Wet van 18 mei 1995, houdende wijziging van bepalingen van de Mediawet met het oog op de uitvoering van richtlijn nr. 89/552/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de Lid-Staten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten (PbEG L 298), en het stellen van overeenkomstige regels inzake de uitoefening van radio-omroepactiviteiten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Mediawet te wijzigen met het oog op de uitvoering van richtlijn nr. 89/552/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de Lid-Staten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten (PbEG L 298), en dat het voorts wenselijk is overeenkomstige regels te stellen inzake de uitoefening van radio-omroepactiviteiten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Mediawet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan onderdeel p wordt toegevoegd: of een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel jj door een puntkomma, worden de volgende onderdelen toegevoegd:

kk. Europese richtlijn: richtlijn nr. 89/552/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de Lid-Staten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten (PbEG L 298);

ll. het sponsoren van een programma-onderdeel: het verstrekken van financiële of andere bijdragen door een overheidsbedrijf of particuliere onderneming die zich gewoonlijk niet bezighoudt met omroepactiviteiten of met de vervaardiging van audiovisuele produkties, ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van een programma-onderdeel, teneinde de uitzending daarvan als programma-onderdeel te bevorderen of mogelijk te maken;

mm. sponsor: het overheidsbedrijf dat, of de particuliere onderneming die een programma-onderdeel sponsort;

nn. sponsorbijdrage: de door een sponsor verstrekte bijdrage.

B

In artikel 10, derde lid, onderdeel c, wordt na «abonneeprogramma» ingevoegd: of een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid,.

C

In artikel 43b, tweede lid, wordt «een verzoek wordt geweigerd, de termijn waarop beslissingen daarop worden genomen en de aansluiting bij de Stichting Reclame Code» vervangen door: de gevallen waarin de aanvraag wordt afgewezen, en de termijn waarop beslissingen op een aanvraag worden genomen.

D

Aan artikel 43c wordt, onder plaatsing van de aanduiding «1.» voor de tekst, een nieuw tweede lid toegevoegd:

  • 2. Lokale en regionale omroepinstellingen die programma-onderdelen als bedoeld in artikel 43a verzorgen, dragen er zorg voor dat zij rechtstreeks of door middel van een belangenorganisatie aangesloten zijn bij de Nederlandse Reclame Code of een vergelijkbare door de Stichting Reclame Code tot stand gebrachte regeling en ter zake onderworpen zijn aan het toezicht van de Stichting Reclame Code. Zij tonen dit aan door middel van een aan het Commissariaat voor de Media over te leggen schriftelijke verklaring van de Stichting Reclame Code.

E

Aan artikel 50, achtste lid, wordt een zin toegevoegd: In het programma van de Stichting Etherreclame wordt geen gebruik gemaakt van subliminale technieken.

F

In artikel 51, eerste lid, wordt «artikel 50, tweede lid,» vervangen door: de artikelen 50, tweede lid, 54 en 54a.

G

Na artikel 52 worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 52a

  • 1. De programma-onderdelen van instellingen die zendtijd hebben verkregen, kunnen worden gesponsord.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, worden de volgende programma-onderdelen niet gesponsord:

    a. programma-onderdelen, bestaande uit nieuws, actualiteiten of politieke informatie;

    b. programma-onderdelen die in het bijzonder bestemd zijn voor minderjarigen beneden de leeftijd van twaalf jaar;

    c. programma-onderdelen waarin ten behoeve van consumenten informatie wordt verstrekt over produkten of diensten.

Artikel 52b

  • 1. In afwijking van de eerste volzin van artikel 52, tweede lid, worden aan het begin of aan het einde van een gesponsord programma-onderdeel van een instelling die zendtijd heeft verkregen, ter informatie van het publiek alle sponsors vermeld.

  • 2. Met betrekking tot een gesponsord programma-onderdeel voor televisie duurt de vermelding van de sponsors in totaal ten hoogste vijf seconden. De vermelding gebeurt door middel van naam, handelsmerk, logo of beeldmerk. Voor zover de vermelding niet plaatsvindt op de aan- of aftitelrol, bestaat zij uitsluitend uit stilstaande beelden. De vermelding is niet beeldvullend en is voorts zodanig vormgegeven dat zij niet voldoet aan de definitie van reclameboodschap, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel r.

  • 3. In een gesponsord programma-onderdeel worden geen produkten of diensten van een sponsor getoond of vermeld, indien deze een sponsorbijdrage in geld heeft verstrekt.

Artikel 52c

Indien een gesponsord programma-onderdeel uit het buitenland is aangekocht en aldaar ten behoeve van het buitenlandse publiek reeds als programma is uitgezonden, zijn de artikelen 52a en 52b slechts van toepassing, voor zover de sponsorbijdragen worden verstrekt ten behoeve van de aankoop van het programma-onderdeel door de instelling die zendtijd heeft verkregen.

H

Na artikel 53 wordt een nieuw artikel 53a ingevoegd:

Artikel 53a

  • 1. Een instelling die zendtijd heeft verkregen, neemt in haar programma geen films op binnen een termijn van twee jaar na de aanvang van de exploitatie daarvan in de bioscopen in een van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen of in een van de overige Staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. Deze termijn bedraagt één jaar in geval van coprodukties van films waaraan de desbetreffende instelling die zendtijd heeft verkregen, heeft meegewerkt.

  • 2. De rechthebbenden op de film en de desbetreffende instelling die zendtijd heeft verkregen, kunnen bij overeenkomst afwijken van het eerste lid.

I

Artikel 54 wordt vervangen door:

Artikel 54

  • 1. Instellingen die zendtijd hebben verkregen, besteden ten minste vijftig procent van hun zendtijd voor televisie aan programma-onderdelen die kunnen worden aangemerkt als Europese produkties in de zin van artikel 6 van de Europese richtlijn.

  • 2. Instellingen die zendtijd hebben verkregen, besteden ten minste tien procent van hun zendtijd voor televisie aan programma-onderdelen als bedoeld in het eerste lid, die niet zijn geproduceerd door:

    a. de desbetreffende instelling die zendtijd heeft verkregen, of een andere instelling die een programma verzorgt;

    b. een rechtspersoon waarin een instelling die een programma verzorgt, al dan niet door middel van een of meer van haar dochtermaatschappijen, een belang van meer dan vijfentwintig procent heeft;

    c. een rechtspersoon waarin twee of meer instellingen die een programma verzorgen, al dan niet door middel van een of meer van hun onderscheidene dochtermaatschappijen, te zamen een belang van meer dan vijftig procent hebben; of

    d. een vennootschap waarin een instelling die een programma verzorgt, dan wel een of meer van haar dochtermaatschappijen, als vennoot volledig jegens schuldeisers aansprakelijk is voor de schulden.

  • 3. Ten minste een derde deel van de programma-onderdelen, bedoeld in het tweede lid, is niet ouder dan vijf jaar.

  • 4. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende programma-onderdelen voor televisie buiten beschouwing gelaten:

    a. programma-onderdelen, bestaande uit nieuws;

    b. programma-onderdelen die betrekking hebben op sport;

    c. programma-onderdelen die het karakter van een spel hebben, met uitzondering van programma-onderdelen van culturele of educatieve aard, die mede het karakter van een spel hebben;

    d. het teletekstprogramma van de Stichting, bedoeld in artikel 17.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op de Stichting Etherreclame, instellingen die zendtijd hebben verkregen voor lokale omroep, overheidsinstellingen, kerkgenootschappen, genootschappen op geestelijke grondslag en politieke partijen en groeperingen.

Artikel 54a

  • 1. Instellingen die zendtijd hebben verkregen, besteden ten minste veertig procent van hun zendtijd voor televisie aan oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige programma-onderdelen.

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing op de Stichting Etherreclame, overheidsinstellingen, kerkgenootschappen, genootschappen op geestelijke grondslag en politieke partijen en groeperingen.

J

In artikel 55, eerste lid, wordt «de artikelen 26, 43a en 52» vervangen door: de artikelen 26, 43a, 52 en 52b.

K

In artikel 55a, eerste lid, wordt «de Stichting» telkens vervangen door: het dagelijks bestuur van de Stichting.

L

Na artikel 56 wordt een nieuw artikel 56a ingevoegd:

Artikel 56a

  • 1. Onverminderd artikel 52a, tweede lid, mogen instellingen die zendtijd hebben verkregen, sponsorbijdragen uitsluitend rechtstreeks van de sponsors en door middel van een schriftelijke overeenkomst bedingen of aanvaarden.

  • 2. Instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep, doen binnen één week na de totstandkoming van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, doch in ieder geval vóór de beoogde datum van uitzending van het programma-onderdeel waarop de overeenkomst betrekking heeft, een afschrift hiervan toekomen aan het dagelijks bestuur van de Stichting.

  • 3. Indien het dagelijks bestuur van de Stichting een dergelijke overeenkomst in strijd acht met het gemeenschappelijke belang van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep, en het dagelijks bestuur van de Stichting dit binnen twee weken na ontvangst van het afschrift van de overeenkomst, doch in ieder geval vóór de beoogde datum van uitzending van het programma-onderdeel waarop de overeenkomst betrekking heeft, schriftelijk heeft medegedeeld aan de instelling die de overeenkomst heeft overgelegd, neemt deze instelling het programma-onderdeel waarop de overeenkomst betrekking heeft, niet in haar programma op, tenzij de overeenkomst wordt ontbonden of gewijzigd.

  • 4. Indien de overeenkomst wordt gewijzigd, zijn het tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Instellingen die zendtijd hebben verkregen, bedingen of aanvaarden geen sponsorbijdragen van personen, bedrijven of instellingen:

    a. die zich voornamelijk bezighouden met de produktie of verkoop van sigaretten of andere tabaksprodukten;

    b. die zich voornamelijk bezighouden met de produktie of verkoop van geneesmiddelen of het verrichten van medische behandelingen, die in Nederland uitsluitend op doktersvoorschrift verkrijgbaar zijn, onderscheidenlijk verricht mogen worden; of

    c. die gebruik maken van namen, handelsmerken, logo's of beeldmerken die tevens worden gebruikt door personen, bedrijven of instellingen als bedoeld in onderdeel a of b, of daarmee een zo sterke gelijkenis vertonen dat het publiek redelijkerwijs de indruk krijgt dat het mede de naam, het handelsmerk, het logo of het beeldmerk van een persoon, bedrijf of instelling als bedoeld in onderdeel a of b betreft.

  • 6. Indien een gesponsord programma-onderdeel uit het buitenland is aangekocht en ten behoeve van het buitenlandse publiek reeds als programma is uitgezonden, is dit artikel slechts van toepassing, voor zover de sponsorbijdragen worden verstrekt ten behoeve van de aankoop van het programma-onderdeel door de instelling die zendtijd heeft verkregen.

M

Aan artikel 61 wordt, onder plaatsing van de aanduiding «1.» vóór de tekst, een nieuw lid toegevoegd:

  • 2. Onverminderd artikel 56a, kan de Stichting Etherreclame ten behoeve van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep, werkzaamheden verrichten die verband houden met het sponsoren van de door hen verzorgde programma-onderdelen.

N

Na artikel 61 wordt een nieuw artikel 61a ingevoegd:

Artikel 61a

De Stichting Etherreclame draagt er zorg voor dat zij aangesloten is bij de Nederlandse Reclame Code of een vergelijkbare door de Stichting Reclame Code tot stand gebrachte regeling en ter zake onderworpen is aan het toezicht van de Stichting Reclame Code. De Stichting Etherreclame toont dit aan door middel van een aan het Commissariaat voor de Media over te leggen schriftelijke verklaring van de Stichting Reclame Code.

O

Na artikel 64a worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 64b

  • 1. Onverminderd artikel 64, aanhef en onderdeel d, brengen instellingen die zendtijd hebben verkregen, een programmastatuut tot stand waarin ten minste waarborgen zijn opgenomen voor de redactionele onafhankelijkheid van hun werknemers, belast met de samenstelling van de programma's, ten opzichte van de sponsors.

  • 2. Dit artikel geldt niet voor overheidsinstellingen, kerkgenootschappen, genootschappen op geestelijke grondslag en politieke partijen en groeperingen.

Artikel 64c

  • 1. Instellingen die zendtijd hebben verkregen, brengen jaarlijks schriftelijk verslag uit aan het Commissariaat voor de Media omtrent de inkomsten uit sponsorbijdragen, de gesponsorde programma-onderdelen en de hoedanigheid van de sponsors, gespecificeerd per programma-onderdeel.

  • 2. Het Commissariaat voor de Media kan nadere regels stellen omtrent de inrichting van het verslag, de termijn waarbinnen het verslag moet worden uitgebracht, en de periode waarop het verslag betrekking heeft.

P

Artikel 66, onderdeel e, wordt vervangen door:

e. abonneeprogramma's en programma's als bedoeld in artikel 167, eerste lid; en

Q

Aan artikel 69 wordt een nieuw derde lid toegevoegd:

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de verzorger van een abonneeprogramma die valt onder de bevoegdheid van een van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen, niet zijnde Nederland, of van een van de overige Staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

R

Artikel 71, derde lid, wordt vervangen door:

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur worden voor verzorgers van programma's als bedoeld in artikel 66, onderdeel d, ten aanzien van deze programma's regels gegeven ter uitvoering van de artikelen 10 tot en met 18 van de Europese richtlijn, onverminderd artikel 20 van de Europese richtlijn.

  • 4. Het bepaalde krachtens het derde lid is niet van toepassing op de verzorger van een programma als bedoeld in artikel 66, onderdeel d, die valt onder de bevoegdheid van een van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen, niet zijnde Nederland, of van een van de overige Staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

S

In artikel 71a wordt onderdeel b vervangen door:

b. zij valt onder de bevoegdheid van Nederland;

T

In artikel 71e, eerste lid, onderdeel b, wordt «de artikelen 71i, onderdeel b, 71k en 71l» vervangen door: de artikelen 71i, 71k en 71l.

U

Artikel 71g, tweede lid, wordt vervangen door:

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur worden voor commerciële omroepinstellingen ten aanzien van televisieprogramma's regels gegeven ter uitvoering van de artikelen 4 tot en met 7 en 10 tot en met 18 van de Europese richtlijn. Bij deze algemene maatregel van bestuur kunnen over deze onderwerpen tevens overeenkomstige regels worden gesteld ten aanzien van radioprogramma's.

V

Artikel 71i wordt vervangen door:

Artikel 71i

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven met betrekking tot de betaling van voorschotten op hetgeen een commerciële omroepinstelling die toestemming heeft verkregen, ingevolge deze wet aan Onze Minister verschuldigd zal zijn.

W

Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid wordt vervangen door:

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur worden voor verzorgers van een abonneeprogramma voor televisie ten aanzien van deze programma's regels gegeven ter uitvoering van de artikelen 4 tot en met 7 en 10 tot en met 18 van de Europese richtlijn. Voor zover regels worden gegeven ter uitvoering van de artikelen 4 tot en met 6 van de Europese richtlijn, zal rekening worden gehouden met het bijzondere karakter van abonneeprogramma's.

2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt «andere reclame-uitingen» vervangen door: sponsorbijdragen.

X

Na artikel 73 wordt een nieuw artikel 73a ingevoegd:

Artikel 73a

Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 72 en 73 is, met uitzondering van artikel 72, eerste lid, niet van toepassing op de verzorger van een abonneeprogramma die valt onder de bevoegdheid van een van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen, niet zijnde Nederland, of van een van de overige Staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Y

Na artikel 134 wordt een nieuw artikel 134a ingevoegd:

Artikel 134a

  • 1. Bij de uitoefening van hun taak dragen de leden en medewerkers van het Commissariaat voor de Media een legitimatiebewijs bij zich.

  • 2. Onverminderd artikel 1, eerste en tweede lid, van de Algemene wet op het binnentreden, tonen zij hun legitimatiebewijs desgevraagd aanstonds.

  • 3. Het legitimatiebewijs bevat een foto van het lid of de medewerker van het Commissariaat en vermeldt in ieder geval diens naam en hoedanigheid.

Z

In artikel 135, eerste lid, wordt na «artikel 52,» ingevoegd «artikel 52a, artikel 52b,», wordt na «artikel 56, eerste lid,» ingevoegd «artikel 56a,» en vervalt «artikel 71i, aanhef en onderdeel a,».

AA

Artikel 138 wordt vervangen door:

Artikel 138

De leden van het Commissariaat voor de Media en de door hen daartoe aangewezen medewerkers van het Commissariaat zijn bevoegd inlichtingen te verlangen van instellingen die een programma voor binnenlandse omroep, een abonneeprogramma of een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid, verzorgen, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 138a

  • 1. De leden van het Commissariaat voor de Media en de door hen daartoe aangewezen medewerkers van het Commissariaat zijn bevoegd inzage te verlangen van zakelijke gegevens en bescheiden van instellingen die een programma voor binnenlandse omroep, een abonneeprogramma of een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid, verzorgen, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2. Zij zijn bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken.

  • 3. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, zijn zij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.

Artikel 138b

  • 1. De leden van het Commissariaat voor de Media en de door hen daartoe aangewezen medewerkers van het Commissariaat zijn bevoegd alle plaatsen te betreden die in gebruik zijn bij instellingen die een programma voor binnenlandse omroep, een abonneeprogramma of een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid, verzorgen, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2. Zij zijn bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door de leden van het Commissariaat zijn aangewezen, voor zover dit voor het doel van het betreden redelijkerwijs nodig is.

Artikel 138c

Iedere instelling die een programma voor binnenlandse omroep, een abonneeprogramma of een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid, verzorgt, is verplicht medewerking te verlenen aan het Commissariaat voor de Media bij de uitoefening van diens bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 138, 138a en 138b.

Artikel 138d

Instellingen die een programma voor binnenlandse omroep, een abonneeprogramma of een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid, verzorgen, bewaren gedurende twee weken na de uitzending opnamen van hun uitgezonden programma's. Zij stellen deze opnamen desgevraagd ter beschikking van het Commissariaat voor de Media.

Artikel 138e

  • 1. De artikelen 138 tot en met 138d zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de Wereldomroep.

  • 2. De artikelen 138 tot en met 138d zijn niet van toepassing op de verzorger van een abonneeprogramma of een programma als bedoeld in artikel 167, eerste lid, die valt onder de bevoegdheid van een van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen, niet zijnde Nederland, of van een van de overige Staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

BB

Artikel 139 wordt vervangen door:

Artikel 139

Iedere instelling die zendtijd heeft verkregen, draagt er zorg voor dat de leden van het Commissariaat voor de Media en de door hen daartoe aangewezen medewerkers van het Commissariaat desgevraagd inzage verkrijgen in – en kopieën kunnen maken van – de zakelijke gegevens en bescheiden van de bedrijven of ondernemingen die hebben meegewerkt aan de verzorging van haar programma-onderdelen, voor zover dat voor de vervulling van de toezichthoudende taak van het Commissariaat met betrekking tot de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 52, 52a, 52b, 55, 56 en 56a door de instellingen die zendtijd hebben verkregen, redelijkerwijs nodig is.

CC

Artikel 167, derde lid, wordt vervangen door:

  • 3. Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 69, tweede lid, 72, 73, vierde en vijfde lid, en 73a is, met uitzondering van de laatste zin van artikel 73, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing op een programma als bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijk op de verzorger van een programma als bedoeld in het eerste lid.

DD

In artikel 167A, eerste lid, onderdeel c, wordt de komma na «verleend» vervangen door een puntkomma en vervalt «onverminderd artikel 167, derde lid;».

EE

Na artikel 168 wordt een nieuw artikel 169 ingevoegd:

Artikel 169

Onze Minister stelt regels ter uitvoering van de artikelen 12, 15 en 16 van de Europese richtlijn, voor zover naar het oordeel van Onze Minister een of meer van deze artikelen niet, niet voldoende, niet juist of niet tijdig zijn uitgewerkt in de Nederlandse Reclame Code of in een vergelijkbare door de Stichting Reclame Code tot stand gebrachte regeling, dan wel de Stichting Reclame Code in gebreke blijft met het toezicht daarop.

FF

Na artikel 170a wordt een nieuw artikel 171 ingevoegd:

Artikel 171

Wijzigingen van de Europese richtlijn treden voor de toepassing van artikel 54 in werking met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven.

GG

In artikel 175 wordt in de eerste zin na «64, tweede lid,» ingevoegd: 71, derde lid, 71 g, tweede en derde lid, 72, derde lid,.

ARTIKEL II

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 18 mei 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. Nuis

Uitgegeven de zevenentwintigste juni 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1994, 386, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23  december 1994, Stb. 946.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1993/94, 1994/95, 23 752.

Handelingen II 1994/95, blz. 2854–2879; 2896–2897.

Kamerstukken I 1994/95, 23 752 (199, 199a, 199b, 199c).

Handelingen I 1994/95, blz. 1190–1192.

Naar boven