. Uit het arrest van de Hoge Raad van 9 februari 1994, nr. 29 504, Belastingblad 1994, blz. 373, alsmede de (verwijzings-) uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden van 12 augustus 1994, nr. 240/94 (niet gepubliceerd), blijkt dat in de praktijk een informatieverplichting node wordt gemist. Het gaat daarbij vooral om huur of gebruik van stacaravans en andere roerende onderkomens. Naam, adres en woonplaatsgegevens zijn gewenst van degenen die anders dan kortstondig gelegenheid hebben om in een onderkomen te verblijven. Deze gegevens kunnen worden gevraagd aan degene die gelegenheid tot verblijf biedt, dan wel degene die eigenaar of beheerder is van een terrein waar gelegenheid tot verblijf wordt geboden. Hierbij kan worden gedacht aan een campinghouder of een exploitant van een bungalowpark. Deze gegevens dienen uiteraard uitsluitend te worden overgelegd indien deze in de administratie aanwezig zijn. Nadat de belanghebbende is opgespoord, kan vervolgens bij hem worden geïnformeerd omtrent de aard van het onderkomen, zulks om te beoordelen of dit een gemeubileerde woning is. Deze informatie kan ook worden gevraagd bij nutsbedrijven, waar gegevens beschikbaar zijn over levering van nutsvoorzieningen zoals electriciteit, gas en water.

De heffing van toeristenbelasting vindt meestal plaats op basis van het aantal dagen dat verblijf met overnachting wordt gehouden. De hoogte van het verschuldigde belastingbedrag wordt berekend op basis van het tarief per overnachting. De gemeente die toeristenbelasting heft van degene die verblijf houdt, is voor de verstrekking van deze gegevens afhankelijk van de verblijfsbieder. Indien de gevraagde gegevens in de administratie van de verblijfsbieder aanwezig zijn, moeten gegevensdragers voor raadpleging beschikbaar worden gesteld.

Artikel 4

De doeltreffendheid van de heffing en invordering van hondenbelasting hangt in belangrijke mate samen met de mogelijkheden die gemeenten hebben om de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de eigenaar, bezitter of houder van de hond te traceren. Hiervoor gebruiken gemeenten verschillende methoden, zoals het toezenden van aangiftebiljetten aan personen die vermoedelijk belastingplichtig zijn en het verspreiden van voorlichtingsmateriaal en inlichtingenformulieren. Daarnaast worden in veel gemeenten steeksproefsgewijs controles uitgevoerd. De aankondiging dat een dergelijke controle zal plaatsvinden is voor bepaalde groepen hondenbezitters een stimulans om zich als belastingplichtige kenbaar te maken. De bestaande opsporingsmogelijkheden blijken in de praktijk echter verre van optimaal te zijn. Ze zijn eenvoudig te omzeilen, arbeidsintensief en dus kostbaar. Nog steeds doet een groot aantal houders van honden hiervan geen aangifte bij de gemeente.

Teneinde meer vat op namen en adressen van bovengenoemde personen te krijgen wordt de verplichting in het leven geroepen voor eigenaren of beheerders van kynologenverenigingen, en degenen die zich hoofdzakelijk bezighouden met de verzorging, verpleging of opvang van honden gegevensdragers voor raadpleging beschikbaar te stellen. Deze verplichting richt zich derhalve onder andere op eigenaren of beheerders van dierenasiels, kennels, dierenpensions en hondenverzorgingsinstituten, zoals hondenkap- en trimsalons.

Artikel 5

De bepaling van de hoogte van het verschuldigde bedrag is bij de rechten, bedoeld in de artikelen 228 en 229, eerste lid, van de Gemeentewet afhankelijk van een groot aantal verschillende omstandigheden. Daarom is in dit artikel voor een aantal heffingen aangegeven door wie welke gegevens en inlichtingen moeten worden verstrekt, dan wel welke gegevensdragers voor raadpleging beschikbaar moeten worden gesteld. Voor alle rechten is het belangrijk informatie te verkrijgen over degene die gemeentebezittingen gebruikt dan wel genot heeft van gemeentelijke diensten.

Bij de rioolrechten is er dikwijls een koppeling met de hoeveelheid water die wordt toegevoerd naar een woning of bedrijf. Dit gegeven is bekend bij het waterleidingbedrijf of een nutsbedrijf dat de levering van het water verzorgt. Voor de bepaling van het verschuldigde bedrag is de gemeente afhankelijk van deze gegevens.

Bij de reinigingsheffingen kan de soort, de afgevoerde hoeveelheid vuil of een combinatie van deze elementen worden gebruikt ter bepaling van de hoogte van de op te leggen aanslag. Het is bijvoorbeeld niet ongebruikelijk dat voor bouw- of sloopafval een andere tariefstelling wordt gehanteerd dan voor bedrijfsafval. Voor het verkrijgen van gegevens omtrent de soort of de hoeveelheid afgevoerd afval is de gemeente afhankelijk van de verstrekking van gegevens door degene die het vuil vervoert of verwerkt. Ook zijn gegevens over soort en hoeveelheid vuil bekend bij eigenaren of beheerders van vuilstortplaatsen.

Bij de havengelden en ook bij de precariobelasting kan het verschuldigde bedrag op verschillende wijzen gerelateerd zijn aan het vaartuig. Het laadvermogen, de oppervlakte of de lengte van het vaartuig, alsmede de soort en de hoeveelheid te vervoeren of vervoerde goederen kunnen als basis worden genomen. Daarnaast is de tijdsduur en het aantal keren dat van de haven gebruik wordt gemaakt van belang voor de bepaling van het belastingbedrag. Gegevens hieromtrent zijn aanwezig in de administraties van vervoers-, bevrachtings-, opslag-, overslag- en transito-bedrijven. Ook verzekeringsmaatschappijen beschikken over een groot aantal gegevens die relevant kunnen zijn voor de bepaling van het belastingbedrag.

Artikel 6

Bij de onroerende-zaakbelastingen is de hoogte van de vervaardigingskosten (bouwkosten) een van de factoren die van belang kunnen zijn bij de bepaling van de waarde in het economische verkeer van een onroerende zaak. Voor de belastingen ter zake van woon- en bedrijfsruimten, die duurzaam aan een plaats gebonden en dienen tot permanente bewoning, doch die niet onroerend zijn, geldt hetzelfde. In sommige gevallen is het noodzakelijk de opgegeven vervaardigingskosten aan de hand van de administratie van degene die de betreffende zaak vervaardigt of heeft vervaardigd, te kunnen toetsen. Daarnaast is in tal van belastingverordeningen op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, (voornamelijk legesverordeningen) de hoogte van de verschuldigde rechten gekoppeld aan de hoogte van de bouwsom. Om op de hoogte van de door belastingplichtigen opgegeven bouwsommen controle uit te kunnen oefenen, is het noodzakelijk dat bouwbedrijven of aannemers gegevens en inlichtingen verstrekken of gegevensdragers voor raadpleging beschikbaar stellen.

Artikel 7

Deze bepaling is een uitwerking van artikel 62, derde lid, van de Invorderingswet 1990. In de gevallen dat een gemeente kwijtschelding op de voet van de Invorderingswet 1990 verleent, is het noodzakelijk de door de belastingschuldige verstrekte gegevens op hun betrouwbaarheid te kunnen toetsen. In dergelijke individuele gevallen is de medewerking van de rijksbelastingdienst onontbeerlijk. De op grond hiervan opgevraagde gegevens en inlichtingen worden door de rijksbelastingdienst kosteloos verstrekt.

Artikel 8

In dit artikel wordt de regeling van artikel 48 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen overgenomen. Dit artikel is van belang voor de steeds meer voorkomende situatie dat de belastingplichtige zijn administratie of andere gegevensdragers aan een derde (veelal een administratiekantoor) heeft gegeven. De bepaling wordt uitsluitend noodzakelijk geacht voor de heffing en invordering van de onroerende-zaakbelastingen, de roerende woon- en bedrijfsruimtenbelastingen, de forensenbelasting, de toeristenbelasting, de hondenbelasting, de precariobelasting en de rechten als bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet.

Indien burgemeester en wethouders de belastingplichtige om zijn administratie vragen, zal deze de administratie tijdelijk weg moeten halen bij het administratiekantoor, dan wel met het administratiekantoor moeten overeenkomen dat een ambtenaar de administratie bij het administratiekantoor mag inzien. In de praktijk komt het voor dat de belastingplichtige in een aantal gevallen niet desgevraagd de beschikking krijgt over zijn administratie, bijvoorbeeld omdat hij een nota van het administratiekantoor of boekhoudbureau nog niet heeft voldaan. Door de weigering van degene die de administratie onder zich heeft wordt het uitvoeren van de belastingwetgeving bemoeilijkt. Tegen deze achtergrond is het gewenst dat een voorziening bestaat die de gemeente in staat stelt rechtstreeks inzage van boeken en andere bescheiden te vragen bij de derde die deze onder zich heeft.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 8 augustus 1995, nr. 151.

Naar boven